125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 158

conflict met deputaten

Vervolgens stelde de faculteit de principiële kant van de zaak aan de orde. Kern daarvan was dat de beraadslagingen over een gehouden examen plaats vinden in een besloten vergadering, waartoe deputaten formeel geen toegang hebben. Wel had de faculteit het op prijs gesteld dat ze daarbij aanwezig zouden zijn. ‘Maar indien zulke beraadslagingen in het geding komen, dan zou de faculteit zich tot haar leedwezen genoodzaakt zien voortaan buiten tegenwoordigheid van Deputaten haar besprekingen te houden.’ Deputaten verweerden zich door in hun repliek op te merken dat zij inderdaad slechts op uitnodiging van de faculteit de examina bijwoonden. Meermalen was hun ook verzocht hun gevoelen kenbaar te maken.132 De verwijzing naar tentamina door de faculteit geschiedde meestal met het oog op een rechtvaardiging van het judicium tegenover deputaten. Nu de faculteit echter had gedreigd voortaan zonder deputaten te beraadslagen, wilden deputaten niet afwachten, maar achtten ze het aan de eer der kerken verplicht de beraadslagingen niet meer te zullen bijwonen. ‘Het afsnijden van dit overleg ... zal naar hun meening weinig bevorderlijk zijn aan de goede verstandhouding welke Deputaten op zoo hoogen prijs stelden en hen nopen, bij eventueel bezwaar een anderen weg te volgen, die zij liever hadden vermeden.’ De faculteit antwoordde in een brief van 14 oktober 1924 met een verwijzing naar het contract.133 Daarin wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat het toezicht van deputaten zich voor wat de faculteit betreft in haar geheel uitstrekt tot de geschiktheid van haar onderwijs om op te leiden tot de dienst des Woords in de Gereformeerde Kerken, en voor wat betreft de personen die aan de faculteit onderwijs geven, over hunne getrouwheid in leer en leven aan de belijdenis der Gereformeerde Kerken. Om dit toezicht te kunnen uitoefenen hadden deputaten naar Artikel 7 van het contract onder meer het recht om examens bij te wonen. Dat had geen ander doel dan om deputaten in staat te stellen te beoordelen in hoeverre de hoogleraren trouw waren aan de belijdenis en in hoeverre uit deze examens bleek dat het onderwijs, door de faculteit gegeven, geschikt was voor de opleiding tot de dienst des Woords. Van een recht om mee te spreken over het judicium was geen sprake. Daartegen zouden ook grote bezwaren bestaan. Aan de universitaire graad is geen effectus ecclesiasticus toebedeeld. Daarom moesten

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 157

157

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen