GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 258

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 258

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

van elenctiek naar godsdienstwetenschap

en zondige ontwikkeling van de natuurlijke Godskennisse ... in haar innerlijke onhoudbaarheid te doen uitkomen.’59 Het ging om de kunst van het weerleggen. Inderdaad een program: Kuyper nam hiermee afstand van de wijze waarop de godsdienstwetenschap in de negentiende eeuw werd beoefend. De bekendste vertegenwoordiger in Nederland daarvan was C. P. Tiele, wiens wetenschappelijk streven er op gericht was de ontwikkelingswetten van de godsdienst op te sporen, en daarmee de sleutel die hem de oorspronkelijke, ware godsdienst zou kunnen doen vinden. Achter Kuypers standpunt daarentegen ligt de gedachte dat de godsdiensten hun wortel hebben in de sensus divinitatis, maar door de zonde geworden zijn tot een pseudo-religie. De elenctiek behoort dan ook tot de ‘anti-thetische vakken’. In de tweede plaats komen de niet-christelijke godsdiensten bij Kuyper voor in het aanhangsel over de niet-theologische vakken ‘die met het organisme der theologie in enger verband staan’.60 In dit geval: de geschiedenis der pseudo-religie. Dit vak behoort volgens Kuyper thuis in de letterenfaculteit en kan het beste door een theoloog worden gegeven. Zover was het echter nooit gekomen. In de eerste jaren van het bestaan der faculteit werd aandacht besteed aan de niet-christelijke godsdiensten door Hoedemaker, Kuyper en Geesink onder de naam historia idololatriae. Vanaf 1894 heette het vak, conform de Encyclopaedie, historia pseudo-religionis. Na het overlijden van Geesink werd het vak afwisselend door verschillende hoogleraren gegeven. Mulder kan zich overigens niet herinneren dat er in zijn studietijd (1936-1941) aandacht aan de niet-christelijke godsdiensten werd besteed.61 Met J. H. Bavinck veranderde de toon. Van jongs af aan was hij geraakt door het mysterie van het mens-zijn en door het evangelie. Het mag typerend genoemd worden dat hij in de samenvattende slotbladzijden van zijn boek Religieus besef en christelijk geloof daarmee begint. De algemene openbaring, aldus Bavinck, ‘grijpt ieder mens aan, maakt hem tot “een die kent”, in “wie de onzienlijke dingen openbaar zijn”, en stempelt daardoor het leven van ieder mens tot een tweegesprek of een worsteling met God. Dat is de diepste kern van het bestaan van ieder mens’.62 Zo heeft Bavinck zichzelf verstaan, zo heeft hij ook zijn medemens verstaan. Ten aanzien van de zending betekende dit dat het accent niet zo zeer lag op de godsdienst als systeem (zoals bij Kuyper), maar op de concrete, religieuze mens.63 Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn geschriften, ook wanneer ze gaan over niet-christe-

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 257

257

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 258

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's