Israëlitische Oudheidkunde en Archaeologia Sacra - pagina 46
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van hoogleeraar in de Semietische Talen en Letteren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
17 Trjv
aoÜTog
nóXtp [63] 'tri
xocTia
Hier wordt verondersteld,
rijg
axtjug Xtmoftivyg, enz.
dat Israël in Davids dagen ook de
Benedenstad weer kwijt w a s ; wat met Richt. 19 : 12 overeenstemt. Voorts is op te merken dat Josephus hier de Bovenstad, als Jebusietische burg,
<iy.o« noemt, welken naam hij in eene
latere periode aan de Benedenstad, als Syrische burg, geeft. De TOS van I I Sam. 5 : 8 wordt hier door J o s e p h u s opgevat als (puQu/%, wat M o m m e r t (t. a. p. bl. 67 — 68) verstaat van het Tyropoeon-dal tusschen Boven- en Beneden-Sion. Is nu dit alles (wat mij niet onwaarschijnlijk voorkomt) juist, zoo
moet hier
even worden opgemerkt, dat het begrip „stad
Davids" toch eenige verschuiving heeft ondergaan, schoon van veel minder begrip
ingrijpenden
Sion. Eenerzijds
aard dan vloeit
Jebusietenburg, d. w. z. het dat
oorspronkelijk
uit
de verschuiving van het het
gezegde voort, dat de
ommuurde
gedeelte hunner stad,
(I Sam. 5 : 7, 9;
I Chron. 11 : 5, 7) den
naam „stad Davids" ontving, alleen de Bovenstad (Boven-Sion) omvatte. Anderzijds blijkt b.v. uit het feit, dat men van Davids huis „opging" naar Arauna's dorschvloer ( I I Sam. 24 : 18), dat de stad Davids daarna ook lagere, in casu meer oostelijke gedeelten moet hebben omvat. Dienovereenkomstig vat J o s e p h u s
den
in I Sam. 5 : 9 (I Chron. 11 : 7) vermelden bouw op als uitbreiding der vesting. Ant. V I I , 3 , 2 (ed. Naber, vol. I I pag. 97) [ 6 6 ] . . . . /lavldfjg hier
TTJV
de Benedenstad,
TUVCO
TTÓXIV
ntXQCtkafiütv xai rijv
UVQOIV
wijl tegengesteld aan de Bovenstad —
ovvüxpug avTfi IjrohjOcV tp oojuce xuï Ticoirti/iaag tmptXjjTijP TWV TH%&V
xaréazTjatv liaocfiov. Bij deze opvatting kon de Bovenstad
naar David genoemd worden als haar veroveraar en de Benedenstad
eveneens
naar
hem
als
haar
bevestiger.
Het
laatste
spraakgebruik treffen w e aan in I Maccabeen. Over de aangehaalde uitspraken van J o s e p h u s meen ik te moeten oordeelen als volgt: Ingeval hij geene andere bronnen had dan het Oude Testament, zoo verdienen ze gewaardeerd te worden als weldoordachte conjecturen van een competent beoordeelaar. Terwijl hare waarde nog aanmerkelijk stijgt, indien hij (wat volstrekt niet onmogelijk is) ze uit andere oude bronnen heeft geput.
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1905
Inaugurele redes | 48 Pagina's