De beteekenis der wetsidee voor rechtswetenschap en rechtsphilosophie - pagina 38
Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
37
"Gegenstand der Erkenntnis", als product van wetenschappelijk denken. Maar deze stelling was in principe het grond-dogma van het geheele oude humanistische natuurrecht, gelijk Sander terecht in het licht heeft gesteld, ook al is de wetenschappelijke methode in critischen zin gewijzigd! Het positivisme wordt dus door het postulaat van de souvereiniteit van het denken zelf in de armen van het natuurrecht en daarmede in een onontwijkbare impasse gedreven. Of dit nu een minimum van natuurrecht is, gelijk Kelsen met nadruk poneert, is op zijn minst genomen zeer twijfelachtig. Doordat het z.g. positieve recht in een natuurrechtelijke norm wordt gefundeerd, is het met één slag in merg en gebeente natuurrechtelijk geworden. Want alle Stufen van het recht appelleeren ter laatste instantie op dien natuurrechtelijken grondslag. De geheele rechtsorde is een natuurrechtelijk denkproduct geworden. Kelsen zelf schrijft, dat het materiaal van wetgeving, verordening, rechtspraak etc. niet a priori recht is, maar eerst tot recht wordt door de rechtshypothese, waardoor het a ls recht wordt begrepen 39). "Recht ist was die Rechtswissenschaft als wahr erkennt" 40) . Deze eene uitspraak van Merkl typeert de geheele denkrichting. Deze fundamenteele antinomie laat zich in haar fatale consequenties vervolgen tot in het hart der rechtswetenschappelijke theorie. In het probleem der rechtskracht, de crux van alle logicistische rechtstheorie openbaart zij zich in dezen ontstellenden vorm, dat voor Kelsen en Merkl "de vraag of nietigheid (in juridischen zin) aanwezig is of niet, een vraag van de rechtslogica" is, die "door het verstand van ieder oordeelend individu, niet echter autoritair door den staat, beslist wordt" 41). Alle positiefrechtelijke voorschriften hebben voor Kelsen's rechtstheorie a priori dezelfde waarde, zoodat ieder positiefrechtelijk gebrek de handeling van een staatsorgaan a priori nietig maakt. Dit is inderdaad de consequentie der logicistische theorie, en een consequentie, mogen we er bij voegen, die de rechtsorde qua talis opheft, daar ze haar moet overleveren aan den keur van ieder individueel verstand. Immers wat voor de handeling van het staatsorgaan geldt, moet a priori ook voor wet, verordening en contract gelden. In alle gevallen, waarin aan een rechtsnorm, van een hoogere Rechtsstufe bezien, een positiefrechtelijk gebrek zou kleven, kan Kelsen's "Normlogik" consequent slechts een juridisch "niets" aannemen. Maar hier komt de theorie in onverdragelijke antinomie met het positieve recht zelf, dat ook aan verordeningen resp. wetten, welke in strijd met voorschriften der wet, resp. der grondwet zijn uitgevaardigd, in 't eerste geval voorloopige, in 't laatste geval zelfs definitieve rechtsgeldigheid verbindt, voorzoover althans aan den rechter de toetsing der wetten is onttrokken. Ook de z.g. "nietige" rechtshandelingen (men denke aan de vernietiging ex nunc of ex tunc), hebben wel degelijk rechtsgevolgen. De juridische nietigheid is toto coelo verschillend van een logische nietigheid, zij draagt een niet te loochenen teleologisch karakter 42) .
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926
Inaugurele redes | 114 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926
Inaugurele redes | 114 Pagina's