1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 48
40
Laar beperking niet altijd toeschrijven aan klimatologische oorzaken of aan den bodem. Men zou om het uitsterven te verklaren, ook den nadruk kunnen leggen op catastrophen. Dit is door Cuvier uitgesproken. Zijn Cataclysmen-theorie is bekend. De voorstelling was, dat na een zeker rustig tijdperk groote revoluties, catastrophen, de dieren vernietigden, Daarna verschenen er andere weer uit gebieden, welke aan die omwentelingen niet hadden deelgenomen. Men lette op: de dieren werden niet opnieuw geschapen. Dat is door Cavier's leerlingen en voJgelingpn wel aldus voorgesteld, Cuvier zelf zegt het niet. In zijn ,,Discours préliminaire. Recherches sur les ossements des Quadrupèdes" zijn plaatsen te vinden, waar de algemeen heerschende meening omtrent zijn nieuwscheppingen, voldoende weerlegd wordt. Lyell ging van de aanname uit dat in de voorhistorische tijden de natuur weinig of geen andere „wonderen" deed, dan ze nog heden ten dage doet. Hij volgde 't voetspoor van den Schotschen geoloog Hutton, van wien 't bekende woord is: The present is the key to the past". Lyell's actualisme kwam in de plaats van Cuvier's theorie. Zijn ideeën van langzame veranderingen vormden eigenlijk de basis van de Descendentieleer (Mojsisovicz). In Engeland hield men na Cuvier vrij lang aan de voorstelling vast, dat de Zondvloed van groote beteekenis zou geweest zijn, maar Lyell en na hem Darwin, hebben door hun overtuigende geschriften voorgoed de geesten beheerscht en elk biologisch denken in hun richting geleid. Thans zijn er weer onderzoekers opgestaan, die zich verzetten tegen de voorstellingen van Lyell. We herinneren hier aan de Amerikaansche geologen E. O, Ulrich ^) en Charles Schuchert ^) en W. Salomon [Heidelberg), een der redacteuren van de Geologische Rundschau'). Hij noemt de idee, dat zich in de geologie a'les zou afgespeeld hebben „mit der schneckenhaften Langsamkeit" onjuist. „De natuur werkt bij den opbouw en den afbraak van geologische vormingen niet als bij den groei van een boom, waar zij jaar uit, jaar in, gelijk werkt, maar zij rust langen tijd uit en gebruikt dan al hare krachten in relatief korten tijd.
^) E. O. Ulrich. Revision of the Palaeozoic Systems. Bulletin of the Geological Society of Amerika 22 t911. ^) Ch. Schuchert and Josef Barell. Revision der Qcologischen Zeittafel fiir Nord-Amerika. Araer. Journ. Sc. 37. 1914. ^] W. Salomon. Tote Landschaften und der Gang der Erdgeschichte. Heidelberg 1919.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's
![1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 48](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/orgaan-cvng-geloof-en-wetenschap/1924-orgaan-van-de-christelijke-vereeniging-van-natuur-en-geneeskundigen-in-nederland/1924/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's