1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 28

20 litteratuur en hij citeert zeer veel de meest eminente autoriteiten in dit land en in Europa." „Wanneer men" — schrijft Miller — ,,de geschriften leest van Price die een aangenamen literairen stijl heeft en de auteursgave om de zaken populair voor te stellen, dan moet men het betreuren, dat deze talenten niet voor een meer lofwaardig doei gebruikt worden, en moet men zich verwonderen over de geestesgesteldheid van een man, die zoo goed in de litteratuur is doorgedrongen en toch nog aan zulke belachelijks meeningen vasthoudt." Nu interesseert ons niet zoozeer de vraag, of Price van een wetenschappelijk college lid is, maar meer, welke argumenten hij tegen verschillende geologische theorieën aanvoert. En dan blijkt, dat Price over een enorm feitenmateraal beschikt en met niets en niemand ontziende logica zijn conclusies afleidt. Het zou zeker voor de professoren Schuchert en Miller gepleit hebben, wanneer zij, in plaats van te schelden een poging gedaan hadden om de redeneering van Price te weerleggen. Price heeft in de laatste hoofdstukken van zijn leerboek der geologie geschetst hoe deze wetenschap zich de vorige eeuw heeft ontwikkeld. Werner, die van 1749—1817 leefde, heeft de theorie over de volgorde der verschillende aardlagen opgesteld. Al was Werner ontegenzeggelijk een zeer bekwaam mineraloog toch heeft zijn theorie niet lang stand gehouden. Von Zittel schrijft ervan; ,,Ongelukkigerwijze waren de waarnemingen van Werner begrensd tot een k^ein district, het Ertsgebergte en de omringende gedeelten van Saksen en Bohemen. En zijn chronologisch. schema van formaties was gegrond om de manier, waarop de gesteenten binnen deze nauwe grenzen voorkomen" ' ) . Werner meende dat verschillende gesteenten de aarde als bolschillen zouden omgeven. Het bleek al spoedig, dat deze bolschillentheorie niet over groote oppervlakten, laat staan over de geheele aarde kan worden toegepast. Zij werd dan ook prijs gegeven. William Smith (1769—1839) heeft het eerst voorgesteld den relatieven ouderdom der aardlagen te bepalen uit de fossielen, die zij bevatten. Later is deze methode om de aardlagen te identificeeren en te rangschikken vrij algemeen aangenomen, zij hel ')

BIJ Price, a. w. bladz. 594.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen