GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1931 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 8

Bekijk het origineel

1931 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 8

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

4 mannetje met de andersoortige paart ^), of ze vormen een tusschenvorm (intermediair), öf ze gelijken op één der ouders (het dominant zijn van den factor waarin de ouders onderling verschillen). Worden de bastaarden, die intermediair zijn, onderling gepaard, dan treedt een typische verscheidenheid in de 2e generatie (F.) op. Eén helft lijkt op elk der beide ouders, en de andere helft op de bastaard, volgens de formule 1:2:1. Bij den dominanten bastaard gelijken schijnbaar 3 der nakomelingen op een der ouders, tegen een op de andere ouders ( 3 : 1). Schijnbaar, want bij voortplanting blijkt slechts één volledig aan de ouders gelijk te zijn, de beide andere toonen hun bastaardnatuur. Hierbij is het onverschillig welke van de ouders het dominante kenmerk draagt. Dit verschijnsel werd in 1865 door den flugustiner Abt Mendel, leeraar aan het Köningsklooster te Brünn, verklaart, door aan te nemen dat de bastaard gameten vormt, die het bepaalde kenmerk in aanleg bezitten en andere die dat misten. En dat deze onderling verschillende gameten naar de waarschijnlijkheidswetten met elkaar zich konden vereenigen tot een zygote (bevruchte eicel). Op deze wijze kon men reeds een inzicht krijgen over hetgeen gebeuren zal als onderlinge voortplanting voortduurt. In de eerste generatie zijn alle individuen heterozygoot (bastaard); in de tweede generatie de helft; in de derde generatie een vierde en in de twintigste generatie een millioenste. Bij zelfbevruchting is het einde, dat de oorspronkelijke rassen weer tot het punt van uitgang teruggekeerd zijn, behoudens een minimum onderdeel. Bij kruising van ouders, die in twee kenmerken met elkaar verschilden, kon een zelfde onafhankelijke splitsing worden waargenomen. Er vormden zich vier verschillende gameten, die naar de waarschijnlijke wetten zich met elkaar kunnen vereenigen. Aldus 16 mogelijke combinaties doen zich hierbij voor, b.v. bij kruising van kippen met ras-zuivere rozenkam (RRpp) en ras-zuivere erwtenkam (rrPP), ontstaat een oastaard Fi met notenkam (RrPp). 1) Uitzonderingen kómen voor als er cryptomere factoren aanwezig waren ol' 2e bij polymere factoren, die heterozygoot zijn; 3e bij de complex heterozygoten b.v. Oenothera; 4e door uitwendigen factoren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1931

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 88 Pagina's

1931 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 8

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1931

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 88 Pagina's