De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 75
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
73 andere dan de Gereformeerde Theologie beoefend, aan de gevaren, die deze aanraking met zich brengt, niet ontkomen is. Doordat, om iets te noemen, niet SCHLEIERMACHER zelf, wiens theologische ethiek, al bespeurt men er ook den panthelstischen achtergrond zijner philosophie in, toch een ander karakter draagt, maar R O T H E de Güterlehre uit SCHLEIERMACHER'S phllosophische
ethiek in die der Theologie bracht, heeft hij er toe
meegewerkt, dat de tegenwoordige ethiek van vele Duitsche theologen het zedelijk leven als Güterlehre in de Culturaufgabe stelt.
Iets wat nog
bedenkelijker wending nam sedert men de Schriftleer van het Koninkrijk Gods ging vervluchtigen tot de leer van een rijk der humaniteit. Ik zou U ook kunnen wijzen op den invloed van HERBART'S philosophische ethiek van den smaak, van het zedelijk schoone op de theologische van MARTENSEN.
Doch genoeg, de gevaren zijn niet denkbeeldig.
Ik kan
mij dan ook evenzeer begrijpen, dat er stemmen opgaan die alle aanraking
niet
V^ ontraden.
deze nieuwere wijsbegeerte bij de beoefening der ethica
En toch, ik meen dat men niet verstandig zou doen met
dezen raad, hoe goed gemeend ook, op te volgen. Met VOETIUS moeten ook wij de philosophie als zoodanig, afgescheiden nu van het bijkomstige, niet verwerpen.
Immers de ethiek in de Gereformeerde Theologie heeft
• niet alleen de dogmatiek van noode, maar zooals onze E n c y c l o p a e d i c te recht schrijft, ook een phllosophische ethiek kan de theologische ethiek niet missen. Bestond er nu, wat D R . KUYPER daar ter plaatse noemt ,,een ^{)hilosophische ethiek die uit de realiteit der palingenesie opkomt" ^), dan zou de aanraking met de moderne ethica veel minder nood^g zijn. Zulk een philosophie is echter „im AVerden begriiïen", nog niet gereed, / en ook wat van Roonische zijde hier in onzen tijd gedaan is — ik denk aan STÖCKL, VICTOR CATHKEIN, TILMAN PESCH e. a.— kan, bij alle dankbare
waardeering, den Calvinist niet bevredigen, wijl, wat volkomen natuurlijk is en door mij allerminst als verwijt wordt bedoeld, ook in dezen geestes/ arbeid de controvers die tusschen Rome en de zonen van CALVIJN ligt V alles
beheerscht.
Bij ontstentenis van een phllosophische ethiek als
waarop D R . KUYPP:R doelt, en die ook den Calvinist bevredigt, is deze aanraking dus onvermijdelijk, al heeft dan ook de beoefening der ethiek in de Gereformeerde Theologie op haar hoede te zijn, juist wijl de nieuwere
1) E n e . d e r H. G o d g e l . Ill, p. 422.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's