GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 80

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 80

Rede bij de 54ste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

72 niet voor fouten vrijwaart. Ziehier een recent voorbeeld: „Deze opvatting nu zal het chaotisch door elkaar gebruiken ten gevolge hebben van vormen als hij en zij, [zijn en] ^ haar, welks en welker, die in de schrijftaal onmisbaar zijn en geregeld voorkomen in con« structies, waaraan de gemeenzame spreektaal geen behoefte heeft". De vrij erge stijlfout in deze zin zal ik, een mathematicus, niet aan een literator behoeven uiteen te zetten. Een Literator! Hoe is 't mogelik, amice, dat een literatuur* geleerde kan spreken van taaiverarming op zichzelf. Zo iemand, dan dient toch hij begrepen te hebben, dat taal niet op zichzelf arm of rijk is. Dat taal geen op zichzelf levend organisme is, maar telkens weer opnieuw levend wordt als uiting van mensen. Een taal wordt dus ook pas rijk of arm als uiting van rijker of armer geestesleven. Maar, nog eens, dit is onafhankelijk van het al of niet gebruik van synthetiese taalvormen. Heeft iemand stijlge* voel, dan zal hij een goede stijl kunnen schrijven zonder die vor* men; zo niet, dan zullen geen synthetiese konstrukties hem kun« nen redden. Met beste groeten", enz. — De brief is eigenlijk wat te lang voor een aanteekening. Maar hij is zoo typisch voor de houding van geleerde aanhangers van KoUewijn tegenover andersgezinden, dat ik over dat bezwaar heenstap. Op den inhoud wil ik niet uitvoerig ingaan; hier niet om de plaatsruimte, en overigens niet — behalve uit vrees voor de felle steken van „de Pater" — uit gebrek aan tijd. Mijn ambt legt altijd zoo ten volle beslag op mij, dat ik onmogelijk opdrach* ten van zulk een omvang, van zoo twijfelachtig nut, kan aanvaar* den, al komen zij ook van bevriende zijde. Ik wil alleen verschil* lende kenmerkende trekken van de oprechte KoUewijnianen, zooals die hier in kort bestek bijeen te vinden zijn, nog nader aanwijzen: 1. het onvoorwaardelijk geloof in De Vooys en Gerlach Royen; 2. de vaste overtuiging dat de beste taalgeleerden KoUewijniaan zijn, en de KoUewijnianen alleen de echte taalwetenschap in pacht hebben; 3. de minachting voor allen, die van ander inzicht zijn, als vanzelfsprekend onwetenschappelijk; en deze alleen in een gunstig geval tot medelijden om de verblinding verzacht; 5. de zelfverzekerdheid van eigen onfeilbaar weten en bewijzen; 6. de bewustheid van eiken tegenstander te kunnen verpletteren; 7. de zegevierende bestrijding van den tegenstander eerst zonder grond toegedichte stellingen; 8. de spot met zelfgemaakte onmogelijke consequenties of deducties (als hier over den stijl); 9. de eisch, dat ieder gewillig zal opgeven, wat de of een vereenvoudiger zegt. ^ Dit ontbreekt in den brief, maar staat wel in het adres van den Senaat der V. U., dat hier bedoeld wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934

Rectorale redes | 142 Pagina's

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 80

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934

Rectorale redes | 142 Pagina's