De plant in rust - pagina 16
Rede uitgesproken ter gelegenheid van de zesentachtigste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
Door toevoegen van gibbereUine aan deze korrels wordt de synthese van dit enzym gestimuleerd. Er komen steeds meer aanwijzingen, dat deze stimulering berust op een verband tussen gibbereUine en de nucletnezuurstofwisseling. Masuda en Yanagishima (6, 14) konden aantonen, dat toediening van gibberelünezuur aan weefselstukjes van verschillende planten of aan gist vóór of gelijktijdig met auxine, de auxinewerking verhoogt. Bhjkbaar brengt het gibberelünezuur de cellen in een toestand waarin zij gevoeüger zijn voor auxine. Worden weefselstukjes vóór de toediening behandeld met RNase, een enzym dat ribonucleinezuur afbreekt, dan reageert het weefsel niet meer op auxine. Hieruit concluderen Masuda en Yanagishima, dathet gibberelünezuur het gehalte van het ribonucleinezuur of RNA verhoogt. Dit werd bevestigd door een onderzoek, waarbij de proefobjecten werden geëxtraheerd met fenol. De extracten van met gibberelünezuur voorbehandelde objecten bevatten meer RNA en stimuleren de groeistofwerking van auxine sterker dan die van onbehandelde objecten. Hieruit en uit het feit, dat de auxinestimulering na voorbehandeling der extracten met RNase is verdwenen kan worden afgeleid, dat het RNA de werkzame factor ia het extract moet zijn. Wanneer wij met Vamer en Chandra (10) mogen aannemen, dat de door gibberelünezuur veroorzaakte RNA synthese een synthese van boodschapper RNA is, dan wordt ons het verband tussen gibbereUine en a-amylase vorming duidelijk. Deze amylase bestaat evenals de andere enzymen uit eiwit en heeft voor zijn vorming een eigen specifiek boodschapper RNA nodig. Wanneer deze onder invloed van gibbereUine wordt gesynthetiseerd, kan a-amylase worden gevormd. Op zijn beurt katalyseert dit enzym de omzettiag van het als zodanig voor de stofwisseling onbruikbare zetmeel in suikers, die als directe voedselbron voor het zich ontwikkelende embryo dienen. In het voorgaande is getracht U te laten zien, dat er een zekere mate van correlatie bestaat tussen de veranderingen van de groeiactiviteit gedurende de rustperiode en de concentraties van groei inhibitoren en -stimulatoren. Dit roept onmiddeUijk de vraag op, waardoor op hun beurt deze concentraties worden bepaald. Welke veranderingen worden er door de rustinducerende factoren in de betreffende organen veroorzaakt, waardoor deze er toe overgaan hun productie van inhibitoren te versneUen en die van de stimulatoren te vertragen of misschien zelfs stil te zetten. Maar ook na een afdoend antwoord op deze vraag is het probleem der groeiactiviteit niet opgelost. De groeisnelheid wordt niet aUeen bepaald 14
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1966
Rectorale redes | 21 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1966
Rectorale redes | 21 Pagina's