GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De plaats van den middenstand in het maatschapgelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van den middenstand in het maatschapgelijk leven.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Heeft de middenstarid nog recht van bestaan?

Op die vraag geven velen, en O'ok meni'geen in christelijke kringien, , een ontkennend antwoord, en bij idez-en leeft de mleening; , dat de tijd voor d'aze klasse in het maatschappelijk leven voorbij is. Hi| heeft zijn taak' veirvuld Hij' moet plaats maken voor anderen, dia dieze functie bieter en tot meer'deir heil van id© gemleenschap kunn'en verrichten, en tal van eGonomische ptrofeten voo-rspellen met ©en zekerheid, - die ''/ie middiemstanjders moet ontroeren; , hun spoedigen, socialen dood.

En... oveir dat steiven ver*heugt men zich.

Als deze pirofeten uitg'enoodig'd werden de grafrede uit te spreken, zouden ze het doen in zulken opgewekten en blijiden toon, dat g!e den ernst van het oogenblik zeker vergeet, want naar him inzicht is de middenstand tot schade van het maatschap^ pelijk leven. Hij is immeïs zo-o oneconomisch en onso-ciaal. Hij' maald het productieproces veel en veel duunder. Er blijft door al die winkeliers en klein-industrieelen zooveel aan den maat-en strijkstok hangen., Het leven zou veel goedkooper, en de distributie veel gelijlcmatig'er zijn, wan'neer dezei verbindingsschakel tusschen pr'oducent en consument wegviel, - en de midd-enstand voert heel wat overtollige menschen in 'de samenleving binnen, die .slechts - de algemeene ontwikkeling en welvaart belemmeren.

Dit geldt èn voor de klein-industrie èn voor den winkelstand.

Wat del eerste betreft meenien z'ij, wier gevoe-' len ik even aangaf, „dat het grootbiedrijf go-edkooper! kan pïoduoeeren dan de kleine middenstander, omdat uit den aard der zaak de kostprij's van af te leveren artikelen daalt, naarmatie de fabrikant door kapitaalkracht en grooter afzetgebied in staat is gro-otere ho'eveelheden op de maïkt te brengen. De groiot-industrieel kan zich de beste e'n goedkoopst werkende machines aanschaffen, hij is in staat zijn bedlijf zoo hygiënisch mogelijk in tè richten, kan doorgaans hoogere loonen uitkeeren en zal in de meeste gevallen zijn grondstoffen op gmistiger condities kunnen inslaan", (i)

Eenzelfde oordeel velt men over den hanideldrijvenden middenstand.

Die is ook overbodig.

Die klopt ons ihet 'geld uit den zak.

Hij is in het sociale leven ©en groote parasiet, , en idaarom acht men dit hat i-deaal „dat de goederen rechtstreeks door de producenten (landbouwers en fabrikanten) geleverd worden aan de consumenten of dat althans door coöpieratie — hetzij: der proiduoenten, betzij' der consumenten — flIe tusschenschakel woirdt uitgeschakeld. In verband met het p, arasitair karakter, dat men aan den handel drij venden middenstand of ten minste aan ©en groot 'deel daarvan toeschrijft, meent mien dat in de prijzen, welke doorgaans de eonsum'enten 'betalen moeten, een - deel begrepen js, dat de winst vormtvsn den hap.delaaïi en den winkelier, en dat geheel onevenredig is aan de beteekènis, welke deze personen ïn het productieproices innemen". Q-)

Daarom moet; de middenstand van het tooneel verdwijnen.

Hij moet vervangen door groot-kapitaal of coöperatie.

Volgens anderen móet de Staat of de Gemeente zijn taak ovetnemen, en wanneer men voor deze radicale opruiming terugdeinst, wil men in alle geval het aantal middenstanders beperken. Er zijn imm'ers veel te veel van deze mienschen. Zij' verdringen! elkaar, en mak'en voor elkande'r den levensstrijidj moeilijk. Hun overtolligheid werkt zeer imp'roductief en onsociaal, en ik herinner in dit verband aan het bekende voorbeeld, dat de heer Smeenk ook op het Tweede Christelijk-Sociaal Congres beeft genoemd (2), n.l. dat er in Hamburg ^ 4500 sigarenwinfceliers zijn; ; geteld. Dat beteekent, zoO' oordeelt de heer Smeenk, oneconomische distributie', en 'ditzelfde euvel openbaart zich ook, wanneer b.v. ten onzent veel te veel bakkers' hun brood aan den man trachten ta brengen.

Hierin moet verandering 'komen.

De middenstand moiet beperkt worden.

Of, wat veten liever willen, hij verdwijn© zoo spoedig mogelijk, en... wat zal er dan voor. hen, , die tot nu toe alleen consumenten waren, ©en heerlijke tijd aanbreken! Het lieve geld, dat eertijds in den zak van den middenstander verdween, kan nu in eige'n beuis blijven, en clez© winst kan, zij bet dan niiet geheel, dan toch voor het grootste deel, ten eigen bate wonden aangewend!

Het zal dan een lust zijn om te leven.

Alle leden tot klag'en valt dan weg.

Miisschien behoort dan iedere loonactie toit het vetleden, 'en zelfs voor da ondarwij'z'ers is de noodzakelijkheid van demonstratieve optochten wegge­ vallen !

Zal het ZOO' zijln?

Wacht ons zulk eentoekota'st?

Moet het dooidsum-voor den middenstand slaan? Als ik 0531 die vragen ©en antwoord geef, wil ik beginnen raat toe te stemmen, dat het surplus van middenstanders dikwerf onvoondeelig gewerkt heeft, al mag''daarbij niet vergeten, dat'de on-derlinge concurrentie, die deze overvloed bevorderde, ook haar lichtzij'den kende. Er zit zeer zeker iets waars in de opmerking van den heer Smeenk, e-n ik ihebin mijn vorig artikel op' het onsociale bedrijf van deze

parasieten ia het miiididieiastaiiidslevien reeds de aandacht igeiv> estig4 doch dit Hieeinl niet weg', dat hiiermed© niet de gansche middenstand geoordeeld e-n ten doode gedoemid is.

Ik kan deze stetrv^ensnooidzaak niet inzien.

Er is in onze maatschapipij nog wel terdege plaats voor den mididienstawd, en ik wijs, ter rerdedigiing van mijn gevoelen, op een drietal puinten. In die eei-sfce plaats noem ik een practische reden, waarover ), k in het eerste artikel reeds sprak, n.l. dat de middenstand ©en tusschenschakel in ons sociale leven vormt, di-e moeilijk kan gemist worden. Hij veïbindt producient 'en consument. Hij deelt de goederen uit de hooMbronnen orideT de verbruikers uit, , en deze arbeid is van de m'eest proiducLieve waarde. Want „wat haat hel dat er geproduceerd wordt, als de coaisument zulks niet weel, ol het wel wetende geen mi'ddelen bezit om die piroducten binnen zijn beneiik te bren, gen? Die dingen hebbén voor den consument geen waarde. Wielnu, de handel, en bijzonder de kleinhandel, brengt die waren binnen het beteiJc der consumenten, en vermeerdert dus wel degelijlk de waaïde ervan. De kleinhandel weet, waar zij' wordjein geproiduoeeTd, hoe zij moeten worden bewaard en verpakt". {^)

Hierin ligt d© productieve kracht van den middenstand.

De beweri; ng van de socialisten, dat met naane de handel geen productieve waardij! bezit, is dan ook onwaar, en de distributie der goederen, gelijk die door d© winkeliers geschiedt, is in onz© maatschappij „een zeer integreenend deel van den pro^ ductieven arbeid".

Tot dien arbeid is dan Oiok lang niet ieder bekwaam.

Hiervoor zijin nooldig uitnemende eigenschappen. Het is een fictie of... leugen, dat ieder winkelier kan wordien, en wie deze „koopmanslrwaliteiten" vasa nabij heelt gaidieg'eslagen, en nagaat van hoeveel beteefcenis zij^ geweest zijn en nog zijn voor ons sociial© leven, zal waarlijk den middens tajndj niet overbodig achten. En wat den industóeelen middenstand aangaat, zeker zijn arbeid draagt een ander karakter, maar men dient in de eerst© plaats in het oog te houden, dat, zooals ik in mijn eerste artikel heb uitBenigez: et, d© klein-induslrieel zelf de distributie der goederen, die hij' geproduceerd heeft, verzorgt, eni hierin op één lijn rnoet gesteld meL den winkelstand. En in de tweede plaats, de kleinindustrie is daarom van groot belang, omdat zij de gronidstoffen v©rvormt en meer geschikt maakt voor het gebruik van. dien consument.

Maar die middenstand maakt immers alles zoo duuT.

Hij weïkt immers zoo oneconomisch.

Was die tusschenschakel er niet, het leven zon veel goedfcooper zijn, doch gaan deze beweringeai wel op? Wordt alles werkelijk goedkooper wanneer idje middenstand verdwijlnt? Ik kan dit nog niet toestemmen, en de pïakLijk bewijst dat al deze voorspiegelingen weinig meer dan mooie leuzen zijn. In jde ©eirste plaats staat het allerminst vast, dat het groot-bedrijf gio©dkooper werkt, ein b.v. de confectie economisch beter is dan het handwerk. D^ goedlcoiopte mag! toch niet alleen geconcludeerd woïden uit de lag© prijzen, maar hangt ook samen met degelijkheid len kwaliteit der producten, en over 't algemeen kan het product der klein-indusLrie üe vergelijking m^et het fabriekswei'k uitniemend doorstaan.

Hietrbij komt nog iets.

In den laatsten üjd heeft d© klein-industrie zich doior 'de toepassing der eleotriciteit, tot grootere hoogte opgewerkt, en kan zij', doordat deze electrische kracht tamelijk goedkoop is in het gebruik, en geen gïoot kapitaal voor aanschaffing van machines eischt", de concurrentie van het groot-bedrijf beter weerstand bieden.

Maar er is nog een andere reden, waarom ik fle verdwijning van den middenstand geen zegen, doch een groot nadeel acht. Wajnneer hij zijn plaats ruimt, moet zijn functie door ©en ander worden overgenomen, en wat krijgen we dan voor de winkelieris in de plaats? Wel, een Tieirleger vam. ambtenaren en employés. Die taak van dën tegenwoordigen middenstand gaat idan immers oVer op staatsbedrijven en gemeentelijk© ©ixploitaties; op coöpieralieve vereenigingien ©n naamlooz© vennootschappen, en hiervoor zijn noodig direcbeunen en onder-directeurien, boekhouders en kassiers, inspecteurs en controleursi, klerken en schrijvers, verkoiopers en distribueerders, en' al die mienschen, (oi gelukkig verdwenen" distributietijd van reigeeringbureaux!) kosten zooveel geld, dat het voordeel van ; dezien maatscjiappijvorm waarlijk niet groot zal zijn.

De ptijzen zullen niet noemenswaard dalen.

Het leven woirdt er niet veel goedkooper op.

Dan blijft er nog meer aan den maat-en strijksLok hangen, en wanneer wij, bij lagere prijzen, misschien een deel van ons geld in den zak kunnen houiden, , moeten wij' het toch aan hoogere belastingen weer uitgeven.. En indien de coöperatie nu zoo voordeeligier wei'kt, hoe komt het dan, dat de meeste coöperaties leen kwijbend bestaan leiden, en met name in de volksbuurten vele klein-winkeliers een goed stuk hïPOiod verdienen?

In dit opziciht zij men voorzicjhjtig met voorspellingen.

A1 die vooirspTOgielimgen vin(i> n weinig steun in de teahtieiit.

De natuur is hier sitierker d'aai de leer.

Over een tweede argument voor de bestendiging van den middenstand hoop ik de volgende week te schrijven.


(1) Ik citeer hier Mr. J. A. de Wilde, Overheid en Middenstand, Proces-Verbaal' van het Tweede Chris!; elijk.Sociaal Congres, p. 93, 94.

(2) Proces-Verbaal, p. 113.

(3) Aengeuent, Sociologie, p. 273.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

De plaats van den middenstand in het maatschapgelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1920

De Reformatie | 8 Pagina's