GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Christelijk element in de practijk van ons middelbaar onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Christelijk element in de practijk van ons middelbaar onderwijs.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Wanneer ik, na iets gezegd te hebben over de uiterlijk waaïneiembarie kenmerken van het Ch middelbaar onderwijs, nu overga tot de minder gemakkelijk te oindei'kennen elementen, dan is daar in de eerste plaats de' keuze van de leerstof en haar behandeling. Wat de be-uze betreft, is men natuurlijk niet geheel vrij: de wet spreekt daarin een bielangrijk woord miee. Maar toch laat ze speelruimte genoeg, vooral in de literaire vakken. En nu hoef ik natuurlijk niet ne betoogen, dat men in die valdcen geen , anti-Christelijke auteurs moet kiezen. lintaers dat spreekt, dunkt me, vanzelf. En geschriften, die opzettelijk den godsdienst bestrijden, zullen ook op' de openbare gymnasia en H. B. S.en wel niet gelezen worden. Maar wel zoai ik deze stelling wiUen poneeren, die op he eerste gezicht naisschien vanzelfsprekend lijkt.: Een Chr. inrichting als-zoodanig mag haren leerlingen slechts het best© voorleggen. Ik bedoel daarmee, om maar eens een voorbeeld te nemen, dat op een Chr. sc'hool niet zöu mogen gebeuren, wat ik als leerling van leen openbaar gymnasium mteemaalrfe, dat onze leeraar in het Engelsclh met ons ee onbenullige shiHing-roman las, die men misschien bij gebrek aan lectuur in e'en gevangenis of in een spoorcoupé zoa lezen, maar niet in een le op een gymnasium, alsof er in het Engelsch niets geschreven was, dat bieter den wordenden geest kon vormen. Ik zou het on-Chriistelijk aclhlen den leerlingen het werk van een Liatijnschen poëtaster uit den decadententijd in handen te geven in plaats van 'Vergilius, of een drania van Jan Vos in plaats van een-tragedie van' Vondel. We mogen niet met het ethisch en aesihetisch minderwaardigie aanko^men, zoolang er het yobrtreffelijke is. Wanneer we den geest onzer leerlingen willen vormen als dien van menschen naar-Gods beeld gesohapien, dan moeten we daarbij' gebruik maken van de uitnemendste voortbrengselen van den menschelijken geest. En dan de uitnemendste niet alleen naar den vorm, maar ook naar den inhoud. En nu weet ik wel, welke tegenwerping men mij zal maken.-, Men zal zeggen: legt dan een openbare inrichting haar leerlingen zulke slechte dingen •voor? Neen, in 't algemeen niet, hoewel er daar wel boeben gelezen worden, die ge op' een Chr school tevergieefs-zult zoeken. Maar er komt toch nog een elejn'ent bij-, waarover ik verderop spreken zal. Ik noenide de fceuze der leerstof in de literaire vakken als voorbeeld: in de andere geldt ffliutatis mutandis hetzelfde. Welkeen verschümaakt ook niet het eene leerboek met het andere; denk b.v. een^s aan de geschiedenis. Gemiakkelijb 'zou het Kijn uit verscheidene veel gjebruiklte werken passages aan te halen, die door een Christen" eenvofudig niet geacaeptieerd kunnen worden, die alle Schriftgeloof en geloof aan Godsbestu, ux op' z^iji zetten en zoo den leerlingen apodicltische onjuistheden mieedeelen, die zij niet ciontiioleeren kunnen. En dat terwijl het gedruttiei woord op Het jeugdig verstand zooveel spoediger den indruk maakt juist te 'zajln, dan het gesprokfene. Al Iaat de leeraar iets doorschrappen, de jonglen denkt: nou ja, tnaar Zie zetten het daar 'toch: niet zoomaat Weer.

Ook de behaindeling van de leerstof is van hiet hoogste belang. Als ik dezjelfde yakken weer als voorbeeld kies, dan spreekt 'het vanzelf, dat niet uitsluitend Christelijke aütieurs gelezien kunnen worden, ja Bterbex, nog, dat diö nagenoi^g niet gelezen worden. Nu zal aan een Christelijke school de leeraat gelegenheid hebben uiteen te zetten, waarom wij van ons standpunt alleriei uitspïaktein niet ku^nnen aanvaarden en ho|é imenigimaal de geest van een "bepaald hoek een andere is dan de onze. We Im'oeten ze wel lezen pm het belangrijk literaire element, dat ze bevatten, maar de suggereerende behandeling van den leeraar mioet het uiterlijk schoon weten los te niaken van den minder-juist voirm'enden inhoad. Zoo zullen, om maar eens bij ttiijln eigen vak te blijven, op een gymnasium altijd de Griefcsohe en Romeins& he, dus heidensche BohrijVers getezlen m, oeten worden, zelfs al zouden oud-Chii'stelijke auteurs ook op dei boekenlijst geplaatst "worden, waarvan het al of niet wensch.elijke hier niet besproken kan worden. En nieen nu niet, dat die oude schrijvers te ver van onzen tijd afstaan om geen indruk te maken op het jeugdig iart. Wie Plato leest heeft moeite zich te realiseer ïen, dat zulk een schitterend genie ten slotte toch een heiden geweest is, die leefde in de tijden der onwetendheid. En dei gevoelens voor den door hem geschilderden stervenden Socrates zijn bij' menigen leerling van leen openbaar gymnasium verhevener dan die voor den stervenden Christus. Hier is het de taak van den leeraar de naar de Wiaarheid zo; eiende heidenen te teekenen als zoodanig. 'Wie een schrijver als Seneca imet de jongens leest, zal bemerken, dat ze geneigd zijn de vele gulden© levenswoorden van dezen wijzen heiden ook voor ons te aecepteeren. En ze doen daar vaak goed [, , aa'n, want wij Christenen kunnen nog li, eel wat leeren van Keizer J!^ero's minister, maar ten slotte was hij toch een pantheïst en druischt zJijn Stoïcijnsche leer op menig punt tegen de onze in. De leeraar heeft dan te wijzen oip bet onjuiste en voor ons onaanneemibare in de schijnbaar zoo plausibele en zelfs Christelijk-aandoende uitspraken van den wijsgeer.

Denk ook eens aan dei behandeling van de geschiedenis. Welk een onderscheid zal er b.v. niet r. zijh tusschen de behandeling van de hervorming en het optreden van Luther en Calvijn aan ee openbare, een Roomsch-Katholieke en een Gereformeerde school? Een Christelijke leeraar, voor wien het geloof een levensfadtor geworden is, zal ongetwijfeld op een andere wijze zijn leerlingen den onafhankelijkheidsstrijd onzer vaderen schilderen dan 'een leeraar, die over het geloof spreekt als iets, dat buiten heni: om gaat en hem koel laat. En wat menig leeraar terechtbrengt van de gescüiedenis van den schoolstrijd of van afscheiding en doleantie, kan men in somtoige leerboeken z'ien. En ook op het gebied der "exacte vakken hebben collega's Ine wel gewezeü op dergelijke verschillen t tusschen openbaar en Christelijk onderwijs.

Tot de meer interne elementen van het Christelijk onderwijs reben ik verder de houding van den leeraar tegenover zijn leerlingen en de sfeer, die hij' in den omgang met hen wieet ite scheppen. Die jzal niet bij alle leeraren dezelfde zij'n, O'mdat ze nu ee'nmaal verschillend zijn van karakter en n persoonlijkheid. Wat de een wel kan, kannie ander niet en omgekeerd. En de een bereikt lietzelfde resultaat op g.eheel andere wijze dan de ander. s Dat neemt niet wegi, dat ieder Christen-leeraar streeft naar het ideaal, - ook al weet hij, dat hij het nooit zal bereiken. Hoe ik me den ideaal-leeraar denk, zet ik in een volgend artikel uiteen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Christelijk element in de practijk van ons middelbaar onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1921

De Reformatie | 8 Pagina's