GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christus of Ascleplus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus of Ascleplus.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik weet uwe werken en waar gij woont, namelük, daar de troon des Satans is; en giJ houdt mijnen naam en hebt mijn geloof niet TCrlooohend. Openb. 213.

Pergamus was in de dagen van het Nieuwe Testament een stad van 40.000 „burgers". Naar schatting woonden er dus ongeveer 120.000 menschen. Het was de oude Atlalidenstad; als hoofdstad van Mysië liadden de Atüiliden (284—133 v. Chr.) haar tot residentie verheven en hun glans aan het stadsleven gegeven. Koning Atfalus had er een bibliotheek gesticht, die zeer beroemd was; ons woord „perkament" herinnert nog aan den naam Pergamus.

Toen de Romeinen in 129 voor Chr. de stad in bezit namen, bleef ze haar roem handhaven. De Grieksclie cultuur had haar stempel op Pergamus' leven gedrukt, en verscheiden prachtige tempels verkondigden er deu lof der goden van Griekenland.

In Pergamus nu kent Johannes een gemeente. Aan haar adres moet hij een brief richten.

Want de christenen daar hebben het zwaar te verantwoorden.

In Pergamus toch ziet Jezus Christus den troon des Satans, en die Satan heeft daar geen tabernakel gebouwd, maar een tempel en hij is er niet voor 'n oogenblik, maar w o n e n doet hij daar (2i3).

Waarom Christus zoo scherp over Pergamus spreekt? Ongetwijfeld zinspeelt de brief op den in deze stad door do heidensche bevolking geoefenden eeredienst van Asclepius.

Wie is Asclepius?

Asclepius is gemakkelijk te herkennen aan ons woord „aesculaap". Met dien naam duiden wij iemand aan, die genezen kan, die tegen ziekte raad schaft.

En dat is ongeveer ook van den heidenschen god Asclepius do groote roem. Asclepius was de genezer van ziekte en ongeval. Ver buiten de grenzen van Klein-Azlë werd hij vereerd; en Pergamus bleef in dien eeredienst niet achter. Het heiligdom van Asclepius werd te Pergamus door zeer velen bezocht. En de vergelijking is eens getrokken tusschen Pergamus en Lourdes, de stad, die nu nog duizenden Roomsche bedevaartgangers lokt naar de grot, waar Maria van ziekten en kwalen heet te genezen, en waarover tegenwoordig weer druk geschreven wordt. Pergamus is eens door iemand genoemd het „antieke Lourdes".

Er was daar in de stad dan ook een akropolis met een groo't altaar, waarop voorstellingen waren aangebracht van titanen, wier lichaam eindigde niet in beenen, maar in twee groote slangen. ,

Die slang nu was voor Joden en Christenen beide het zinnebeeld van Satan. En zoo komt al wat dichter naar ons toe de scherpe kritiek op Pergamus, die in den naam „troon des Satans" opgesloten ligt,

Dat nu juist in Pergamus de Asclepius-cultus een hoogepunt bereikte, is te begrijpen: de stad had dèn naam, dat bei'oemde geneesheeren onder haar burgers geweest waren; vooral Galenus is bekend.

Deze afgodische vereering van Asclepius nu bracht de christenen van Pergamus telkens weer, zonder dat 'zij dat wilden, in • een pijnlijk conflict. Aan Asclepius werden meer dan eens schitterende feesten gewijd. En dan kwam vanzelf naar voren de antithese tusschen Asclepius en Jezus Christus.

Het schijnt, dat deze antithese tusschen Christus en Asclepius van de zijde van het heidendom bewust gezocht en verscherpt werd.

Reeds de naam werkte daartoe mee; Asclepius droeg den naam „Soter"; en dat is dezelfde naam, die door de christenen aan hun Heere gegeven werd; „Soter" beteekent immers: heiland, redder?

En dan dat symbool: de slang! Wat voor de christenen het zinnebeeld van den satan was, op wien É.elfs de naam van de slang werd overgedragen 12^, 20^), dat was op Pergamus' heilige feesten het attribuut van Asclepius, dien men knielend had te vereeren.

Nog eens, dit was geen spel van toeval. Maar het was volle ernst. In Pergamus zat wel degelijk de bedoeling voor, Asclepius te steUen boven Christus, mag men althans de berichten der kerkvaders gelooven. Gelijk de Christenen alles opeischten voor hun Soter, hun Heiland, zoo werd te Pergamus Asclepius als de groote Soter, de universeele Heiland, verheerlijkt. Hij „verdrong aJle andere goden".

Al verder ging dan ook straks de parallel tusschen Christus en Asclepius. Evenals Hermes een zoon heette van Zeus, den oppersten God der Grieken, en daarbij een tegenstelling opkwam tusschen hem en den Christus, als Logos, als het „Woord" van God (vgl. Joh. 1-'*) zoo werd ook de vergelijking tusschen Christus, den Zoon van God, en Asclepius, als godenzoon, nog scherper naar voren gebracht.

Daarvoor was ze dan ook sprekend genoeg.

De beelden, die van Christus voor en na vervaardigd zijn, vertoonen met die van Asclepius verscheidene punten van overeenkomst.

En do verhalen, de wonderverhalen, die van Asclepius de ronde deden, brachten het hunne bij. Waarin was Asclepius eigenlijk minder dan Christus? Christus had genezingen verricht, die de wereld hadden doen verstomd staan. Maar Asclepius van Pergamus dan? De vereering van dozen god helpt tegen de pest. Zijn wonderbare genezingen zijn niet te tellen; en terwijl Jezus Christus zijn evangelisten heeft, die met papier en inkt zijn wonderen aan het nageslacht overdragen, daar heeft Asclepius zijn vereerders, die zijn merkwaardige genezingswonderen in steen beitelen: de opschriften, die ons nog uit Epidaurus bekend zijn, spreken duidelijk. Eén van die inscripties, te Epidaurus later ontdekt, spreekt zelfs van de p a r o u s i e van den Heiland-God Asclepius. En als men weet, dat juist voor de christenen de parousie van hun Heüand, zijn glorierijke verschijning, om te oordeelen on te richten, de groote vertroosting was in het lijden, dan wordt het conflict Asclcpius-Christus wer«cherper dan ooit

Voeg daar nog bij, dat ook van Asclepius verteld werd, dat hij ten hemel was gevaren, en .... de „concurrentie-strijd" van Asclepius-tegen Christusdienst ligt voor u in alle scherpte. Al is nog niet volkomen duidelijk, hoeveel elementen uit den A'sclepius-dienst van later ook reeds ten tijde van Johannes te Pergamus ingedrongen waren, toch is wel zooveel duidelijk, dat voor de christenen van dien tijd Asclepius de grootste aanstoot was. Ja, zóó diep werd door de christenen de smadelijke concurrentie van Asclepiusdienst met Christusvereering gevoeld, dat later christelijke beeldhouwers uit Rome in de steengroeven van Pannonië wel Victoriën en Cupido's (heidensche afgoden), ja zelfs den zonnegod op den wagen gebeiteld hebben, doch steeds weigerden een beeld van Asclepius te maken.

Zoo stonden daar in Pergamus twee redders; twee heilanden, tegenover elkander.

Christus of Asclepius?

't Is de strijd over het zwaartepunt, het accent in het leven. - De een neemt zonde weg, de ander ziekte. De een verlost van eeuwigen, de ander van tijdelijken nood. Wat is beter: Golgotha, waar men het paradijs op de lange baan 'schuift, of de Acropolis van Pergamus, waar Asclepius' altaar staat en waar men het paradijs vandaag gaat veroveren? Zal men het zwaartepunt verleggen van het kruis naar Asclepius' tempel, van zonde naar ziekte, van genade naar gezondheid, van . ziel naar lichaam, van geest naar stof, van Woord naar brood, van den hemel naar de aarde, van recht op het leven naar kracht in het leven, van rechtvaardig: making naar heerlijkmaking, van paradijs Gods naar heilstaat der menschen?

Nietwaar, die vragen zijn nóg vragen van den dag. En gelijk de christenen van Pergamus in conflict kwamen met de Asclepius-optochten op Asclepius-dag, zoo komt nog menig christen-werkman in botsing met de menschen, die op Jezus Christus tegen hebben, dat hij geen aesculaap, geen toovenaar, geen weeldebezorger is; Christus, die, als uw kinderen de tuberculose krijgen, u laat prediken, dat er een hemel is, strak s, wel te verstaan, waar niemand meer zeggen zal: ik ben ziek (Jesaja 33^*).

Maar de christenen van Pergamus hebben dan toch wel geweten, wien ze te kiezen hadden. Wat baatte hun Asclepius? Achter ziekte ligt zonde; „op den bodem aller plagen ligt der wereld zondenlast".

En daarom blijft de christen wel mensch; ook hij ziet met verlangen uit naar die stad, waar • het „water des levens" (21^) ook voor het lichamelijk leven zijn verjongende kracht hebben zal, en waar geen dood, geen rouw, geen gekrijt, geen moeite meer zal zijn (21*). Ja, z ij n begeerte naar physieke kracht en levensharmonie is sterker dan die van den aanbidder van Asclepius. Ziet hij niet uit met sterk verlangen naar het „geboomte des levens" > •), dat eenmaal het verlies van den „boom des levens" uit het verloren paradijs herstellen zal? (22^). Evenals de mensch den levensboom in het verleden van den eersten hof ook lichame-1 ij k kon genieten, zoo zal ook in de verwachting van de „wedergeboorte aller dingen" voor den christen, die de Openbaring van Johannes las, het geboomte des levens een klank zijn geweest van veel rijker belofte, juist voor het lichaam, dan ooit de Asclepius-dienaar heeft gegrepen.

Maar — de levensboom vraagt toch eerst om den doodsboom. Pergamus' christenen hebben het groene hout van het geboomte des levens niet willen aanvaarden zonder het dorre hout van het kruis ... . het kruis van Golgotha.

En daarin worden zij sociale profeten.

En zoo hebben zij dit hun sociale beleefd in eenvoudigheid. grondbeginsel

Want „Christus of Asclepius", .... dat is meer dan een contrast op papier geweest.

Als Paulus (2 Cor. 12^) spreekt over zijn lichamelijk lijden, dan zegt hij, dat hij daarover driemaal „den Heere" heeft gebeden. En met dien naam „Ileere" bedoelt hij hier niet God als zoodanig, maar Christus Jezus, dien hij. met lichaam en ziel toebehoort. En gelijk Paulus in zijn lijden tot Christus bidt, zoo roept 'n man uit Klein-Azië, M. Julios Apellas, tot z ij n Heer AscJepius.T'weeërlei Soter .... tweeërlei Heiland. ... En beiden worden betrokken in lichamelijken nood. Maar, zoo vraagt iemand terecht ^), maar .... \vat is meer, wien heeft zijn Heiland het meeste ge-(jieven ?

Laat de historie spreken.

De man, die Heiland Asclepius vraagt om genezing, moet er een flink honorarium voor afstaan aan zijn Heer Asclepius, en bovendien wordt hij door zijn Heiiand Asclepms verplicht, naar hij zelf bericht, de wonderbare genezing in marmer te beitelen voor de navolgende geslachten.

Maar de zwakke Paulus krijgt ten antwoord: „mijne genade is u genoeg, want mijn kracht wordt in zwakheid volbracht". Dat is alles. Omdat die genade alles is. AUes — om niet. En als Paulus van die ervaring uit zieke dagen vertelt in een brief aan arme handwerkslui van Corinthe, dan kan hij niet weten, dat die brief de eeuwen trotseeren zal.

Maar, zóó is dan ook de kracht van het christendom en van zijn sociale prediking in „zwakheid volbracht". De dienaren van Asclepius hebben met veel gerucht den lof bezongen van hun geneeskrachtigen god; maar als zijn wonderen zich terugtrekken, is het vuur der hoop op hem gebluscht. Doch als Paulus van zijn Heiland óók voor het lichaam zijn nooddruft verwacht, dan is de intrekking'' van de wonderen, die voor oogen zijn, hem geen verhindering om verder te gaan; de krachten der toekomende eeuw worden immers in zwakheid volbracht?

Asclepius of Christus. TWeeërlei Heiland. Tweeërlei vrijheid. Tweeërlei losprijs.

Van Asclepius werd gezegd, dat hij met zijn „losprijs" slaven vrijkocht uit dienstbaarheid. Maar die slavernij was slechts uiterlijk. En die vrijheid was slechts lichamelijk. En die losprijs .... werd eigenlijk onder vroom priesterbedrog door de vrijgelatenen zelf betaald met hun zuur verdiende denaren, die in Asclepius' tempel achteryeven in priesterhanden.

Ook van Christus wordt gezegd, dat hij met zijn „losprijs" slaven vrijkoopt uit dienstbaarheid. Die „losprijs" heet in de taal van het Nieuwe Testament precies zoo als de prijs, waarmee Asclepius zijn dienaren heette vrij te maken. 'Maar de slavernij', waaruit Christus verlost, is allereerst g e e s t e 1 ij k. En de door hem geschonken vrijheid is verlossing uit de tyrannie der zonde. En de losprijs zelf is geheel door hem betftald, zonder eenig toedoen van de verlosten zelf. Die prijs is niet het goud of zilver of zelfs maar koper van de slaven, maar liet bloed van hun Heiland en Heer'). Dat is een sociaal gegeven van eeuwige beteekenis. En in de Openbaring klinkt het na: gij hebt, o Soter, o Heiland, ons gekocht, gekocht, gekocht, met uw bloed (59, vgl. 14^).

Dat is de zaligheid, ook voor het lichaam — o m niet.

En zoozeer is dit motief voor het sociale leven door de.christenen der eerste eeuw binnen de sfeer van het dagelijksch leven gebracht, dat er heeren van slaven geweest zijn, die in naam van het christendom, in naam van den groeten losprijs, dien Christus voor de vrijheid van hun ziel gegeven had, aan hun slaven de vrijheid van het lichaam hebben geschonken.

Zoover heeft Asclepius de harten tot sociale liefde niet kunnen bewegen.

Wie in Asclepius' tempel alleen het heden zoekt, verliest zoowel het heden als de toekomst.

Maar wie achter Christus aankomt en zijn kruis draaft, • die wint de toekomst en het heden daarbij.

Asclepius heeft den tijd verloren, al heeft hij zijn leuzen daaraan ontleend. Maar Jezus Christus heeft den tijd veroverd door de eeuwigheid.

Ziekte verdrijft alleen, wie zonde wegneemt. En de tijdelijke nood is een last, die alleen tegelijk met den eeuwigen nood kan worden weggedragen.

Dat laatste heeft niet Asclepius, maar Christus gedaan. Gelijk Pergamus' gemeente stond voor de keuze tussdiien dien tweeërlei Soter, zoo staat nog altijd, zoo staat vooral de gemeente der toekomst, voor dit dilemma. Want do troon des Satans wordt straks ook buiten Pergamus gebouwd.


1) Zoo is de juiste vertaling van 22.

2) Deissmann, Licht vom Osten, 1923, S 261/2.

3) Deissrnaun, 280.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Christus of Ascleplus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's