GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER - BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER - BIBLIOGRAFIE.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

CVIII.

83.' Uit het Woord. Stichtelijke Bijbelstudiën. Tweede Serie. Tweede Bundel. De Leer der Verbonden. Amsterdam, ïï. H. Kruyt, 1885.

Deze tweede Bimdel van de nieuwe serie „Uit het Woord", volgde onmiddellijk op den eersten en was in Juni 1885 compleet. Hij bestaat uit yijf deelen: I. Het Verbond des Heeren. II. De Leer van het Verbond. III. Het Verbond der werken. IV. Het verbond der genade. V. De deelgenooten van het Verbond. Als aanhangsel volgt dan nog: Een zegel des Verbonds. Het zijn behoudens het Aanhangsel alle overdrukken jiit D© Heraut, waarin deze artikelenreeks van 29 Augustus 1880—28 October 1881 verschenen was.

Deze artikelenreeks over de leer der Verbonden hield onmiddellijk verband met de vorige over de particuliere genade, en bedoelde te laten uitkomen, dat Uitverkiezing en Genadeverbond niet twee polen zijn, die elkaar uitsluiten, maar dat veeleer het Genadeverbond de heerlijke bedding is, waardoor het water 'des levens ons uit de diepte der JJitverkiezing toevloeit.

Men was echter aan de Verbondsleer ontwend. De verbondstaai zweeg op onze kansels, het Verbond raakte zoek op onze catechisaties en werd aan onze hoogeschoien als antiquiteit belachen. •En het einde was, dat bijna niemand meer voelde, wat tij voor Gods eer of zijner ziele zaligheid toch eigenlijk aan die Verbondsleer had. Vandaax nu deze poging van Dr Kuyper, om .aan die vergetelheid een einde te maken, en Gods kinderen, ook onder het tegenwoordig geslacht, te doen voelen, wat die Verbondsleer voor Gods verborgen omgang als religieus element in zich draagt.

Met ernst had De Heraut indertijd ook geprotesteerd tegen de geringschatting, waarin de heilige Verbondsleer door de nieuwere orthodoxie gebracht was, en met name kwam dit blad op tegen Dr Is. van Dijk, toen dez'e. Dr van den Bergh's proefschrift uit zijn voegen lichtend, de teedere Verbondskwestie verlaagde tot de afmetingen van een methodologisch geschil. Zie Studiën, dl VI, blz. 1—49, en De Heraut, nr 123.

Na lang zieltogen kreeg deze leer ook van den Hoogleeraai-Van Oosterzee, die anders in menig opzicht wel „de laatste der academische belijders" mocht heeten, in zijn Dogmatiek den genadeslag. Dat was een reden te meer voor De Heraut om te pogen, dit begraven leerstuk weer uit zijn puin op te delven: een poging, waarin het blad zóó uitnemend slaagde, dat Dr Kuyper in later jaren op zijn college Dogmatiek, Locus de F o ede re, blz. 93, het verschil tusschen het voorheen en het thans aldus kon aangeven:

In mijn studententijd werd er over het Verbond nooit met een woord gesproken. Slechts in enkele kringen, ' waar de onde schrijvers nog geliefd waren, wist de man er iets van, maar vrouw en kinderen niet. Een zaak van religie was het dus toen niet meer, maar een soort theologastiek. In Utrecht igekomen, hoorde ik ervan, en ben toen de bronnen gaan onderzoeken en zoo er weer in thuis geraakt Langzamerhand is de verbondsleer nu, Gode zij dank! weer opgekomen als een levende kracht. Men hoort er weer van in gebed en predikatie. En niet alleen de mannen, ook de vrouwen en kinderen houden er zich nu weer mee bezig.

Opmerking verdient nog, dat DT Kuyper op', het einde van dit deel een toelichting over 'den doop inlascht in de woorden van een oud-vaderlandsch godgeleerde. Deze godgeleerde, verder nog „onze scherpSiinnige belijder" genoemd, was Appelius, die het recht op den doop voor het kind grondde, niet in het geloof der ouders, maar in de betrekking waarin het kind tot de gemeente staat.

Van dit gevoelen is Dr Kuyper later teruggekomen.

Hoe het kwam, dat hij destijds nog op Appelius dreef, verklaarde zijn zoon, Dt H. H. Kuyper, in H a m a b d i I, blz. 33 en 34 aldus:

„Toen de Heraut zijne artikelen over de particuliere genade en de leer der verbonden schreef, lag dit terrein der Gereformeerde theologie zoo goed als geheel braak. De Vermitüungstheologie, die toen beerschte, voelde het belang van deze dogma's niet. Wat onze vaderea desaangaande geleerd hadden, lag onder het stof der eeuwen bedolven. Alleen in de kringen van ons volk, waarin het Gereformeerde leven in stilte nabloeide, werd de verbondsleer nog gekend, en het oor moest daarom wel te luisteren worden gelegd naax wat in die kringen als Gereformeerde leer gold. Nu kende men in deze kringen natuurlijk geen Latijn en de standaardwerken onzer beste Üieologen, die meest in het Latijn geschreven waren, waren daarom voor hen een gesloten boek. Ook de bezielde tolken der Gereformeerde levensbeschouwing nit de 16e en het begin der 17e eeuw waren slechts bij uitzondering bekend, omdat hun werken zoo zeldzaam w, aren geworden en te hoog in prijs. Voorzoover de aansluiting aan het vroegere 'Gereformeerde leven geschiedde, liep de lijn meest over Brakel's Redelijken Godsdienst, of men verdiepte zich in Comrie's diepzinnige verhandehngen, of men dreef op de gemoedelijke predicatiën van Smytegelt. Al te maal epigonen uit het laatst der 17e of uit de 18e eeuw, bij wie de oorspronkelijke kracht en frischheid der Gereformeerde Theologie reeds . min of meer verzwakt was. Onder deze „oude schrijvers" gold nu vooral Appelius als d e theoloog, voor de Verbondsleer. Hij was de laatste theoloog in de 18e eeuw, die de verbondsleer uitvoerig behandeld had in zijn Aamnerkingen op het Evangelie, de Leer der Hervormde Kerk bevestigd, enz., en de helderheid van zijn voorstelling en de innige godsvrucht, die uit zijn werken straalde, hadden hem een groot vertrouwen bij ons volk geschonken. Was het dus wonder, dat Dr Kuyper Appelius beschouwde als den tolk der Gereformeerde verbondsleer en zelfs zonder zijn naam te noemen, breede citaten uit zijne werken in zijn artikelen overnam? "

Bij do bespreking van den laatsten bundel „Uit het Woord" zullen we nog gelegenheid hebben nader op .deze zlaak terug te komen. Hier herinneren we slechts, dat Dr Kuyper in E. Voto, bij de behandeling van de catechismusvraag over den kinderdoop, tegen de theorie van Appjelius opkwam.

Toch leefde ze ook toen nog z: óó sterk onder het volk, dat 'W. de Jong, Evangelist van de Vrienden .der Waarheid, die reeds in zijn geschrift uit 1880: Wat niet en wat .al gereformeerd i s, zich op Appelius had beroepen, nog in 1894 'de verhandeling van Appelius over de ware natuur van den kinderdoop, opnieuw uitgaf. In 1900 echter ontwikkelde Ds K. Feriüiout zijn ernstige' bezwaren tegen de leer van Appelius aangaande den Doop der jonge kinderen, Tij d s c h r i f t V o o r G e r e f o r m e e r d e T h e o 1 o g i e, jg. 8, blz 83—101. Zie voorts over Appelius: G. Kramer, Het verband van Doop en Wied erg eb o o r-te, blz. 851—353. Over de Verbondsleer in de Gereformeerde Theologie, G.Vos, 1891, . Grand Rapids, Mich.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER - BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's