GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

P0PULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

P0PULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eros of Christus. IV.

De Roomsclien.

Voor wie, hun leven kent, hun kunstleven niet in • de laatste plaats, is het duidelijk, dat hun gedachtenkring herhaaldelijk insluit de aanraking tusschen geestelijke en religieuse erotiek.

Verschillende factoren werken hier samen.

Daar is allereerst de hedendaagsche teruggang tot de middeleeuwen. De mystiek van dien tijd heeft herhaaldelijk de religieuse beleving onder erotische beelden geteekend; het hoog-lied is er ook door anderen dan den bijbelschen auteur vaak gedicht; en de mystiek — men weet dat — is al aanstonds gereed om de vraag te stellen, wat nu wel een bij'belsch auteur op een dichtenden geest van later eeuw vóór mocht hebben? Het zijn volstrekt niet de roomschen alleen, die in hun poëzie en hun zachtmoedig proza naar de dragers der middeleeuwsche schoonheid terug willen grijpen. Maar het feit, dat men de Middeleeuwen niet aanraken kan, zonder Rome te zien, maakt, dat de Roomschen in de kunst zich aan de schoonheid van wat hun eigen geest heeft voortgebracht, gaarne weer willen vasthouden.

Het is niet zwaar, de aanknoopingspunten te vinden tusschen hedendaagschen en middeleeuwschen roomschen rijkdom. De middeleeuwsche mysticus Heinrich Suso heeft de Wijsheid tot zijn bruid verheven; zijn liefde voor haar neemt de vormen aan van de aardsche liefde en de overdracht van de Wijsheid in den goddelijken levensbodem der heilige drievuldigheid deed bij hem al spoedig de religie overslaan tot de erotiek. Tot in de manier, waarop hij een appel eet, komt de liefde uit: drie stukjes snijdt hij, om de drioëenheid af te beelden, het vierde in naam van het kleine kindje Jezus; de schil mocht daarvan niet af, want kleine jongens eten appels ongeschild. „Zijn dranlc, " voegt Huizinga aan deze mededeeling toe, „zijn dronk nam hij in vijf teugen, om de vijf wonden des Heeren, maar omdat uit Christus' zijde bloed en water vloeide, nam hij den •vijfden teug dubbel", i)

En dat is maar een kleinigheid van wat aan bepaald erotische vormen de middeleeuwen hebben opgeleverd. Er waren Mariabeeldjes, waarin de theologische conclusies over haar moederschap van God op de grofste wijze werden, afgebeeld. Wereldsche lie­ deren, ook van erotische strekking, werden, precies als later onder Calvinisten, zonder eenig gevoel van onbetamelijkheid geschikt geacht om aan geestelijke zangen de melodie te leenen. Keizer Frederik, die zijn zoon laat huwen met Maria van Bourgondië, wordt vergeleken met God den Vader, die zijn Zoon op aarde zendt; de naam Maria heeft de brug voor deze verbeelding geslagen: Maria is het „waardig beeld van Onze Lieve Vrouw".

Zelfs tot bewuste grofheden en obscene grappen heeft de middeleeuwsche geest zich laten verleiden; de geestelijke opvatting van „Les Quinze joyes de mariage" en van den „Roman de la rose" is meer dan eens • plat in haar erotiek. Een Madonnabeeld wordt met liefdestrikken omhangen; en het beeld van de bruid Gods draagt voor het lieve geld van perverse avonturiers soms in de sculptuur de trekken van de een of andere maitresse. En behalve Maria zelf wordt ook haar huwelijksleven curieselijk onderzocht door de geprikkelde verbeeldhig; een werk, dat, zooal niet als direct uitvloeisel van religie, dan toch in elk geval niet als verloochening daarvan gezien wordt. Hierbij komt trouwens straks ook nog de gemeenzaamheid der heiligenvereering; heiligen, die overlang dood zijn, worden door de verbeelding van het volk met attributen gezegend, die hun nabijheid meer gemakkelijk maakt; en heiligen, wier dood men beleven kan, worden niet anders dan in lichamelijkheid bewaard in de herinnering; van de heilige Elisabeth van Thü ringen is het lichaam vermiidct, na' haar dood, door de gretige handen van haar vereerders, die toch een stukje van haar bewaren moesten; en zij is de eenige niet: ribben en beenen van anderen zijn eveneens uitgedeeld.

Het Hooglied komt telkens terug: de middeleeuwsche exegese, daarin nog steeds niet overwonnen door een later geslacht, werkt ook reeds heel graag met het gegeven van de bruid, die zegt: ik ben zwart, doch liefelijk. Zoo b.v. in een onuitgegeven werk der vijftiende eeuw; waar het mystieke huwelijk van de ziel met den hemelschen bruidegom aan burgerlijke vrijage den woordenschat ontleent. Protestanten hebbon hier trouwens niets te verwijten; want Wat hier in do kunst Optreedt, hebben protestiuitsche geesten vaak in hun allegorie gegeven; en groot is nog de heirschare van hen, die geen kwaad woord daarover hooren willen.

Niet alleen naar de hoogere regionen der geestelijke devotie en der hoog-mystische vervoerihg, maar-oolc tot de meer paganistische ontaarding heeft deze erotieli de brug geslagen. Ruusbroec is niet ver af van de beelden, die bij de verheerlijking van de „minne" de gedachten sturen in een richting, die van het geestehjke terugleidt naar het vleeschelijke. Jean Berthelemy schrijft zijn „livre de cralnte amoureuse". Benaventura noemt de wonden van Jezus de bloedrood© bloemen van ons zoete en bloeiende paradijs; en de ziel moet, als een vlinder, daarover heen zweven, en drinken moet ze, dan aan deze, dan aan die. Er zijn er, die uit de zijde van Christus drinken, die de borsten van Maria zuigen, die elk van haar lichaamsdeelen tot ondenverp van een meditatie maken.

En de erotiek blijft ook nu zichzelf tot het uiterste van haar zonden en zwakheden trouw; de roes, de algeheele overgave, waarbij de bewustheid wordt teruggedrongen, eischt ook in de mystiek van die eeuwen telkens weer het recht van beeldvorming voor zich op. Totdat tenslotte christendom en heidendom elkaar de hand geven: de erotiek die cultuurvormen had verward met religieuse, die de goden van het heidendom had geplaatst op eenzelfde laagvlakte van vereering, met Jezus en Maria, die de hemelsche zaligheid had verheerlijkt in de woorden van aardschen wellust, heeft het bederf in de kerk gebracht en het paganisme zijn school gegeven. ^)

Het valt, als we zeiden, niét zwaar, de analogieën te vinden, die hedendaagsche roomsche kunst ons dwingt te aanvaarden-als oprakelingen van het oude middelleehwsche vuur. Van Rome is de legende van den joculator Dei, d.w.z, van den mensch, die den lach, ook der liefde, die immers haar uren van „jokken" kent, indraagt in de sfeer van God.

Een overdracht van het oude in den stijl of in de stijlloosheid van het moderne leven is genoeg, om de erotiek van de middeleeuwen te doen herkennen in de poëzie. Wat dunkt u van V^ies Moens: Hij voert onze lippen naar de wonde in Ziij n zijde: die blinkt als een geschminikte mond? 3)

Do moderniseering van de middeleeuwsche liefdesgedachte en haar toepassing in het godsdienstig leven van den modernen Roomsche, wordt niet mixar als ongewilde verwantschap aan de aesthetiek van vroeger dagen, maar wel degelijk als bewuste zèlf-herleiding

naar hun religie gevoeld en gezocht. Men weet, hoe Francois de bales, die van 1676 tot 1622 heeft geleefd, met zijti quietistische mystiek vele protestanten heeft bekoord. Geen wonder, dat, in het jaar, dat zijn sterfdag een derde eeuwviering schonlv, 1922, een pauselijke encycliek (Rerum omnium perturbationem) hem weer 'heeft naar voren gebracht op zulk een wijze, dat ook de litteratuur der Roomschen zich weer aan hem laven kan; en de toepassing wordt al ras gemaakt: dat het de „hoogste kunst is, van geen kunst te weten"; de aangewezen weg, zoo heet het dan hij een Roomschen lezer der encycliek, die Francois wil eeren, de aangewezen weg om tot kunst te komen, is zichzelf en de kunst te vei-geten, o^m met groote liefde zijn stof te doordringen en te bewerken: alleen liefde doet zingen. Wie liefheeft, ziet altijd schoone dingen". *)

Maar vooral die andere Franciscus, Franciscus van Assisi, heeft weer het hart gegrepen. Dat is een ópenharing van den verborgen trek van den geest van onzen tijd; want Franciscus is de man van de stigmatisatie, die door de liefde Christus' wonden in zijn eigen vleesch te voorschijn roept, die in natuurgevoel 2ijn zonnelied geeft, die het geestelijk huwelijk dagelijks viert. En heeft hij niet zijn adepten onder de • dichters van de twintigste eeuw? „Wij dichters", zegt Wies Moens, met Chesterton biograaf van Eïanciscus, tot God,

Wij dichters liggen dag en nacht gebogen over Uw hart, beluisteren het heimelijk werken van Uw hart in alle ding, dat groeit en groot wil worden aan U. Aan onze haren trekt Gij ons op naar U, gestadig doet Gij ons pijn; daarom hebben [w ij U lief.

Daar schemert al dóór de idee van PYanciscus, die "6 verbinding met God voelt als do liefde, die niet anders dan in pijn haar feest kan bereiden. Wat Ftancuseus aan de onwetenden leerde, dat leert hun nu de •dichter:

Dit afles weten onze broeders niet meer: hoe Gij van ogen, lippen en handi©n de bloemen hebt gemaakt, en de kreten van bet dier als helle en donkere vlammen die dansen door de [dag der mensen.

Hier is de natuurliefde van Franciscus weer. Alleen maar wat gemoderniseerd in de keuze van 'haar speeltuig:

Met de zilveren maan speelt ons verlangen cricket [over de dagen.

Met dit al z ij n de dichters toch beiaardiers van Gods blijdschap, krachtige kolveniers des Gebeds: om er de lof te zingen van Zuster Armoede lijk de zoete Vader der leeuwerken, haar '[grauwe bruidegom: de troebadoer van Assist.5)

Dit vers is merkwaardig van eerlijkheid: de „heilige" wordt hier als de „troebadoer" in het huis der dichters ingehaald: voor hèm dan meer de smartelijke bereiding van de bruiloft, en voor h è n de vreugdevolle dronkenschap der liefde Gods — zoo zijn ze tóch aan één bruiloftsmaal vereenigd. En wie zich verbazen mocht over de uitlating^ dat God de dichters „aan hun haren optrekt" tot Zich, bedenke, dat voor deze geestelijke verheffing van de dragers der liefde de inspiratie der profeten een dagelijksch geschenk is geworden: de theopneustie van Israels profeten is niet alleen hun privilege geweest, want de dichters, die liefhebben, deelen priesterlijk erin:

Het is, als werden wij, lijk Habakuk, door d' engel Gods bij 't hoofdhaar weggevoerd; en plots, en zonder kennis van de weg erheen, temidden van den afgrond van Gods weldaden [geplaatst. 5)

Franciscus van Assisi is dan ook meer dan eens het geliefkoosd object der Roomsche tijdschriften. De Beiaard'), gaf van Willem de Mérode dit vers (onder den naam van Franciscus van Assisi):

Dan in de schemerende cel •Begon het overzalig spel Van 'vraag en antwoord en Gods leden Be'n'ogen naar zijn teederheden, En van het splinterige hout Daalde hij naalrt en blauw en koud. En liet Zich van zijn arm omwinden Gelijk een sluimrende beminde. Zijn Hand nog (woog? ) zwaar op tengre hand En stak de dunne palm in brand. Zijn voet beroerde smallen voet. Zette den hoogen wreef in gloed En in de brooze zijde stak Zijn dorre Hand een levend wak. Waaruit de snelle guds van bloed Welde in gewilligen overvloed. En, rozen die te bloeien stonden. Blonken de gorierijke wonden. Toen even de aloenbittre Mond Zijn eerbied-schuwe lippen vond.

Dan sprak hij:

Zijt Gij niet als een bloemke zoet Ontloken in mijn mul gemoed? Slaakt Ge niet als een nachtegaal In duistre ziel Uw zoete taal? Gevangen visch zijt ge in het net Van mijn beminnen uitgezet.

Dit is toch wel de pure erotiek der middeleeuwen, l'rouwens, de weg van Beatrice is aan de Roomsche verbeelding nog niet vreemd:

Ik dank U meer, dat Gij met koelen zegen Van kuischheid mij bij 't zwerven hebt bespreid. En dat ik onontwijd heb mogen wegen De liefde in al haar onvolkomenheid.

In zoelen avond, rijp voor zoet vervoeren Om de oogen van een schoone droomenvrouw. Begon iets lichts zich in mijn ziel te roeren Of zich een Serafijn ontvouwen zou.

Zoo wordt deze poëet „een mirmezanger Gods", een „door Gods witte gloeihand aangeraakte, tot hij wordt opgezogen in Gods gloed". 8)


1) Herfsttij: der Middeleeuwen, a.w. 256, 257.

2) Huiziiiga, Herfsttij, 267/8, 270, 286, 291/2; 347/8; over de analogie met het Oosten 395.

3) ‘Verzen, bi 59; vgl. Roeping, Maandschr. etc, Ie jrg, Ie deel, 188.

4) Dr J. M. J. Geerts, M. S. C. in „Roeping", Ie jrg. Ie dl., 368—370.

5) Roeping, a.w. 372.

6) Roeping, a.w. 93.

7) 9e jaargang deel 2, December 1924, bl. 420.

8) Bernard Verhoeven, Sint Fr. van Assisi, Beiaard, 7e jrg. dl. 1, bl. 28.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

P0PULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's