GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amandi over Fides’ promotiën.

Amandi is een dominee. Net zoo zeker als W. H. v. d. \het Wz., die „Neveldijk" schreef. Eertijds was hij dichwr van een lied, dat het Studentencorps „Fides Quaerit •intellectum" te Kampen nog onlangs bundelde in zijn 'j'^^kflora" (nou niet „sic" zetten, o zetter!) en thans is Ü13 kerkboderedacteur. Voor velen een man dus, die in ^eide qualiteiten te verachten is. Maar hun, die hem Kennen, is hij niet alleen Amandi, maar ook Amandus; "y is te minnen.

Ok Amandi schrijft over den wensch der Kamper studenten, die aldaar willen kunnen promoveeren. Hij schrijft op zijn eigen manier. Aldus:

Ik geef dien heeren studenten in Kampen groot gelijk.

„Fides" heeft nu al zooveel jaren „intellect" gezocht: laat het nu eens een „doctorshoed" gaan zoeken.

Ik woon in een echte cultuurstreek, waar kweeken van variëteiten een levensbelang is.

Misschien daarom juich ik dit streven van „Fides" zoo warm toe.

Ook in het genus „doctoren" moet gezorgd, dat er variëteiten blijven.

In onze kerken hebben we doctoren, die promoveerden aan een Rijks-Universiteit, een Gemeente-Universiteit, een Buitenlandsche Universiteit, velen aan de Vrije Universiteit.

’t Kan geen kwaad, dat we nu ook nog de variëteit krijgen: gepromoveerd aan de Partieele Universiteit of Theologische School.

Dit begeeren is echter niets nieuws. In mijn jonge jaren was er al een Geldersch predikant, die er heel wat over bewogen heeft aan de Theologische School te promoveeren.

Natuurlijk kon dat niet, omdat feitelijk na 1896 pas de Theologische School haar wetenschappelijk karakter kreeg. En er nu pas mannen zijn erkend wetenschappelijk.

schappelijk. 't Was voor dien tijd altijd maar behelpen met een man als Dr Bavinck bijv.

Daarom vrees ik ook, dat wij, oudere generatie, aan dat promotierecht, als de Generale Synode het verleent, weinig of niets meer zuUen hebben.

Toen ik eerst oppervlakkig die motie las, dacht ik onmiddellijk: 'k wou dat de Asser synode de zaak maar in eens afdeed; het agendum is toch niet overladen. En toekenning van promotierecht aan de Theol. School is in ieder geval een zaak, die in geene mindere vergadering kan worden afgedaan.

Misschien, dat enkelen van m'n tijdgenooten en ik nog vóór de groote vacantie ons doctoraal konden doen, 'Weer, als oudtijds gewoonte was, op een rijtje naast elkaar, met Deventer koek, schuin gesneden.

En dan de zomervacantie gewijd aan een pakkende dissertatie, bijv. over enkele artikelen onzer Kerkenorde, over het recht van citeeren en suspendeeren, en promoveeren, of over de bijbelsche chronologie, herzien bij het licht, dat uitstraalt van de diadeem van Toet-ank-amen.

Dan begonnen wij, nu gewone grasdominee's, onze herfstcampagne

met nieuwen moed onder den stralenden gloed van onzen welverdienden doctorshoed.

Doch — oppervlakkig lezen is toch niet goed. Wij, kinderen van vóór de reorganisatie in 1896 en dus van vóór de formeel wetenschappelijke inrichting, staan, nu ik de overweging der bedoelde motie lees, hors de concours, buiten mededinging.

Het spijt mij. VVeer voor een ideaal gehouden, wat maar eene illusie was.

Maar des te meer van harte gun ik onzen Fidesleden dat ze krijgen, wat ze vragen en bereiken wat ze beoogen.

lr Laten er ook doctoren komen van onze Theologische School. Opbloeiende variëteit in de broeikas van onzen kerkelijk-wetenschappelijken tuin.

En als de eerste komt, dan roepen we: Salve doctor! iterimaque salve! Wat zooveel zeggen wil als: Je bent dubbel en dwars welkom.

Het leuke van dit artikel is, dat men niet goed weet, wat Amandi wil. Da een zal denken, dat hij er voor is, de ander dat hij er om vroolijk is, zonder er voor te willen lijden en strijden.

Misschien zijn beide waar.

De dagen van de Deventer koek zijn gelukkig voorbij. Ook de dagen, waarin Amandi dichtte zijn lied:

Fides’ vaan, omhoog geheven In den strijd voor 't goede en 't schoon....

Als we even combinatie-dol waren als vele moderne critici, dan zouden we zeggen, dat uit dezen versregel blijkt, dat Amandi sceptisch staat tegenover en stoicijnsoh lacht om de Kamper promotie. Want omdat de Prediker de woorden „goed" en „schoon" aan elkander koppelt, hebben de modernen gezegd: hij is boordevol van de grieksche filosofie, die ook van „het goede en het schoone" spreekt, en die ook zegt, dat de „Kalokagathia", de deugd van „goed en schoon" zijn, zichzelf beloont. En ook Amandi zegt iets van „goed en schoon", en zegt ook dat die deugd zichzelf beloont:

Fides' vaan, omhoog geheven In den strijd voor 't goede en 't schoon. Spelt een leus, het doel van 't streven. Maar ook van dat streven 't loon.

Zou ook Amandi vol van het grieksche zitten? Is hij daarom ook een stoïcijn, een scepticus, gelijk men van den Prediker zegt, ook al, omdat deze „goed" en „schoon" aan elkander koppelt — ergens?

Wil weten niet, wat Amandi vril. Maar een levenzatte Griek is hij zéker niet. En zijn lachen is altijd goed en schoon. En hoe hij ook over Kampens kansen denken moge (pessimistisch, sceptisch, of optimistisch) — zijn artikeltje doet toch deugd, Amuandum est.

„Een Oostersch boek.”

Dr C. Bouma spreekt in Geref. Kerkbl, v. Overijsel en Drente over het verschijnsel van den Bijlbel als een OOSTERSCH boek en over de redenen, die daarvoor moeten bestaan, als men het verschijnsel ziet, in verband met Gods voorzienigheid, diei het alzoo wilde. Hij geeft, in populairen vorm, deze typeering van het verschil tusschen „oostersch" en westersch".

Zie, zóó zijn Westerlingen nu. Verstandsmenschen. Menschen, bij wie o zoo vaalc het verstand den boventoon voert ten koste van den wil en het gevoel. Die meenen, dat' wijsheid hetzelfde is als wetenschap. Onder wie het spreelcwoord uitgevonden is: Kennis is macht. Die naar het Evangelie van Opzoomer 8» zelfs een tgd geluisterd hebben: Bouw scholen em. breek de gevangenissen af.”

Westerlingen hebben het systeem lief. Het stel& d. Het begrip. Vooral heden. Het verstand moet voor alles aan. Onze kinderen moeten verstandelijke merischon worden, al worden ze dan ook onverstandig.

En niet wie de meeste levenswijsheid heeft ea jn wien het warmste gemoed leeft, wordt bewonderd. O neen, wie den eerenaam mag dragen, „intellectueel" te zijn.

Zoo is een Westersch mensch in doorsnee. Geea. wonder, dat er van sommige menschen onder ons, als rechte verstandsmenschen, als wandelende stelsels, als levende systemen, een koude lucht uitgaat. Want bij Verstand alleen zal de mensch niet leven. Dé ziel is méér dan denken. Het begrip, het verstand, het intellect, is niet het eenige.

Maar een Oosterling is een geheel Einder mensch'. B^ hem overweegt meer het gemoed, het gievoel. Hij heeft doorgaans een rijker gemoedsleven dan: een JVesteiling.

Hij mint niet zoozeer het afgetrokken denken ala wel do klare aanschouwing. Minder de' theorie dan do practijk.

Dit merkt men pok telkens in Gods Woord. Daar Wordt ook wel van het zuivere denkende verstand ea den onderzoekenden geest gewag gemaakt. Denk maar aan het woord van Spr. 20:27: De ziel des measchen is een lamp des Heeren, doorzoekende al de binnenkameren des builcs". En aan Wat van den Geest des Heeren zelf geschreven staat: De Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods", 1 Cor, 2:10,

Maar dit zuivere denkwerk treedt in de taal der Heilige Schrift ver terug achter het practische kennen. Het in het Oude Testament meest gebruikte Woord voor kennen beteekent, h, ls het 'God tot voorwerp heeft: „zich om 'God bekommeren, acM geven op God". Het is, Wat wij noemen de levende kermis des geloofs. Waardoor heel de ziel' God kent en met Hem vereenigd wordt, In dien zin heeft onze Heere Christus het w'oord gesproken: „Dit is Jhet eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen w'aarachtigeia God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt". Niet de kennis van het verstand alleen, maar de kennis dor ziel.

Dit is, terloops zij het reeds opgemerkt, iets, dat een Westersch Bijbellezer wel altijd zich bij zijn lezen lierinneren mag, dat Gods Woord met kennen niet ons eenzijdig verstandelijk kennen bedoelt. De eenvoudige vromen zelfs hebben dat als bij intuïtie gevoeld en spreken daarom van b e v i n d e 1 ij k kennen, om aan te duiden, dat Gods Woord niet ons armelijke kennen bedoelt als het van het contact met den Eeuwige en met de eeuwige hemelsche werkelijkheden spreekt.

Dat woord be vindel ij k kennen zou in het Oosten wel nooit zijn ontstaan, omdat voor een Oosterling kennen bevindelijk kennen i s. Maar het leven des geloofs heeft hier ons Westersch Schriftlezen gecorrigeerd door in zijn woordenschat op te nemen de voor een Oosterling volkomen overtollige woord-combinatie: bevindelijk kennen, Tusschen de regels door gezegd: levend geloof voelt bij intuïtie, dat de Bijbel in onze Westersche taal niet gelezen moet worden, al heeft het ook nooit iets gehoord van dien regel, dat de Bijbel een Oostersch boek is.

Inderdaad, „bevindelijk kennen"; daar schendt de Westerling het gelaat van den Oosterling.

Maar-straks zet hij vóór dat woord: „bevindelijk kennen" de woorden: „zoo nog maar eens”.

En nu schendt hij zijn eigen aangezicht; en den Oosterling kon hij niet , aan.

Hij blijft toch maar van 't Westen, al doet hij af en toe 'n snuifje naar liet Oosten.

Over Toet-Anch-Amen.

Over Toet-Anch-Amen (ik volg hier maar de spelling van den schrijver, die net zoo goed als ieder ander zijn spelling geven mag) schrijft ds Janssen in „De Wekker".-. Hij merkt op:

En te midden van deze gow'eldige gebeurtenissen', heeft men na 7 dagen van moeizamen arbeid de doeken die de mummie van Toet-Anch-Amen omhulden, verwijderd. De omwikkeling van de mummie, .aldus het officieel communiqué was geheel tot poeder overgegaan, hetgeen de arbeid zeer bemoeilijkte. De op het lijk gevonden voorwerpen maar ik schrgl het bericht niet verder af. Er is voor mijin gevoel iets zoo stuitends in deze grafschennis, die daar in naam der w'etenschap wordt gepleegd, dat ik niet hegrijp, dat er geen protest tegen dat gedoe daar in Egypte opgaat.

Er zijn ook grenzen, die door den Wetenschappelijten onderzoeker moeten wtorden geëerbiedigd en die eerbied heeft men hier uit bet oog verlorein.

Het „requiescat in pace" is hier door de wetenschap tot een leugen gemaakt, terwijl het resultaat van deze en soortgelijke onderzoekingen van geen beteekenis is voor ons, die leven. Straks w'ordt de mummie in Cairo tentoongesteld, maar het komt mij voor, dat deze tentoonstelling een aanklacht tegen do Wetenschap is, die zelfs de rust van het graf niet Weet te eerbiedigen.

Dit is ook een standpunt, dat ook wie het niet deelt, wel overwegen mag.

Dat de wetenschap hier tot leugen maakt de leuze: „requieseat in pace" (hij rustei in vrede), meen ik overigens te mogen betwisten.

Want, wetenschap of geen wetenschap, deze leus is nog nooit anders dan een leugen geweest.

Een lijk „rust" nooit; en is eerder aan het tegendeel ervan onderworpen. En „vrede" is het daar in het donker heelemaal niet.

Men moest dit woord liever uit onze kringen bannen. Niet aan de „wetenschap", doch aan de gereformeerde belijdenis moesten wij het overlaten, de onwaarheid van dit kerkliof-siersel te demonstreeren.

Beeldspraak.

Het Ouderlingenblad" kiest tegenwoordig ook voor üen meer pakkenden schrijftrant-Dat verheugt allen, die presbyterophiel zijn.

Ds A. de Geus geeft enkele herinneringen van een dominee (kleine letter, zetter!) die met een ouderling (kleine letter, zetter) op huisbezoek toog.

Twee illustraties geef ik hier: Eerst deze:

De jonge Leeraar klaagde eens zijn nood tegenover zijn ouden ervaren Opziener over de kritiek, die door sommige leden der gemeente op de prediking werd gemaakt. Volgens den een werd er te veel nadruk gelegd op de uitverkiezing, volgens den ander op het evangelisch aanbod van genade; volgens den een kwam de vrijmacht Gods to weinig tot haar recht, • volgens den ander de verantwoordelijkheid van den mensch. Die Ouderling, die de kritiek nog , veol beter ' kendo dan de Predikant, feliciteerde den jeugdigen •hroeder en gaf hem dezen raad: h o udt d en B ijb e 1 maar altijd waterpas. Hij wilde daarmee zeggen, dat beide stukken in Gods Woord geleerd Wor-• den, en dat de Dienaar dos Woords dus beids, met evenveel vrijmoedigheid en evenveel getrouwheid heeft te prediken. Het beeld zelf, door dien Ouderling geljezigd, zal wel duidelijk zijn. De jonge Diominee begreep het ten minste dadelijk.

Daarna:

Een genot was het, mot dezen ouden wijzen man huisbezoek te doen. Gewioonlijk lichtte 'hij met enkele teekenachtige woorden den Dominee in omtrent het gezin, dat zij gingen bezoeken, of gaf hij ' na het bezoek zijn indruk w'eer in een enkel typeerend Woord. Zoo waren zij eens op bezoek geweest bq een zuster der gemeente, die zeer veel te klagen had over haar geestelijke dorheid en doodigheid, over haai onaaridoenlijkheid onder de prediking, over haar gebrek aan toewijding aan 's Heeren dienst en over veel „ongelijkvormigheden". Zij bracht die klachten met zekere welsprekendheid uit. Met deelneming ging de Dominee die zuster behandelen om zoo mogelijk de oorzaak van die geestelijke verslapping te vinden. De Ouderling liet den Dominee stil voortwerken met i? ij'n patiënt, zonder zich met ©en enkel woord er in te mengen. Toen zij die zuster verlaten hadden, vroeg de Dominee aan. zijn Ouderling, waarom hij niet meegesproken had. Ik vrees, zoo zei hij', 'dat die zuster zich niet geopenbaard heeft, zooals zij werkelijk is. Zij heeft ons den arm laten zien, het kon haar Wel eens aan hetbeen mankeer en; wij moeten een poos goed toezien op haar en haar dan nog eens bezoeken. Geen drie maanden later kwam liet uit, dat hij gelijk had.

Ik heb dit alles met jolijt gelezen, behalve dan die hoofdletters voor de weleerwaarde en eerwaarde heeren.

Maar misschien waren die van den zetter des Ouderlingenblads.

In dat geval danken we hem voor de reverentie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1925

De Reformatie | 8 Pagina's