GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BEHOEFTE AAN GEZAG.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEHOEFTE AAN GEZAG.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

'• Er zouden meer voorbeelden aan te halen zijn ten bewijze, , dat liet subjectivisme langzamerhand zijn hoogtepunt schijnt bereikt te hebben om plaats te maken voor een geestesstemming, die meer objectief is georiëuteerd. Heel sterk laat Foerster, dien wij in deze artikelen-reeks al eerder noemden, zich in dit opzicht uit. Terwijl hij erop wijst, dat de moderne mensch voor goed met alle autoriteit gebroken meent te hebben, waarschuwt hij tegen de onjuiste meening, alsof met het op zij zetten van alle autoriteit en traditie, tegelijk alle onwaar vooroordeel verdwijnen zou. Wanneer de mensch over de diepste levensproblemen werkelijk vrij, d. i. , , vrij van storende invloeden", wil leeren denken, dan moet hij zich uit eigen beperktheid losmaken, want wie werkelijk weet wat vrijheid is, zal niets anders begeeren dan gebonden te zijn daar, waar ongebondenheid hem en anderen in gevaar zou brengen. Foerster, die hier vooral als opvoeder redeneert, acht dan ook voor onzen tijd meer dan ooit noodig een autoriteitspaedagogiek, die in de taal van vrijheid en persoonlijk leven gehoorzaamheid van ons vraagt. Deze autoriteit zoekt hij dan bij „die groszen Seelen aller Zeiten" en ten slotte bij Jezus Christus, in wien bij uitnemendheid het gezag verpersoonlijkt is. Met grooten ernst wijst hij op de bijna onherstelbare schade, die een steeds algemeener breken met het positieve Christendom teweeggebracht heeft, om er dan met kracht op aan te dringen, dat dit Christendom weer de leidende macht in het leven zal worden. Het christelijk levensideaal moet zijn invloed op de menschen oefenen door het bezielend voorbeeld van heiligen, monniken en priesters. De eigenlijke handhaafster der christelijke autoriteit is echter de kerk, die niet alleen in geloofszaken, maar ook op wetenschappelijk en sociaal terrein haar gezaghebbend woord heeft te spreken, i)

In de verdere uitwerking van deze gedachte is er veel in Foersters beschouwingen, dat wij niet anders dan onder groote reserve zouden kunnen aanvaarden.

Ecnerzijds zijn zij hier en daar nogal Röomsch getint, terwijl anderzijds Foersters afkomst uit den kring, waar de autonome moraal wordt gehuldigd, hem, zij het onbewust, nog wel eens parten speelt. Maar voor ons blijft van belang, dat een man als hij, die de geestelijke ellende van onzen tijd in veel opzichten zoo raak weet te teekenen, als het geneesmiddel bij uitnemendheid wijst op de noodzakelijkheid van een gehoorzaam buigen voor traditie en gezag. Daar blijkt al dadelijk uit, dat de gereformeerde levenshouding, 'die in dit buigen altijd haar kracht gezocht heeft, zelfs uit een algemeen cultureel oogpunt bezien, waarlijk nog zoo dwaas niet is.

Maar voorts kan het wél eens zijn nut hebben, dat een buitenstaancTer ons aan onzen rijkdom herinnert. Men wordt van zekere zijde niet moede van te waarschuwen tegen allerlei gevaren, waardoor men de gezonde ontwikkeling van het positief christelijke leven bedreigd acht. Vooral in traditionalisme, confessionalisme en farizeïsme meenen velen niét kleine, maar groote vossen te zien, die den wijngaard des Heeren bederven. .Er is inderdaad — ieder die gereformeerd denkt en voelt zal dat volmondig toegeven — van dit schadelijk gedierte kwaad genoeg te zeggen. Het traditionalisme, dat zweert b'j wat van de vaderen overgeleverd is en die overlevenng zonder meer aanvaardt, is de dood voor alle waarachtig persoonlijke overtuiging. „Was du ererbt von deinen Vatern hast, erwirb es urn es zu besitzen", in dit tiekende woord van Goethe schuilt diepe zin. Zonder S'gen zielswerkzaamheid tot de geestelijke nalatenschap Van onze voorgeslachten in te gaan, dat verraadt een geniakzucht en een wel vroom schijnende, maar in het wezen der zaak zondige onverschilligheid, waarvan geen kracht uitgaat hoegenaamd.

En insgelijks zijn wij niet blind voor het euvel van het confessionalisme, inzoover dit leeft in den waan, alsof voor alfe volgende tijden door onze drie Formulieren van Eenigheid het laatste woord reeds gesproken was. Zulk een standpunt mag de Grieksch-orthodoxe kerk innemen, die eens en voor goed haar uitspraken in geloofszaken heeft vastgelegd en van geen nadere uitwerking daarvan weten wil — gereformeerd is het zeker niet. Dat leidt tot een versteening en verstarring, waarbij alle persoonlijke geloofsbezieling tot stervens toe moet verkwijnen.

En eindelijk zal zeker ook het farizeïsme wel bij niemand onzer een goed woord vinden. Wanneer de godsvrucht des harten gestold is, tot louter vormendienst, die stipt zich houdt aan het naleven van de bestaande inzettingen en gebruiken, maar zonder dat het hart erin klopt, daar treedt een toestand in van onwaarachtigheid en valschen schijn, waarvan ieder ernstig mensch zich met weerzin afwendt.

Maar hoezeer wij met hen, die tegen deze gevaren zoo ernstig den vinger opheffen, mee kunnen gaan, wanneer zij ons op het hart binden, dat wij daartegen niet genoeg op onze hoede kunnen zijn, wij wenschen toch ook anderzijds niet in het uiterste te vervallen van met het badwater het kind weg te werpen.

Dat men ten opzichte van dit laatste altijd even voorzichtig is, zou ik, om het nu maar eens zacht uit te drukken, niet durven zeggen.

Er wordt nóg wel eens een en ander als traditionalisme gebrandmerkt dat dien naam volstrekt niet verdient. Want traditionalisme is niet: die geesteshouding, die begint met vol belangstelling kennis te nemen van hetgeen de wijsheid der vaderen ons heeft nagelaten. Traditionalisme is niet: die gepaste bescheidenheid, die luistert naar de stem van het voorgeslacht en zich daardoor, zij het niet blindelings, maar met oordeel des.onderscheids laat onderwijzen. Traditionalisme is niet: die eenvoud, die gaarne van de lessen der historie profiteert met het oog ook op de vraagstukken van het heden.

En zoo is ook lang niet alles confessionalisme, wat men wel eens als zoodanig aandient. Wie zijn belijdenis eert als weergave van de waarheid, die God door zijn Woord en onder de leiding van zijn Geest aan zijn kerk heeft leeren kennen en door haar doet uitspreken, is zeker geen confessionalist. Wie, vooropstellend, dat zij natuurlijk steeds appellabel blijft aan het Woord des Heeren zelf, niettemin aan zijn belijdenis zeker betrekkelijk gezag toekent, omdat zij summierlijk aangeeft wat ons God bevolen heeft te gelooven, is geen confessionalist. Wie, toegevende dat uitbouw wenschelijk, ja noodzakelijk kan zijn met het oog op de problemen waarvoor deze tijd ons plaatst, niettemin weigert, voet te geven aan de gedachte, alsof onze belijdenis als zoodanig verouderd en uit den tijd zou zijn, is daarom allerminst nog een confessionalist.

En ten slotte wordt — Ds Schilder heeft daar terecht de aandacht op gevestigd — wel eens ietwat lichtvaardig omgesprongen met den boozen naam farizeïsme. Sommigen zijn al heel gauw geneigd, dit funeste kwaad daar te signaleeren waar de christelijke zede een zeker vaststaand gebruik, zich' uitend in bepaalde vormen, heeft geschapen. Dat dergelijke gewoonten, aan regelen gebonden, ongeestelijke vormelijkheid in de hand kunnen werken, dat weet ieder wel. Maar wie zijn geregelden kerkgang kent, zijn geregelde gebedstijden afzondert, zijn geregelde uren voor het lezen der Schrift vastgesteld heeft en dezen regel niet onderbreekt, ook al zou de momenteele zielsgesteldheid daartoe wel eens kunnen verleiden, is daarom toch geen farizeër ? Jezus ging ook ter synagoge op gelijk zijn gewoonte was. En de paedagogiek leert ons, welk een belangrijke plaats de gewenning in de opvoeding inneemt.

Dit onophoudelijk en dikwijls wel heel eenzijdig vermaan tegen traditionalisme, confessionalisme en farizeïsme begint op den duur dan ook iets bedenkelijks te krijgen. Men bedoelt 't misschien niet zoo, maar het kweekt onwillekeurig in veler ziel zeker verzet tegen traditie, confessie en vorm als zoodanig.

En dat zijn juist de krachten, die iemand als Foerster, toch zeker wel een onverdacht getuige, onmisbaar acht tot genezing van de geestelijke krankheid van het moderne leven.

T. FERWERDA.


) Vgl. Dr j. Eijkman, „F. W. Foerster als zedelijk opvoeder' Pag. 17 v.v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

BEHOEFTE AAN GEZAG.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's