GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hét bèt^p^|ji Prof. Rutgers en , Lohman. .^fei^K s " . i

' • I In den strij'd der geesten oVer de Asser besluiten neemt ook het debat over de kerkelijke kwesties een breede plaats is. Men beweeit, dat de Synode van Assen wat onder ons steeds als eisch van kerkelijk recht gegolden heeft, thans met voeten heeft getreden. Dr W. A. V. Es schrij'ft in de „Leeu­

warder Kerkb." o.m.: Niet minder wekt het verbazing, dat men eerst nu ontdekt, dat ook Prof. Rutgers zelf, zoowel bij zijn colleges, als in zijn kerkrechtelijke adviezen deze beginselen heeft prijsgegeven, terwijl tot hiertoe niemand onzer van deze afwijking ook maar iets heeft bemerkt, terwijl toch een groot deel onzer predikanten deze colleges van Prof. Rutgers hebben gevolgd, en ook zijii kerkrechtelijke adviezen, nu ze voor eenige jaren in het licht zijn gegeven, voor ieder toegankelijk zijn. WÜ moeten dan ook eerlijk erkennen, dat wij, die toch ook de colleges in het kerkrecht van Prof. Rutgers hebben gevolgd, en heusch ook wel eens deze kerkrechtelijke adviezen hebben opgeslagen, daarvan nooit iets hebben bespeurd, integendeel met zulk een hartelijke instemming deze beginselen in ons hebben opgenomen, dat het ons bitter hard zou vallen, ze zoo maar prijs tó geven, hoewel we ook erkennen dat wij om der waarheid wil, ook voor dit offer niet zouden hebben teruS te deinzen, wanneer het bleek dat „De' Heraut" niet. haar nieuwe ontdekkingen ook het gelijk aan haat; zijde had. m^'f, ^' i

In dezelfde week "geeft „De Heraut" een artikel, j waarin 'de hier gestelde vragen'' reeds gedeeltelijl'j

ISëantwO'Ord worden. Ter willeJöS^^Sbelang laak veroorloven we ons een "breed citaat: ' der

En waar men nu telkens op dit geschrift zich bei roepen heeft om de heeren Rutgers en Lohman als gei^ tuigen tegen de Synode van Assen op te roepen, daar f-.zij het ons vergund nu ook eens met citaten uit dit geli schrift aan te toonen, hoe de genoemde heeren over de handelingen van de S-ynode van Assen — en van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid — zouden geoordeeld l^hebben. Laten we het doen in den vorm van vragen en '-antwoorden.

De eerste vraag luidt dan:

„had de Synode van Assen het recht Dr Geelkerken lipso facto van zijït^Ienst te schorsen, toen hij weigerde ^'zioh te onderwerpen aan de beslissing der Synode in f.aake de Delijdenis? "

De heeren Rutgers en Lohman antwoordden op blz. E26—27: „De Gereformeerde Kerken plaatsen zich op l'het standpunt, dat zij, vermits haar bestaan berust op •de B e 1 ü d e ni s van haar Heer en Meester, niemand in eenige bediening mogen toelaten, zonder zich te verzekeren, dat hij in overeenstemming met die belijdenis, die bediening zal uitoefenen. Die eenmaal toegelaten is heeft het recht, mits langs den aangegeven weg, bij Kerkeraad, Classis en Synodus zijn bezwaren bloot te leggen en toetsing aan : -het „'Woord" te verzoeken. Die zich met de gevallen f "beslissing niet vereenigen kan, is de facto ges c horst van zijnen diens t".. Dat dit evenzeer geldt, wanneer een predikant niet zelf een gravamen indient, maar de Classis of Synode hem tot verantwoording roept, omdat hiJ „ernstige redenen tot nadenken" heeft gegeven of hij wel in alles trouw is aan de belijdenis, spreekt vanzelf en blijkt bovendien genoegzaam uit het-onderteekeningsformulier, waarop • de heeren Rutgers en Lohman zich hier blijkbaar beroepen.

De tweede vraag luidt:

„was de Kerkeraad van Amsterdam-Zuid gerech-|. tigd, ^ trots dit schorsingsbesluit van de Synode over .zijn dienaar uitgesproken, hem.toch te handhaven, of was de Kerkeraad krachtens - het kerkverband verplicht geweest dit schorsingsbesluit uit te voeren en te handhaven? "

De heeren Rutgers en Lohman antwoorden op deze ; vraag op blz. 172: „Naar den aard en uit kracht van het kerkverband had de kerkeraad de (schorsing) kerkelijk moeten uitvoeren en handhaven". Ze behan-^' delen hier het bekende geval van den predikant Leen-|i.hof van Zwolle, die door de Particuliere Synode van - Overijssel was afgezet wegens afwijking van de belijdenis, niettegenstaande de Kerkeraad openlijk zijn partij koos en weigerde hem te schorsen of de afzetting I^Tiit te voeren. Hetzelfde dus, wat de Kerkeraad van Amsterdam-Zuid heeft gedaan, En de heeren Rutgers •en Lohman keuren deze daad van den Zwolschen Kerkeraad zeer beslist af, niet alleen omdat Ds Leenhof ketterijen dreef, maar omdat de Kerkeraad weigerde te doen waartoe hij krachtens het kerkverband verplicht was.

De derde vraag luidt:

„toegegeven, dat de Synode volgens de heeren Rutgers en Lohman het recht had Dr Geelkerken te sohori'«en en af te zetten, en dat de Kerkeraad verplicht was geweest, krachtens het kerkverband dit vonnis uit 'te voeren, geldt dit recht der Synode dan niet alleen ten opzichte van een predikant om de exeptioneele positie, die hiJ in ons kerkelijk leven inneemt, maar mag een ^ Synode of Classis ook gewone kerkeraadsleden afzetten uit hun dienst? Komt dat recht niet uitsluitend aan den Kerkeraad toe volgens ons Gereformeerd Kerkrecht? "

De heeren Rutgers en Lohman mogen ook op deze vraag het antwoord geven. Ze doen dit op blz. 179 en het luidt aldus: „De Classis of Synode mag kerkef.^, raadsleden ontzetten van hun ambt, zoo lang de Kerk in het verband staat. Maar als de Kerk dit vonnis niet erkent (n.l. de afzetting der kerkeraadsleden) dan verblijft aan de gezamenlijke Kerken geen ander verweermiddel dan om deze Kerk van het verband af te snijden". Precies dus wat de Synode van Assen heeft gedaan.

De laatste vraag, die we nog stellen wilden, al is ze sgl van minder beteekenis, is deze:

„toen de door de Synode afgezette ambtsdragers, trots het vonnis der Synode, hun positie in het kerkverband wilden handhaven' en als leden in de Classis Amsterdam wilden toegelaten worden, hoe had de Classis Amsterdam toen te handelen? "

Ook in dit geval is door de heeren Rutgers en Lohman blijkbaar voorzien, want ze antwoorden op die vraag, dat de meerdere vergadering „dengene, - die o n-dankszulk een vonnis zich bij haar zou willen indringen (niet mag toelaten maar desnoods) met den sterken arm daaruit verwijderen mag" - (blz. 44 noot). Dit laatste was gelukkig niet noodig, aangezien de afgezette ambtsdragers, na de weigering van de Classis om hen toe te laten, van zelf zijn weggegaan. Maar het antwoord van de heeren Rutgers en Lohman toont wel, hoe ze zulk een handeling van de afgezette ambtsdragers zouden hebben afgekeurd. Desnoods had de Classis volgens hen zelfs de politie te hulp mogen roepen, wanneer zij niet gewillig waren heengegaan.

Zooals men in het dogmatisch-exegelisch geschil zich vaak beroepen heeft op Kuyper en Bavinck, zoo deed men het in dit kerkelijk geschil op Rutgers en Lohman. Zal men het na deze citaten nog durven doen? Of blijkt ui^ deze citaten niet, hoe de heeren Rutgers en Lohman juist de handelingen van de Synode zouden hebben goedgekeurd en daarentegen de handelingen van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid onvoorwaar­

delijk zouden hebben afgekeurd? Het wordt elke week duidelijker, dat de oritiek, , die tegenover de besluiten van Assen zoo-ruime plaats neemt, zich wel wat _ meer inbinden ^ moclit, omdat de dingen niet zoo eenv'oudiig zifn. als ze rooT sommigen schijnen.

Nieuwe Ieg^ ing.

Van de hand van Ds W. H. {jispen is onderstaandericht uit de „Scheveningsche Kerkbode":

Dezer dagen schreef mij een broeder uit een der provinciale hoofdsteden, dat de voorzitter van het Comité van Bezwaarden aldaar hem had medegedeeld, dat Ds Gispen niet van de Synode was weggebleven wegens ongesteldheid maar om een geheel andere reden. „Verleden week", zoo deelde dan de bedoelde Voorzitter van het Comité van Bezwaarden mede, „heb ik op de vergadering te Utrecht gehoord, dat Ds Gispen met Prof. H. H. Kuyper op de Synode gevochten had, omdat Prof. Kuyper telkens de leden van de Dogmatisch-Exegetische Commissie ondervroeg op hunne vergaderingen en Ds G. dit niet langer kunnende verdragen Prof. Kuyper vastgreep en in een hoek gooide. Ds Gispen had zich deze scène zóó aangetrokken, dat hij verder verhinderd was de Synode bij te wonen."

Hieraan werd nog de opruerking toegevoegd, dat dit maar één staaltje was van aide intriges, die te Assen werden afgespeeld, schrijft mijn correspondent er nog bij.

Terstond heb ik dezen broeder natuurlijk geantwoord, dat alles wat hij aangaande mij vernomen had van A tot Z onwaar was en heb ik hem gemachtigd van die verklaring naar goeddunken gebruik te maken.

De bedoelde Voorzitter heeft mij ziJn verontschuldiging aangeboden en daarmede is wat hem betreft voor mij de zaak uit. Hij noemde mij niet den naam van zijn zegsman, slechts zijn woonplaats.

Intusschen is het mij gebleken, dat ook op andere plaatsen dit Utrechtsche lasterpraatje is verspreid.

Daarom meen ik goed te doen dit lasterpraatje te signaleeren en verzoek ik kerkelijke bladen dit stukske over te nemen, opdat bezwaarden, die dit praatje ook van bezoekers van die vergadering mochten vernomen hebben, mogen weten, dat het van het begin tot het eind laster is. Prof. Kuyper en ik zaten beiden in de kerkrechtelijke commissie, waarin we tot mijn plotseling vertrek wegens ongesteldheid in volkomen harmonie hebben samengewerkt.

Dat dit lasterpraatje verteld en geloofd kan worden is een droef bewijs van de geestes-gesteldheid, waarin tegen de Asser Synode geageerd wordt.

Dr Geelkerken geeft tegenwoordig beschouwingen over de Synode van boeren, burgers en buitenlui. Hij hebbe zijn drie b's: „tria bèta kakista". Ik resenteer hem - drie I's; er zijn rondom Assen ele loerders, lurkers en leugenlui. Het zou dé religie van K-ederland uitermate zeer bevorderlijk zijn, als de man van de 3 b's nu eens met - een foTSch gebaar de 3 I's van zich afsloeg, die „tria abda kakista". Dit is warempel geen aardigheid, aar bittere ernst. Want D^s Nomes zegt, al is 't reeds vaak van te voren opgemerkt, niet zonder reden in de „Kerkh. v. Delfshaven":

't Stond vast, zoo zegt men, dat de aangeklaagde „weg" moest en deze vurige wensch van enkelen is gestoken in het kleed van het kerkelijk geding en is zoo ten slotte met medewerking van alle leden der Synode, in vervulling gegaan.

Tegen dergelijk betoog moet met kracht het protest blijven gehoord, omdat men in gebreke gebleven is dergelijke beschuldigingen waar te maken en men zich gesteld heeft tot rechter over de verborgen gedachten en overleggingen van anderen, .

'•-sSiJftJi. De twi'Cwri en — ons kind.

Temidden van al de leelijfche-id', die men zich egenwoordig veroorlooft, vraagt, zoo tusschen de aedagogisc'he congressen en referaten door, ook ens het kind, ons kind, - de attentie; laat ons ven stil zijn en luisteren naar Dr S. O. Los in e „Haagsche Kerkb.":

Voor wie is echter deze smaad van het kerkelijk gezag het meest schadelijk? Voor onze kinderen, en voor de rijpere jeugd. Zij zien altijd vooruit in de toekomst, verlangen steeds naar iets nieuws, en als ze dus hooren, dat wij achterlijk zijn, keeren ze zich van ons af. Een schaap met een dikke vacht kan wel tegen een bui hagel, maar voor een lam met nog teedere huid kan dezelfde bui de dood zijn.

De H. Schrift doet ons zien, welke gevolgen de smaad van Gods knechten hebben kan. Te Bethel, de stad van Jerobeam's tempel, heerschte een vijandige gezindheid tegen Elia en Eliza, de ware profeten Gods. Deze gezindheid deelden ze mede aan hun kinderen, zoodat deze Eliza bespotten, toen hij door die stad trok. Daarop bestrafte God dit kwaad door twee en veertig knapen van de beren te laten verscheuren. De dood der kinderen, zegt Augustinus, werd de straf dér ouders, opdat zij den profeet, dien zij niet wilden liefhebben leerden vreezen.

Aldus loopt men gevaar in onzen tijd, dat de jeugdigen zich van God en Zijn dienst vervreemden, en tenslotte daarmee spotten, als zij dagelijks te hooren krijgen, dat hun ouders en leermeesters middeleeuwsohe begrippen aanhangen. En dan is het oordeel Gods over het komend geslacht te wachten.

Wie kent ze niet, die al hun bitterheid, en liefdeloosheid en ongeloof uitspreken, ook voor de ooren van hun kind ? Hoevelen denken aan het kind, en aan het kindskind, wanneer ze hej; kerk'v'erb a n d verbreken en zich afzonderen in de schoone illusie, dat zfi nu hebben de ééne echte, alleenstaande Gereifo'rmeerde - Kerk van dominee Geelkerken?

„Vers tande 1 ijk'e b e wij'zen".

Ds J. G. Kunst herinnert aan een uitlating van Ds Buskes, die zich aan. de gemeente van 'Dr Geelkerken verbonden heeft; hij - schreef:

De geest van Assen is een andere geest dan de mijne, naar mijn overtuiging ook een andere geest dan die van het Protestantisme. Het exegetisch-dogmatisch rapport is degelijk werk, maar alleen vanuit Synodaal standpunt. Het uitgangspunt beheerscht alles en in het uitgangspunt ligt juist het verschil. Daarom zegt het rapport mij toch bitter weinig. Het zit voortreffelijk in elkaar, maar omdat het uitgaat van een standpunt dat het mijne niet is, overtuigt het mij niet. De wijze van argumentatie en tekstgebruik, welke het rapport aanwendt, is mij geestelijk vreemd.

Daarom moeten wij geen kracht zoeken in het leveren van verstandelijke bewijzen.

Ds Kuns't voegt hieraan deze opmerking toe:

Toen de Synode, precies zooals Paulus doet in 1 Cor. 15, logisch de gevolgtrekkingen maakte, die uit een rechte beschouwing van het Paradijsverhaal voortvloeien, werd dat door Drj^aajkerken in de Synode met breed gebaar als scholaSiBch afgewezen. - Ds Buskes doet hier hetzelfde met andere woorden. Men kan zeggen dat het woord van Ds B. eerlijk is. Maar het toont ook zeer bedenkelijk een principieel verschillenden kijk op vraagstukken als nu aan de orde zijn.

Over wat Ds Buskes zegt, heb ook ik me verbaasd. Als Dr Geelkerken, die den strijd' zuiver op het terrein v: an „verstand-elijikheid" en „wetenschappelijkheid" heeft proheeren te openen, in het gelijik gesteld was, dan zou de Synode ondanks haar wetenschap pe lijk e, argumentatie en verstandelijike redeneering, geprezen zijn. Het blijkt zooi lang^iamerhaind, dat de argumenten, 'die men ginds aanvoert tegen „confessionalisme", worden gedicteerd door nog iets anders dan de vrees vo-or overschatting der confessie. Ze komen op, óók uit onderschatting daarvan. Het is - hier werkehjk een andere geest. Als Prof. Haitjema in zijln boek ov-er Barth weer eens wat anders zegt, dan zoo'n Synode — al is het m.i. ook nóg zoo ondoordacht en lichtvaardig — dan is Ds Buskes er dadehjk goed'.ov'er te spreken. Wie j, verstandehjke bewij'zen" het eenige vindt, dat hij noodig heeft, komt met Assen in strijd. Maar wie ze niet noodig heeft, komt heel erg in strijd! met Dr J. G. Geelkerken. De nieuwe oollega heeft geen bezwaren tegen Assen alleen; hij' heeft bezwaar vooral tegen zijti kanselbroeder, die maanden lang heeft geschreven en gesproken over en met , , v, erstandelijke argumenten" en die positie koos op een gevechtsterrein, dat Ds Buskes minachtend voorbijgaat. Heeft Ds Buskes wel eens één uur lang nagedacht over de vraag: hoe-een confessie ontstond? Of hoe het evfentueele resultaat zou gevonden worden van de ook' 'door Dr Geelkerken zoo vurig gewenschte „s t u d i e"-commissi'e inzake Schriftgezag? Laat men toch lievier nadenken, en niet direct Prof. Haitjema napraten, die nog wel redacteur is Van „de Gerefo^rm-eerde kerk", waarin de „verstandelijkheid" probeert te heerschen over den loop der tijden zielfs: b.v. inzak'e „artikel 36", en waarin hiji verbonden is aan Ds Lingbeek, die van „De Waarheidsvriend" — ook dit knipsel reserveerde ik voor de Persschouw en enpassant geef ik het jiu maar hier — het volgende vragenlij'stje kreeg:

B.v. als ds Lingbeek een predikantsplaats vraagt voor Amsterdam over het IJ, wat bedoelt hij dan ten opzichte van de verhouding van Staat en Kerk? Is de Kerk geroepen de ambten in te stellen, hare dienaren te beroepen en hare dienaren te bezoldigen, met verzorging van emeriti, , weduwen en weezen, ja, of neen? Als de Kerk een dienaar des Woords van de Overheid krijgt, is dat niet een afbuigen van Gods ordinantiën, aan Zijn Kerk gegeven? Als de Overheid aan de Hervormde Kerk een predikantsplaats geeft, moet de Over-' beid de Hervormde Kerk dan als de publieke, bevoorrechte, heerschende Kerk beschouwen, ja of neen? Moet de Overheid ook voor de Gereformeerde Kerken, ook voor de Lutherschen, ook voor de Remonstranten zorgen en moeten naast een predikantsplaats ook één of twee pastoorsplaatsen komen? Als de Overheid — de stedelijke Overheid — scholen bouwt, moet de Gemeenteraad (met Roomschen, Socialisten, Communisten, Rapaille-partij enz.) dan onderwijzers benoemen en zeggen, dat die onderwijzers moeten bidden en Bijbellezen en Bijbelsche geschiedenis vertellen? Komt het er niet op aan hoe men bidt, hoe men BijbeUeest, hoe men vertelt uit den Bijbel? En als de openbare onderwijzers het niet kunnen, is dan de oplossing gevonden door op Openbare Kweekscholen te 1 e e r e n BijbeUezen en te 1 e e r e n om uit den Bijbel te vertellen en te 1 e e r e n bidden, enz.? Wie zijn de leeraars daar? wie de leerlingen? welke methode moet in deze gevolgd worden ten opzichte van socialisten, ongeloovigen, onverschilligen, spotters, enz.?

Het geroep tegen de „verstandelijkheid" is net zoo imaginair, als de resultaten van de „redeneering" van wie er tegen too-m-en: Buskes naast Geelkerken, "Haitjema naast Lingbeek.... maar de eenheid is .zoek; slechts de negatie verbindt ze.

Waarhjk - ^ een andere geest: quietisme tegenover gehoorzaamheid van den mensch, die AL zij'n krachten en vermogens (dus óók het verstand) geefi aan den God der openbaring. Een andere geest. In vollen ernst zeg ik: God beware ons voor dien geest. Hij predikt schuldige armoede, zondige traagheid, antinomianisme in de dingen des verstands. Als Dante in onze eeuw geleefd had, hi| zou onder 'al de straffen, die hij' heeft uitgedacht, ook hebben uitgevonden: het schrijVen van een wetenschappelijk handboek oVer de geschiedenis en de opkomst - der christelijke belijldenisschriften. Hij zou die straf hebben toebedeeld aan de bewuste, de consequente dragers van dezen „geest".

Liturgische vormen bij modernen.

In „Van Maand tot Maand", orgaau der Remonstrantsche gemeente in Den Haag, schrijft een gemeentelid:

Broeders tooit den kansel niet met gekleurde doeken, Wie ter kerk gaat, komt gewis ' naar iets hoogers zoeken. „Godsvertrouwen, broederzin" kweekt dat aan mijn vrinden En dit kunt ge ook, zonder doek om den kansel winden. Mits maar eenvoud, waaiheid, deugd, in liet hart mag wonen, Zullen wij ook zonder tooi liefde elkaar betoonen.

„Het Vaderland" teekent hierbij' aan:

De redactie deelt het rtiee, met waardeering voor de hier uitgesproken overtuiging, maar niettemin zelf ijverende voor he^ instellen van dit gebruik, behoorende bij een liturgie.

Als een openlijke stem tegen de liturgie — de gef meente zwijgt meestal over dergelijke dingen in het openbaar — vinden wij dit gedichtje vermeldenswaard.

Wij ook. Ov-erigens vragen we exduus voor liet feit, dat we „Het Vaderland" eens hebben aangehaald, en dat we het waarlijk nog een keer doen.

.Niezen, en nog wat.

Immers, ook in „Het Vaderland" lezen we:

V. te E. vraagt in de Correspondentierubriek van „Het Zoeklicht" de beteekenis van 2 Kon. 4:32—38. Daarin wordt de geschiedenis beschreven van de opwekldng van een zoon van de Sunamietische. Het gaat echter om het zevenmaal niezen uit vers 35. •^ De ds te E. heelt dit in zijn preek verklaard als te zijn: e zeven toestanden van de ziel, • voordat zij den Heere kent. De eerste nies beteekende: e angst; de tweede: e angst voor den dood en eeuwigheid; de derde: edigheid der ziel enz. enz. totdat met den zevenden nies de rechtvaardigheid der wet erkend wordt.

Joh. de Heer antwoordt o.a.: Niezen is in den regel een teeken van gezonde reactie bij het indringen van ziekelijke invloeden van buiten. j\laar bovengenoemde verklaring lijkt mij veel meer een ziekelijke reactie op gezonde, geestelijko dingen. Er bestaat een soort vergeestelijking, die ook het laatste restje geestelijkheid aan de geestelijke dingen onttrekt. Zulke preeken zijn 'een aanfluiting van het Christendom en een bespotting van de Schrift. Ik houd veel van typologie in het algemeen en van het zevental in het bijzonder, maar de Heere Ijeware ons voor een dergelijk „geknoei"!

En nu zoudt u van mij graag een vei'klaring hebben die goed is? Wel vriend, ik kan er geen andere verklaring van geven, dan dat ik de vermelding \-an het niezen een bewijs acht, dat de jongen van den dood in .het leven gekomen Is. Er staat, dat hij daarna zijn oogen opendeed. Meer moeten we er geloof ik ook niet in lezen. AVil men er bovendien nog een geestelijke les uit trekken, goed! Maar te gaan zeggen, dat de eerste nies dit en de tweede dat enz. enz. beteekent, is Theologische fantasterij. Ik hoop, dat die domiiié zelf nog eens flink aan liet niezen komt.

Voor dezen keer ben ik het met „Het Zoeklicht" zeer eens. Wat zij^^R? foch een k'erkbrekers nog hier en daar op eèri pïeekstoel.

En wat een bijbel-vervorming, evenals in „De Saambinder": ~-fsè^i^k^> ^v< S!ijA^^ trouwens

En denk dan eens aan Mozes, - wiens-zaehtmoeaigneid spreekwoordelijk was. Wat werd die man diep gegriefd, beleedigd en gekrenltt. , - ^ ..^ , -

Kees. Door wie? . ^ ^ ^ ^ S " "

Bart. Nog wel door Mrjam-'eii'Aaron — zijn eigen zuster en broeder — en dan zulke hoogstaande menschen, die een grooten aanhang hadden onder het volk. Wat moet dan het volk wel zeggen, als je eigen zuster en broeder je voor de ooren des volks beleedigen.

Kees. AVat had hij dan gedaan ? Bart. Hij had zich, kennelijk op aanwijzing des Heereii, een Kuschietische tot vrouw genomen (Num. 12). 'i^^-

Kees. Je zou zeggen: Wat ^leeft^tfe zuster daar nu mede te maken, wat voor vrouw men neemt.

Bart. Die vrouw, dat was een zwarte; Mozes was hierin een voorbeeld van Christus, evenals later Salomo. En nu beleedigen zij hem, zij verwerpen zijn leiderschap en stellen zich naast, ja, boven hem.

Kee's. En wat deed Mozes toen?

Bar t. Niets, hij zei niets en hij deed niets.

Kees. En dat voor zoo'n groote, machtige man!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1926

De Reformatie | 8 Pagina's