GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ei en oOiIc de keizerin Z i ta • — onze theologische leermiddelen.

Verleden week deelde ik een en ander mee over het ei, dat uit de vliegmachine viel, - en dat, allereerst van een bombardement van Londen, en daarna van de geschiedenis in het piaradijs, voor d-e bezwaarden een illustratie werd bij het theologische onderricht, dat Dr G-eelkerken in het oipenbaar geeft.

Het gerucht van dat ei is ook reeds verder doorgedrongen. Terzelfder tijd schreef Ds W. H. Gispen in de „Schev. Kerkb.":

Men verheft als de hoogste wijsheid het gevoelen van Dr G., een gevoelen, dat 't mogelijk is, dat er nog eens eene andere uitlegging komt, dan de tot heden als Gereformeerde geldende, maar dan eene, die niet een symbolische opvatting geeft en ook niet een realistische.

Vraagt dan iemand, maar wat voor opvatting het dan kan zijn, dan wordt hij, naar we vernamen, onderwezen door beelden b.v. dat een vliegmachine, die bommen werpt op een stad, aan menschen, die nimmer een vliegmachine zagen, wordt voorgesteld als een vogel, die een ei laat vallen.

Het verhaal van het ei is niet alleen uiterst leerzaam om de redenen, die ilc verleden week reeds in het kort aangaf, maar ook, omdat het doet zien, hoe waar het is, dat het tnsschen Dr G. en de Geref. Kerken niet loopt over de exegese van eenige bizon der heden, maar over HEEL het paradijs verhaal met ALLE bizonderheden en GEHEEL de conceptie. Het is wel reemd, dat iemand als Dr. G. niet voelt vast te oopen, als hg in eenzelfde publieke vergadeing t e g e 1 ij k de methode der inspiratie en der „onderrichting" van Gen. 2—3 wil „illusreeren" met het verhaal van het ei en dan evens wil blijven verzekeren, gelijk hij heeft edaan, toen hij zeide: „het paradijs verhaal willen ij met ontroering lezen, 't Is niet zoo klaar als en klontje. En dat is mijn grief tegen Assen, 't Is een belijdenis, maar louter exegese vaft^bijonderheden, wat 'de heeren geven".'; ^^pf;

Neen, Dr G., als gij 'over dat ei redeneert; 'dan alt daaronder het geheel. Het raakt de manier an zeggen over heel het verhaal. Hier worden e b i z O' n d e r h e d e n bekeken uit een s t a n d-u n t, van waar gij het geheel beredeneert.

En nu lezen we nog w^er eens over, wat „Orhodoxua" zegt, in het re'eds genoemde theologiche dispuut, dat Dr H. Kaajan in navolging van omrie, geeft in de „Utr. Kerkb." Hij citeert de pinie van Prof. Kuyper aldus:

Maar in het Paradijs-verhaal wordt ons niet meegedeeld; hoe zeker menschenpaar in zonde is gevallen, maar hoe de zondeval van den mensch heeft plaats gevonden en daarvan hangt af ons aller zondige aard en o n z e schuld voor God. De zoogenaamde ondergeschikte detailpunten raken het feit zelf, waarin volgens de Schrift de zondeval heeft bestaan. Men kan niet zeggen, dat het tot het feit van dien zondeval niet af doet, of er een w e r k e - lij k e boom is geweest. Met de werkelijkheid van dien boom staat of valt het feit van den zondeval zelf. Wat blijft er dan over van het proefgebod en wat van de overtreding van het proefgebod, die de Schrift als den zondeval ons verhaalt?

Als Dr Geelkerken's voorstelling juist ware, dan wordt ook het schuldig karakter van Adam's val voQr ons onbegrijpelijk. En dit nu raakt wel degelijk ons geloofsleven. Want een van de_ voornaamste factoren van ons geloofsleven is juist ons schuldgevoel tegenover God. Van een zondedaad, waarvan ik niet eens weet, waarin ze in werkelijkheid bestaan heeft, kan ik het schuldig karakter niet inzien. In dit aller-ernstigste geding, waarbij het gaat om de diepste vraag, of de vloek en de ellende, die over heel ons geslacht is gekomen, al dan niet een rechtvaardige straf van God is geweest, moet ik weten, zal ik Gods doen kunnen rechtvaardigen, welke zonde de mensch heeft begaan, en hoe zwaar de schuld van die zonde is geweest.

Weten wij alleen maar, dat er, nu ja, een zondeval is geweest, maar niet, waarin die zondeval bestaan heeft, gaat dit zelfs ons verstand zoover te boven, dat ons daarvan alleen symbolische voorstelling kan gegeven worden, dan blijven we voor een onopgelost en onoplosbaar raadsel staan. Dan kunnen we Gods doen niet rechtvaardigen. Zoo blijkt dus, zegt professor Kuyper, dat het te Assen werkelijk niet gegaan is om enkele bijzonderheden uit het Paradijs-verhaal, die tot ons geloofsleven niets af of toe doen, maar dat achter die „bizonderheden" de diepste en meest ingrijpende vraagstukken verborgen lagen: het gezag van de Heilige Schrift, de realiteit van den zondeval, zooals de Schrift ons dien verhaalt en de erkenning van het schuldig karakter van dien zondeval. En wel niemand zal beweren, dat dit alles met ons geloofsleven niets zou te maken hebben.

Dit is reeds eenige weken geleden gezegd. Som-_ igen, blijkbaar ook Dr G; ., doen, alsof dit alles iets'waard is. Maar het treft, dat Dr G. op zijn meetings onbedoeld zijn uiterste bes»! doet, om .te b e w ij z e n, dat Pro f. Kuyper geen wo-ord te veel gezegd heeft, en dat Orthodoxus hem goed begi-epen heeft.

Want niet alleen het ei, ook' het, verhaaL^^vaii Zita komt dit bewijzen. •''^^^^^: r

Dr G. komt zijii eigen vonnis approbè'eren, "terwijl hij er tegen toomt.

Immers, wat Zita betreft; hij licht zijn hoorders aldus over haar inl

in een Portugeesch dorp woont thans ex-keizeriii Zita, met haar jonge kind. Als nu dat kind haar vraagt: hoe groot was Vaders maciht, toen hij nog in zijn vroegere heerlijkheid stond, dan kan die keizerin tot dat kind natuurlijk niet anders dan 'ia beelden spreken; dat kind heeft veai i'ie macht en dat oude rijk nooit iets gezien, en als de moeder dus niet in beelden spreekt, dan zou het kind over haar woorden oordeelen, als ©en-blinde over de kleuren-T u weet wel, net als in die preekcoupure gezegd werd. Wat zegt ze nu? Je kent, zpoi vraagt ze het kind, je kent den burgemeester hier van het dorp? Denk je nu eens in, dat dat do'rpi 1000 maal grooter was en denk je dan een burgemeester, die daarover regeert. Nog grooter; : \vas, je; Vader. .-=5-.-*-.^

Dit is dan waarheidsmededeeling, maar naar d| bevatting van het kind.

Het wezen blijft, de vorm verandert.

En ZOO' js het ook met het paradijsverhaal, H»

Ieder ziet, dat we niet alleen , ~, met het ei''"%3 ken, om Dr G. te laten zien in zijn huidige manifestatie • van è n gereformeerdheid. Het ei doet trouwens op meer plaatsen dienst; en de parallel met Zita bewijst, dat wij hem geen onrecht doen door er op te wijzen, alsof het per ongelulc hem ontvallen was ik bedoel: het verhaal.j^vÉ het ei.

Wat blijkt hier uit?

Onder veel andere dingen: dat de Synodevgroot gelijk had, toen - ze zeide, dat op. Dr G.'s standpimt het schrikkelijk karakter van den zondeval werd opgeheven. Wat moet ik er van malcen. als ik het verhaal lezen moet in de wetenschap^, dat het maar een voorstelling, een voorbijgaande inkleeding is, een beeld, als van den grooit-burgemeester? Wat weet ik op deze manier nog van de bizonderhedeii; van het pi'oefgehod ? Ik houd (omdat ik Dr G. moet gelooven, die ' toch ' J; egt, dat gien mensch rriag staan tnsschen Gen. en mij) ik hond een „feit" van „een" „val" over; maar bij het proefgebod schemert het al; en dogmatische deducties over aard en gang en diepte en gevolgen van zonde zijn, als Dr, G. gelijk heeft, zoOi goed als onmogelijk. En dan zwijg ik' nog van wat ik' verleden week opmerkte: dat de heele organische inspiratie hier totaal verloren is voor wie korter dan een kwartier nadenkt over Zita en het ei. Dr G. zon ons vooruitbrengen. Hij brengt ons achteruit. Hij neemt ons af, de ontwikkeling, die we hadden. Het draait, maar het beweegt niet, tenminste niet oorwaarts. We „raken den draad heelemaal kwijt". Dr Geelkerken verzekerde, dat hij' den draad kwijt raaltte, niet in het paradijs (zooals hij erbij' voegde), maar in de brochure van Prof. Ridderbos over et paradijs. Deze mededeeling klopit met wat Ds Gispen schrijft in zijn reeds geciteerd artikel:

De Hoogleeraren hebben er dan ook van „gelust". Ze zijn nu in 't oog van degenen, die aan de zijde vaa Dr G. staan, plotseling geen knip voor den neus waard.

Ze weten niets er van, noch van Gen. 3, noch van de slangen, noch van de filosofie, noch van exegese.

Zelfs prof. Ridderbos, de man wiens geschrift over-„'t Verloren Paradijs" met zoo groote ingenomenheid door de „Overtoomsche Kerkbode"werd aangekondigd, , die zelfs dankbetuiging voor zijn arbeid van die zijde, had in ontvangst te nemen, ligt nu ook in de goot van de nietswaardigheid.

Vakgeleerden als prof. Aalders en Ridderbos, di& vers voor vers hebben geëxegetiseerd, die alle commentaren hebben geraadpleegd, die zich voorbereid hebben voor hun speciale taak op de Synode — ze zijn nu in 't oog van de groep-Geelkerken gedaald tot de schare, die de wet niet weet, tot de onwetenden, tot de „n'iet^ intellectueelen". ' ^M

Maar Dr G., die zich bij de week al meer, juist als wetenschappelijk mensch, blameert (ik an 't niet zachter zeggen) moost nu toch eindelijk eens een toontje lager gaan zingen en een ander ook eens zijn eer gunnen. Hij verzekert aan zijn oorders op, zijn meeting, dat Prof. Hidderbos tot an Dec. '25 (verschijning brochure', K. S.) de zaak an Gen. 2—3 zag , als een exegetische kwest i e, j? ant in Assen, zoo draaft Dr G. door, in ssen heeft de hoogleeraar eerst de ervaring opgedaan, dat het een kwestie des geloofs is. En dan komen de meetingsconclusies, zóó gesteld, alsof Dr G. nooit in Assen geweest was, en alsof ij ov'er Assen even op dezelfde wijze moest denken, 'als de Chinees over Londen's bombardement en de spruit van Zita over het keizerrijk, „zóó vej; ; .... dan komen, zeg ik, de conclusies : ' „dus was Prof. Ridderbos tot Deo. '25 „ongeloovig" en heeft hij voor dien tijd de Schrift aangerand".

Wel ja, de Chineezen en de pupillen van deze* „Zita-tie"-zonder-citatie weten al genoeg.

Maar feit is, dat Prof. Ridderbos publiek schreöi dat hij in zijn brochure niet sprak' over Dr G. Feit

j'oil^^^Re opvatting, die Dr Gr. vóór Assen niet publiek maakte, .maar die hij NU in zijn onderricht over Zita en het ei w è 1 laat kenbaar worden, in de brochure van Prof. R. \yordt afgewezen als s t r ij d e n d m e t d e Schrift, en de g e r e f o r-iïneerde belijdenis.

Hoezeer de b i z o n d e r h e d e n van het bijbelsch verhaal leve n gaan, juist wanneer men niet gedwongen is het verhaal te naderen met die groote .^wanhopigheid van — „wij weten niet en wij zullen niet weten", die in de ziel moet achterblijven, als ze moest leven van een onderricht als van het ei en van Zita, maar: als men het geheel vindt in de deelen en de deelen in het geheel en in , alles mededeeling va, n historische werkelijkheid naar oaize bevatting, —dat leert Prof. Kuyper's „Heraut"-artikel, waarin gehandeld werd over het paradijsverhaal è n het bericht van Christus' verzoeking in de woestijn. We lezen:

, Er staat niet: de slang of Satan voerde Eva naar het Paradijs, liet Eva den boom zien met de verboden Jvrucht en zeide tot haar: eet daarvan. Maar er wordt pons verhaald, dat God Adam en Eva plaatste in den hof; dat Hij in dien hof in het midden de beide boomen geplant had en Adam geftoden had van alle andere boomen te eten, maar alleen niet van de vrucht van den boom der kennis des goeds en des kwaads. En Satan, die den mensch verleidt om dit-gebod te overtreden, toont Eva de verboden vrucht niet, maar Eva zelf ziet die vrucht, dat ze begeerlijk is, en e e t v a n die vrucht. Eene visionnaire opvatting van dit Pa-^•jadijsverhaal zou daarom onmogelijk wezen en met j den klaren en duidelijken zin der woorden in strijd. Er I is dan ook nooit iemand geweest, althans voorzoover I ons bekend is, die de verzoeking van Satan in het Pa-'; radijs visionnair heeft opgevat wat den boom betreft , en het eten van de vrucht daarvan. Waar de strijd tover loopt, is niet of dit verhaal evenals de verzoeking fvan Christus visionnair mag worden opgevat, maar of men dit Paradijsverhaal als werkelijke historie heeft aan te nemen, dan wel als een symbolische of allegori-: sche inkleeding van des menschen val. Visionnair of symbolisch nu zijn niet hetzelfde. Als in de Schrift ons i: een visioen wordt meegedeeld, dan is dat visioen een ]: werkelijkheid, want de persoon, die dit visioen ontving, ï'ieeft werkelijk dat gezicht aldus gezien. Als Petrus in l' Joppe het laken uit den hemel ziet nederdalen met flreine en onreine dieren gevuld, dan is dat niet een pj.'symbolische of allegorische inkleeding van Petrus' in-"|; Sierlijke gedachten, maar een feit; Petrus heeft in ï-een vertrekking van zinnen dit alles gezien, omdat God |dit beeld voor zijn oog deed verschijnen. Zeg ik daarengtegen, dat b.v. Jonas niet werkelijk in den buik van Sseen grooten visch is geweest, maar dit slechts een allegorische inkleeding is van een hoogere waarheid, dan loochen ik de werkelijkheid van wat de Schrift ons mededeelt en tast daarmede het gezag der Schrift aan. Daarom kan men zich, zelfs wanneer het vaststond, dat de verzoeking van Christus visionnair was op te vatten, daarop nooit beroepen om de symbolische of allegorische opvatting van het Paradijsverhaal te verdedigen. Dat zou een logische denkfout wezen. Recht tot deze gevolgtrekking zou men alleen hebben, wanneer men ook de verzoeking van Christus allegorisch mocht opvatten. En dat is nooit door een onzer exegei'ten gedaan.

f-; Wi6 nu niet in een roes loeft, - maar eerlijk op Fe dingen ingaat, zal andere argumenten moeten leveren dan Dr G. doet o-p zijn meetings, als hij wil ontkomen aan dit vonnis van Ds Rolloos in e „Zwijndr. Kerkb.":

Het is dan ook merkwaardig, hoe bijna niets steekhoudens tegen de resultaten van den arbeid der Synode is ingebracht.

Elke bedenking werd weerlegd. Haarfijn zijn ook door de kerkrechtelijke Commissie de handelingen van den kerkeraad van Amsterdam en de Classis aldaar en die der Part. Synode van N.-HoUand onder het ontdeedmes genomen, opdat niemand de Synode van voor-; ingenomenheid zou kunnen betichten. Van alle kanten Smoest recht geschieden. En met zeldzame eenstemmig-' held werden alle beslissingen genomen.

Want als de bijbel werkelijk ons omtrent de allerffiepste vraagstokken als schep'ping, zoaideloosheid, roefgebod, val, straf, erfzonde, ongehoorzaamheid, eftz. onderwijst naar de methode van 'den eieren werpenden vogel en Zita, nu, dan kan Dr G. makkelijk zijn hoorders troosten met de verzekering, 'dat hij „als man van wetenschap'" en „als prediker" blij i%, dat de Schrift nog niet geheel doorwrocht is en dat het op zijn standpunt gaat als ^ij een wandeling in de lentemaand: je kijkt naar ^^è boomen en je ziet al meer...; maar dan stel er tegen over: dat op dit standpunt de medeïieeling van den waren zin van het paradij'sverhaal wordt uitgesteld tof den jongsten dag niet alleen, maar dat ook alle bizonderheden, die ik' in mijn „lentestemming" zou willen zien, me plaatsen voor de benauwende 'onzekerheid: Verbeeld ik me het maar? Want het Chineesje i'omt maar nooit U Londen en het kindje van Zita nimmer in de ^roonzaal van vader. En ze kunnen over hun lesje mijmeren en piekeren tot den laats ten dag en ze kunnen er duidend Kanten mee uit en als Dr J. G-. Creelfcerken met zijn ei en zijn Zita gelijk heeft, .M, dan is 'het maar het beste, dat we tenslotte toch terecht komen bij Multatuli, om zijn goddeloos jigebed van den onwetende" vroom te vinden en het mee'.te bidden. Want dan heeft God mij gelaten in de hoogste onzekerheid en de dominee, die zoo graag voor gereformeerd wil doorgaan daar in de Parkkerk komt me vertellen, dat 'k daar nog erg dankbaar voor moet wezen ook. Want dat is de „lente-ontdekking". Je ziet allemaal nieuwe dingetjes, zegt hij. 'k Wil 't wel gelooven. Nieuwe droompjes in het mijme zieltje van het Chineesje en den kleine van Zita. Maar tot den jongsten dag is het onmogelijk, dat ik wat nieuws zie in het objectieve heilsfeit; want Dr G. heeft me dat afgenomen, als hij gelijk heeft met z'n vogel en zijn keizerin ©^^^|, . burgemeester. En hij gat niets terug. 'WJ^V

Dit zijn ook „overpeinzingen", maar een beetje anders dan van Prof. Obbink. Ten deele 'bestreed ik zulke redeneering reeds in mijn artikelen, indertijd in dit blad geschreven over „Anthropomorphe Prediking". Die gingen in, gelijk helaas achteraf blijkt, ook tegen Zita en het ei. — Dr G. krijgt dezer dagen een album van allemaal niet-gereformeerden. 't Zal daar een eerlijk uur zijn — ten minste op een afstand. .

, D s Busk es over den „geest" V. h. Protestantisme!

V. h. Protestantisme! Prof. Bouwman zegt in „De Bazuin":

Hieruit blijkt dus duidelijk dat Ds Buskes niet staat op den bodem van de belijdenis der Gereformeerde kerken, zooals deze zich in hare synode hebben uitgesproken. Eerlijkheid gebood hem heen te gaan. Want voor hem was het geen bijzaak. Hij had vroeger op de Studentenconf eren ties zich uitgesproken dat hij bezwaarlijk kon instemmen met den levensgang van de Gereformeerde kerken, thans spreekt hij het publiek uit dat de geest die te Assen sprak een andere geest is dan die van het Protestantisme. Wat hij onder den geest van het Protestantisme verstaat zegt hij niet. Bewijzen uit Gods Woord voert hij niet aan. Merkwaardig is dat hij zegt: „wij moeten krachtig getuigen van uit onzen geest teg^en den geest van Assen". De geest van Ds Buskes is dus sterk subjectivisch gekleurd.

Ds Buskes, die met Dr G, een meeting heeft bijgewoond, waarin deze over het ei en over Zita e'n over plattelandsdominees redeneerde, en die zelf ook al „bezwaarden" heeft toegesproken, en die-als kerkeraadslid mee helpt, om hier en daar iemand, die zich eerst van een geref. kerk losmaakt om bij Dr G.'s kansel zijn kind te doen doopen, in dezen godsdienst-bij-de-gratie-van-het-geval iDij te staan, hij zal nog menig woord moeten) spreken en schrijven, eer hij ons kan duidelijk maken, dat hij positief aan den kant - ^'an Dr G. staat, inzake de leer. Het. wil er bij mij nog niet in, evenmin als ik het kan gelooven van enkels anderen, die zich Dr G. nog altijd voorstellen, zooals hij js, bekeken door een anti-Assensche-n geelfilter. Wij blijven nog hopen, dat ze zien, dat hij wil, wat zij niet willen. En anders... er is niets meer aan te doen: dair maar scheiding. Want een richtingsstrijd willen zij zelf toch als eerlijke menschen ook niet, zoolang zij met vele woorden betuigen, te staan, op den bodem der Geref. confessie. Ds Heida zegt ervan in zijn „Kerkb.":

Dr Geelkerken en Ds Buskes en nog tal van broeders met hen; die echter nu in de schulp schijnen te kruipen, omdat zij er geen heil in zien .voor eigen overtuiging te strijden, willen in beginsel den strijd der richtingen overplanten ook op 'het erf der Gereformeerde Kerken in Nederland.

En wie nu beweert, dat dit maar een kleine kleurschakeering, een verschil in graad en onderscheid van de. statische en dynamische kracht van 't geloof is, verblindt de oogen; maar haalt, als hij zijn zin kreeg, den ontzettenden strijd der richtingen binnen de wanden der Kerk.

En dan stonden de Gereformeerde Kerken er het slechtst voor van alle.

Wanneer zij tenminste op eenheid en saamhoorigheid gesteld zijn.

Bij alle andere kerken is er een wel onnatuurlijke band, maar toch een dwangbuis, waardoor al die tegen elkander botsende en klotsende richtingen in toom worden gehouden. •

In de Gereformeerde Kerken is zulk een band niet. Haar kracht is alleen de heerschappij van het geloof in de waarheid Gods; maar deze ook onvermengd en onvervalscht.

En, in verband met hetzelfde, tevens naar aanleiding van het feit, dat de classis Haarlem unaniem uitspralc, dat het Comité van advies en leiding (tegen de Synode) in dezen tijd ontoelaatbaiar is, zegt Ds V. Duinen jn "het „Sch. KerJfbl.":

Inderdaad „voor de officieel ondernomen poging om de kerken te mobiliseeren tegen de Synode" beteekent dit alles de nekslag en de genadeslag.

Of het dit echter ook is voor alle bedektelijke en verborgen poging?

Er bestaan hier twee mogelijkheden.

De zich nu telkens conformeerende medestanders van Dr Geelkerken — en ook zij die nooit in het openbaar voor hun gevoelen uitkwamen en die zich thans, wijl de heele affaire misgeloopen is, natuurlijk definitief stil houden — worden in den weg dw langzame beïnvloeding weer tot volledige eenstemmigheid en eensgezindheid met de overtuiging der Gereformeerde Kerken teruggebracht.

Daar willen degenen, die in ons kerkelijk leven leiding geven blijkbaar heen. Het blijkt duidelijk uit de behandeling der latere procedures. Dat zou ook zeer schoon zijn. We moeten daartoe ook ons uiterste best doen. Zonder ook maar iets los te laten, moeten we in onzen kerkelijk zoo verbrokkelden tijd, zooveel mogelijk zoeken te bewaren de eenigheid des geloofs en den band des vredes.

Er bestaat echter ook een andere mogelijkheid.

En die achten we waarschijnlijker.

Dat n.l. de beïnvloeding van den anderen kant komt.

Dat, nu de officieele poging mislukt is, de officieele actie in een verborgen actie wordt omgezet. Dat in ons Gereformeerd kerkelijk leven hier en daar haarden ontstaan, van waaruit — als eerlang de omstandigheden gunstiger zijn, als weggevallen zijn de geharnaste strijders, die nu den met zooveel geschetter ondernomen aanval in een smadelijke nederlaag verkeerd hebben — dezelfde geest opnieuw zal opstaan. Want dat „de andere gees t", waarvan Ds Buskes schreef, nu ook ineens den nekslag kreeg — zie daarvan gelooven we voorshands nog niet veel.

Inderdaad — caveant consules! Waakt inzonderheid voor een valschen vrede.

Men vergete niet, dat de officieele groard, waarop de classis haar uitspraak baseerde („ontoelaatbaar") nog niet erkend is door de twee predikanten, die met de Cl. Haarlem een kwestie hebben, en dat dus-de vraag, wat zij willeii, eerst kan worden beantwoord, als zij zich nader hebben uitgesproken. Wat voorts die kringvorming betreft, behoef ik wel geen sympathie meer te betuigen met de gedachte van Ds v. Duinen.

O o k m Oi g e 1 ij k ?

Ds V. d. Meulen, red. v. .„Friesch Kerkbl.", be-antwooTdt een vrager-als volgt:

Twee inzenders M. v. d. V. te D. en D. H. te S. vragen of de zon niet stil staat, zooals Jozua 10:12 schijnt te leeren, of dat we hebben aan te nemen, dat de aarde zich om de zon wentelt.

O. i. leert Jozua 10:12 niet, dat de zon om de aarde draait.

We kunnen lezen: En (Jozua) zeide: Voor de oogen der kinderen Israels, zon, sta stil te Gibeon en gij maan in het dal van Ajalon.

Bij deze lezing plaatsen we de dubbele punt achter zeide en niet achter kinderen Israels. Dit is geoorloofd, want in de handschriften staan alle letters aan elkander, zonder leesteekens. Bovendien'zegt men wel jets voor iemands o o r e n, maar niet voor zijne oogen. - Voor de oogen der kinderen Israels was het ook, alsof de zon stil stond. Overigens gelieven onze vragers eens hierover te spreken met den eersten den besten Chr. onderwijzer. .

Met den laatsten zin gevoelen we wel allereerst roeping onze instemming te betuigen. Dat van den tekst moeten we nog eens napluizen....

Nu we toch aan exegese toe zijn, geven we hier weer, wat de heer J. den Boeft, frisch als altijd, zegt in de „Gore. Kerkb.":

Onwrikbaar staat het voor mij: Ik help u, ook ondersteun Ik u! Heere, leid ons dan niet in verzoeking.

Of zooals ik onlangs hoorde als een betere vertaling van deze bede van het Onze Vader: Leid ons in verzoeking, Heere.

Dat klinkt eerst wat vreemd.

Maar de Professor, die het zegt, is een Schriftgeleerde.

Hij kon wel eens gelijk hebhen.

't Beteekent dit:

Heere, leid mij, dat wil zeggen: Wees mijn Leidsman, als de verzoeking komt.

Het is maar de vraag, h o e het gezegd wordt, en welk voorzetsel (, , i"n''' of „tot") door onze taal wordt'verduisterd uit het'lenige grieksch.

De t a a 1 m a n.

Ds .Lugtigheid zegt in „Gron. Kerkbl.":

Voor eeuige jaren wees Ds Wielenga er op, dat het Soenrbaneesch eigenlijk geen woord had voor „kunde".' Er is in die taal eigenlijk geen woord dat hetzelfde uitdrukt.

En zoo is het ook met verschillende Bijbelsche begrippen.

Denk eens aan de woorden: rechtvaardigmalcing, heiligmaking, genade, geloof in den zin waarin ze in de 'Schrift worden gebruikt, wat moet het een beleid en nadenken kosten, zulke woorden over t« brengen in de taal van zulke onbeschaafde, wilde volkeren.

Met allerlei bijna onoverkomelijke moeibjlcheden heeft men hier te worstelen.

Niet alleen met het verschil tusschen de veröchillende dialecten; dat b.v. ook op Soemba zoo groot is. Maar bovenal hiermee, dat de talen van die onbeschaafde volkeren geen woorden hebben voor zoovele dingen, waarvan de Bijbel gedurig spreekt.

Denk het u eens in, hoe moeilijk het moet zijn het Evangelie te verkondigen in een taal, die geen woorden heeft om juist weer te geven wat de Bijbel verstaa.t onder zonde, genade, geloof, rechtvaardigmaking.

We mogen dan ook het Bijbelgenootschap wel dankbaar zijn, dat het Dr Onvlee afzond naar Soemba. Wat kan deze taalgeleerde voor ons zendingswerk daar van beteekenis worden.

Het blijft een worsteling, waarvan wij weinig kunnen volgen hier in ons land. Het is goed, af en toe eens er over te lezen.

Kerkgebouwen bij de vaderen.

Het zeer interessante en eerlijke „Orgelistenblad" (red. de heer Jan Zwart) schrijft in een art. over Jan Pietersz. Sweelinck (gest. 1621) o-.m. over de manier, waarop de vaderen de 'kerkgebouwen gebruikten :

Alet den veranderden slaat van. zaken werd het er met den „Eerbied in Gods hiiis" niet beter op. De kerken, nu geheel stadsbezit, ontdaan van alle vroegere versiering, waarin een kale ruimte werd toegewezen aan die van de nieuwe religie om er „godsdienst te plegen", deden voor alles en nog wat dienst. Opslagplaats van allerlei wat tot stadsdoeleinden diende, toevluchtsoord voor de luyden „by ongestuymichheijd des lochts", zijnde, kregen de hondenslagers, en duytendienaers van den Schout er volop gelegenheid hun beroep uit te oefenen tegen de „indolentiën" die allerwegen plaats vonden. Het hielp de Gereformeerden niet veel of ze zich al beklaagden over de dol)belpartijen die ergens in een verborgen hoekje

der kerk, schering en inslag waren, over de • uitroepinge van wereldlijke en profane verkoopingen die onmiddellijk na afloop hunner bijeenkomsten geschiedden. De kerken waren nu eenmaal bezit van Jan Publiek en vooral des winters uitstekende gelegenheden om zich in veiligheid te brengen voor alle mogelijke weersgesteldheid, dat zelfs de Amsterdamsche kooplui die gewoon waren hun zaleen af te doei) op de stoepen en onder de luifels der huizen van Kerkstraatbewoners (nu Warmoesstraat) bij ongunstig weder bezit namen van beschutte ruimten als die der Oude Kerk of Oudezijdskapel.

In deze gemoedelijke en gezellige verkeersdrukte vond men het de stemming wel zoo verhoogend, al het geroezemoes door wat orgelspel te temperen. De Magistraat'van Leiden zag er blijkbaar een uitstekend middel in om de luyden door middel van dien te meer uit herbergen en taveernen to houden. Bovsndien de orgelspelers waren stadsdienaars, die evenals de andere musicijns bij openbare feesten en besloten maaltijden der Burgemeesteren, „tot ere van de stadt" hadden werkzaam te zijn en op die wijze konden mee werken, de gemeente met hun kunst te „locken en aen te trecken".

En dan zeggen juist die - zonen, die voor geen concert (orgelbespeling) in de kerk te vinden zijn, noch voor een Wilhelmus als de koningin jarig is, noch voor een rede, die wat anders is dan een leerrede-met-vollen-zegen, nog altijd, dat de vaderen zoo opperst best waren.

.Naschrift. Een lezer heelt onderstaand bericht getroffen:

Ds Buskes weerspreekt ten stelligste, dat Dr Geelkerken en een deel van • zijn aanhangers hun contributies voor de Vrije Universiteit inhouden. De handeling van wie alzoo doet keurt hij dan ook at.

liij verwacht, dat ik nu O'ok zal terugnemen, wat ik overnam uit „De Heraut" en in aansluiting daaraan zeide.

Het is me helaas niet mogelijk. Zie ik wel, dan komt dit bericht via „De Rott." Hoe goed dit blad anders ook leest, ik heb dezen keer anders gelezen. Ds Buskes schreef.-" dat het volstrekt onjuist is, dat „Dr Geelkerken en de zijnen" hun contributie inhouden." Ik heb dat zoo opgevat: dat niet de heele groep het gedaan heeft, en dat men niet moet denken, dat die het deden, het allen hebben gedaan, op instigatie van Dr G. Daarom zweeg ik verleden week over de zaak, want ik ben cipor wat Ds B. schreef, niet overtuigd, dat wat „De Heraut" zegt, gelezen naar zijn duidelijke bedoeling, niet waar is. En de aanvulling (als ik' ze goed begreep) vond ik overbodig, omdat , zo in dat geval vanzelf sprak. - • - ,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1926

De Reformatie | 8 Pagina's