GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE BERGREDE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BERGREDE.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De Bergrede heeft een plaats in Jezus' prediking omtrent "het koninkrijk der hemelen.

Niemand kan daaraan twijMem. Het valt dadelijk op, dat niet slechts in de eerste, maar ook weer in de laatste zaligspreking het koninkrijk der hemelen wordt toiegezegd. En van nog meer beteekenis is het, dat in Matth. 5:20 een plaats, die we in ons vorig artikel als het thema der Bergrede aanwezen, het koninkrijk der hemelen uitdrukkelijk wordt genoemd. Wanneer men. dan ook de Bergrede betitelt als de grondwet van het koninkrijk Go'ds, bestaat daartegen niet het bezwaar, dat ze met het hemelrijk in nauv»' verband woidt gebracht, hoogstens dat de indruk wordt gewekt, dat er na de Bergrede van het rijk Gods niets meer te zeggen zou zijn.

Wie de' Bergrede verstaan wil, moet haar ook zien als een deel van het onderriaht, dat Jezus ons gaf. omtrent ZijnJiggrlijk kogm^

'" Het'k'oninkrijk Gods wordt met name in het begin der Synoptisclïe evangeliën telkens genoiemd. Later treedt het wel in dien zin op den achtergroind, , dat liet niet zooi vaak meer met, zoovele woorden wordt aangeduid, maar het blijft niettemin van groo'te beteekenis en als Jezus voor den Hoogen Raad staat, spreekt Hij zonder het woord ztelt te gebruiken van Zijn koninklijke laeerschappij, gelijk Hij ook bij het afscheid van Zijn discipelen daaraan uitdrukkelijk herinnert (Matth. 26:64; 28:18).

Inderdaad is het stuk van het koninkrijk Gods in de Schrift van centrale beteekenis. In hoofdzaak komt het hierop' neer. Als God den mensch schept, is met heel de aarde die mensch aan den Heere onderworpen. Maar de mensch erkent ook die Goddelijke heerschappij en brengt den Heere de eer, die Hem toekomt.

Met de zonde verandert dat laatste. God blijft koning, wie zou Hem Zijn rijk ontnemen, maar de mensch erkent niet langer de Goddelijke majesteit, heeft zichzelf op den troon geplaatst, dient in waarheid den Overste der wereld. Satan, den engel, dié zijn heerlijkheid verliet.

Nu komt Go'd arbeiden aan de herstelling van Zijn rijk, d.w.z. arbeiden, dat weer doiOT alle menschen zal worden erkend, dat er geen ander Koning is, dan .de Heere in den hemel alleen. In het middelpunt van dit werk Gods staat de Vleeschwording des Woords. Christus verbreekt de werken des duivels, sticht weer een koninkrijk Gods, maakt, dat weer alle knie zich buigt voor den Schepper van hemel en van aarde. Gods genade in Christus is, dat er dooT den Heiligen Geest harten worden veranderd, zoodat ze de zond© verlaten, vrijwillig 's Heeren heerschappij erkennen, als burgers in het Godsrijk' worden toegelaten en daar zaligheid genieten. Het koninkrijk der hemelen is het rijk, waarin God als Koning wordt gediend. Maar de Schrift gebruikt de uitdrukking ook om aan te geven, het burger vaji dat rijk zijn, het genieten binnen dat rijk van alle zaligheden, die Christus verwierf. Zoo-heet het in de zaligsprekingen : Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

Wie het woord van Christus verachten, gaan volgens een rechtvaardig oordeel verloren. Zoo zou het allen vergaan, ware het niet, dat God in Christus ook barmhartig was. Nu gaan in den eeuwigen" dood, die tot het einde toe weigeren Gods heer-., schappij te erkennen, om stra, ks in de smarten der hel te moeten belijden, dat er geen Koning is dan de Heere alleen. Immers dit is het einde: at in den naam van Jezus zich buigt alle knie dergenen, die in den hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijii en dat alle tong belijdt, dat Jezus Christus de Heere is tot heerlijkheid Gods des Vaders (Fil. 2:10 en 11).

Voo-rloopig was dit heerlijk Godsrijk belichaamd in het volk van Israël, dat in het midden van de volken der aarde alleen Jehovah erkende als Zijn Wetgever en zijn Koning. Als Christus komt, breekt hejt rijk zich baan, van alle kanten dringt men er in (Matth. 11:12) er geschieden grooite wonderen van genade, de heerschappij van Satan woïdt verbroken en over den ganschea aardbodem komen er, die den Heere erkennen als hun Koning.

Daarom woTdt in de prediking van Christus aan het koninkrijk der hemelen zulk een voorname plaats ingeraimd. Reeds Johannes de Dooper heeft geroepen: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Dat was de prediking van het naderend ooxdeel, dat ook kwam met het rijk. Jezus was op aarde geopenbaard. Hij zou het' koninkrijk Gods oprichten door het .werk des Satans te verbreken, dat beteekende zaligheid, voor die zouden wonen in het rijk', het beteekende verbreking van alle opvattingen. Daarom: bekeert u, opdat ge niet onder het oordeel te gronde gaat, m.aar geniet van de weldaden, die in.het koninkrijk Gods zijn bereid voor allen, ; , j, die God erkeunen als hun Koning. ••> êi^ • is^S*^-.

Het spreekt dan ook vanzelf, dat de piedikih'g: ekeert u zoover moest gaan. Ook als Jezus optreedt, laat Hij haar hooren (Matth. 4:17) en straks zendt Hij de aposteleia uit met dezelfde boodschap. (Matt. 10:7).

; \ls die prediking eerst de menschen-heeft opgeschrikt, zijn ze geschikt om meer van het rijk Gods te hooren en dan komt weldra de Bergrede, zelf ook een stuk van de verkondiging van het koninkrijk Gods.

Als God Koning is en het rijk' Gods op aarde inhoudt, dat de menschen God weer erkennen als hun Koning, daii hebben .ze ook de eischen van het koninkrijk, dat als nieuw uit den hemel op de aa.rde komt, te hooren. En die eischen predikte Jezus van den berg.

Het karakter van het koninkrijk der hemelen, dat niet van deze aarde is, bracht mede, dat die eischen ingaan, tegen wat op deze aarde geldt. Ze dragen een eigen, een bijzonder hemelsch ka.rakter, ze spreken van de volmaaktheid Gods, die de Heere eischt van hen, die in Zijn koninkrijk hebben leeren wonen (Matth. 5:48), ze spreken doorloopend van het groote beginsel der liefde', dat het geheele gedrag van alle burgers in Gods koninkrijk moet beheerschen (Matth. 7:12).

Maar aan de andere zijde, zijn die eischen 'toch O'O'k weer niet nieuw. Met Christus komt het koninkrijk Gods, d.w.z. Hij richt het op: . Hij doet, al wat er moet worden gedaan. Doch van dit koninkrijk was reeds lang te voren gesprO'ken. Israël was er de voorloopige verviilling van. Daar sluit de Bergrede aan, bij wat God 'eerder aan Israël had gebo'den, herhaalt de voorschriften, die reeds in het Oude Testament zeer duidelijk werden gevO'Uden. •

En toch is er weer een tegenstelling. Ze komt het duidelijkst uit in het herhaalde: Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is maar Ik zeg u.

Die tegenstelling vindt in twee dingen haar oorzaak. Ze is allerminst de opheffing van wat Go'd onder de O'ude bedeeling aan koningswetten had gegeven (Matth. 6:17). Maar ze is de erkenning in de eerste - plaats, dat Israël de wetten Gods omtrent Zijn koninkrijk niet heeft verstaan. De Farizeeën hebben er reglementen van gemaakt, zO'Uder geest en feitehjk zonder inhoud. Angstvallig hebben ze zich aan de letter gehouden, niet zelden met 'de bedoeling om de'U eigenhjkrai zin van het gebod te kunnen overtreden. Daarom moet Jezus niet alleen een tegeinstelling maken, met wat in de wereld geldt, maar de tegenstelling met de wereld is er O'ok een geworden met de wijze, waarop de Fameeën handhaafden de geboden van "he^ ko'uinkrijk Gods: k zeg u, hebt uw vijanden lief, zegent ze, die u vervloieken, ' doet wel dengeneai, die u haten en bidt voor degenen, die u geweld aandoen en die u vervolgen.

Er is nog een tegenstelling. Bij het oiuda Israël liggeJi staat' en' kerk dicht inegn gevlo'chten. Zoo moest het zijii b'rj de voorloopige openbaring van het koninkrijk Gods.

Maar zoo kan het niet blijven. Wanneer het rijk Gods zich uitbreidt over de aarde, komt het zich ontwikkelen in het midden van het zo'ndig'e leven der volken. Deze zijii de discipelen, het zout der aarde, het licht der wereld, de stad op dea berg, die zelf leven naar de strengste wetten van het koninkrijk, de wereld den weg wijz-en (Matth. 5:16). Maa.r dan 'moet ook de wet van het koninkrijk in de nieuwp bede'sling enger zijn, dan onder de O'ude. Want nu ziet ze niet meer op. het leven van een volk, maa.r O'p het leven van het volk-, het volk des Heererr op deze aarde. ZoO' wie z: jn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheldbrief, dat is de wet van het volk Israël, als wet O'Uder de de. volken. Maar aldus geldt het in het kO'Uinkrijk Gods: oo wie zijn vrouw verlaten zal anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt, dat zij overspel doet!

Zoo geeft dan de Bergrede ons de prediking van een nieuwe gerechtigheid, ze is de wet, ' die geldt in het koninkrijk Go'ds gelijk het zich in de nieuwe bede'sling openbaart.

Daar hangen nu twee dingen mee samen.

In de eerste plaats, dat het verkeerd is in de Bergrede te zien de kern, het vO'O'rnaamste, de korte samenvatting van het Evangelie. Reeds daarom niet, omdat wie zoo doet, het Evangelie verandert in een wet. Duidelijker no'g, omdat zoo de Bergrede wordt losgerukt van de plaiats, dia ze heeft in de Heilige Schrift.

~We lieten boven zien, dat er aan de Bergrede iets vO'Oiraf ging.

Er volgt nog meer. Nadat Jezus de Bergrede gesproken heeft, gaaf hij aard en karakter van het kO'Uinkrijk der hemelen O'Utwikkelen. Hij toont ons, hoe het werkt, hoe het meer openbaart, hoe het gaat naar de vernieuwing.

AVie de Bergrede verstaan wil, mag dit alles niet uit het" O'Og verliezen. En eerst als we haar zien als_ onderdeel van heel de prediking omtrent Gods ko'ninkrijk, zien we haar in het volle licht.

Daarmede staat nu, onze laatste opmerking in verband.

De Bergrede is een wet, maar ze is een wet van het koninkrijk Gods en het karakter van het rijk bepaalt het karakter van de wet, niet O'mgekeerd. .

Laat het ons scherp stellen: bedoelt Christus, dat Zijn discipielen die geboden zullen vervullen en dat ze zoo met een gerechtigheid grooter dan 'die der Farizeeën zullen ingaan in het, ^^oniiikrijk der hemelen? - t^iis-; !;

Ge kunt die vraag ontkennend en ook •'bevestigend "beantwoorden.

Ontkennend, indien het zóó kan wo'rden opgevat, dat de discipelen door de voorschriften van Jezus op te volgen, zich den toegang tot het Godsrijk zouden verdienen. Dat is O'umogelijk. Niet omdat de discipelen daartoe niet in staat zijn, want iedereen ligt onder de verplichting om het geb^d Gods te volbrengen al kan hij het niet vanwege *; ijn zonden. Onmogelijk is het, omdat we dan weer kwamen bij de Farizeeën, die door wetsgerechtigheid, door goede werken 'de zaligheid poogden te verdiene'iï.

Wat Jezus predikt is iets van geheel andera orde. De Bergrede is vervat in den vorm van ge^ boden. Jezus sluit daardo-or aan, bij wat onder Israël gewoon was. Maar de discipelen moeten in de eerste plaats gevoelen, dat dit de eischen Gods zijn en dat z, ij ze zelf niet kunnen volbrengen. In zooverre is ook de Bergrede tuchtmeester tot Christus, De Bergrede komt van de lippen van den Heiland, die ook gezegd heeft: Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt en ik zal u rust geven. Neemt mijn juk o-p u en leert van mij.

26 dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht. Of wil men het anders: de Bergrede begint met zaligsprekingen. Vóór nog een gebod gegeven is heet het: zalig zijt gij — want uwe is het koninkrijk der hemelen. Jezus geeft, wat Hij belooft. Hij zelf volhrengt de wet en verdient de zaligheid. Zoo moet het zijn, omdat de Bergrede de wet is van het koninkrijk der hemelen, waarin God ook Zijn genade in Christus openbaart.

En zien we hef zOiO', dan kunnen we de boven gestelde vraag toch weer bevestigend beantwoorden. Zeker, Jezus eischt, dat Zijn discipelen de geboden, die Hij geeft, zullen voJbrengen en dat ze aldus de ware geï*echtigheid zullen betoonen en ingaan in het koninkrijk der hemelen. Maar Hij eischt het van hen, wien Hij het eerst zelf heeft gegeven en die Hij daarom zalig spreekt.

De Bergrede geeft ons den regel der dankbaarheid op het verloste en vrijgemaakte leven in het ko-ninkrijk Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

DE BERGREDE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's