GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De slag in het aangezicht van Prof. Haitjema.

Prof. Haitjema, men weet er alles van, heeft op de gereformeerde kerken heel wat - aan te merken. En zijn aanmerkingen kwamen tot voor korten tijd zoo ongeveer alleen neer op den rug van hen, die meenden, dat dr Geelkerken met zijn staf niet in de gereformeerde kerken thuis hoorde. Zelfs zoozeer is hij aan den kring der Geelkerken-volgers welkom, dat de pers van dr Geelkerken niet moe wordt, zonder critiek wat prof. Haitjema schrijft, over te nemen; ja, dat ds H. G. v. d. Brink hem als gezaghebbend spreker introduceert in een van zijn geschriften, waarmee hij zijn afbraakwerk poogt te verdedigen.

Nu komt het meer voor, dat men in zijn eigen zwaard valt en in eigen net gevangen wordt, eer men het weet. Het is ieder bekend, dat één van de grieven, die dr Geelkerken tegen de overheerschende strooming in de Geref. kerken heeft, o. m. deze is, dat men niet genoeg werkte en niet voldoende ernst maakte met het leerstuk van de g e-nieene gratie. Om dat meer ingang te doen vinden, heeft hij studentenvergaderingen opzettelijk bezocht om te pleiten voor een nog niet eens christelijk tooneel; het Was al genoeg, als men, zelfs zonder uit eigen beginsel te bouwen, leentje-buur speelde bij den Heer Querido, en voor de regie en zoo voort zich den dienst verzekerde van menschen, di« in het beroep van de tooneelspelers geheel en al ingewijd zfjn. Om dien eisch der beoefening van de gemeene gratie aan te dringen, heeft hij zich erop beroem d, dat hij een hoogleeraar, die daartegen schreef, „de witte das had afgenomen"; heeft hij den preekstoel vaak gebruikt om meer ruimte voor de v^zilvering van de effecten der gemeene-gratie-Ieer te maken en heeft hfj wel eens gerept van een werkprogram in boven aangeduide richting.

En thans doet dr Geelkerken voor het front van de natie zelf de witte das voor en in zijn naïviteit ziet hfj niemand, die dit ornament reeds in den geest „den Heer" Geelkerken afdoet, gelijk hij het in eigen oogen dien hoogleeraar, dien hij ook „den Heer" Zoo en Zoo noemde, afgedaan heeft.

Dr Geelkerken doet de witte das voor. De publicaties van wat men noemt de Kerkelijke Conferentie der volgehngen van dr Geelkerken, klagen over verwereld-1 Ü k i n g. Deze term, thans genomen als element in het vonnis, dat de Conferentie in den naam des Allerhoogsten (want in Zijn naam alleen mag nien vonnissen in critieke dagen) over de Gereformeerde kerken in Nederland velt, klopt wonderwel met wat prof. Haitjema decreteerde ten aanzien van die kerken. De weg van Assen is de 'weg van de verwereldlijking, zeide de hoogle'eraar. En de Geelkerkianen jubelden: amen. Welk amen, omgeven door" gebed en dankzegging, is neergelegd in deze offioieele publicatie der zoogenaamde kerkelijke conferentie, waarvan de bladen berichtten: WS^S-

De conferentie is van oordeel, dat met name in de laatste jaren een bedenkelijke achteruitgang en veruitwendiging van het geestelijk leven in den kring der Gereformeerde Kerken viel te constateeren, waaraan wij allen voor God schuld dragen. Mede daardoor zijn velen vervreemd van een kerkgemeensöhap, die voeding en leiding had behooren te geven aan him geloofsleven. Zeer velen ook vonden binnen haar met name geen bevrediging voor de rechtmatige behoefte van hun hart aan persoonlijke toepassing der Goddelijke waarheid.

De conferentie is eveneens overtuigd, dat anderen, die meer in het bijzonder vroegen naar bezinning omtrent de beteekenis van het Gereformeerde beginsel en naar de toepassing daarvan in het leven van den tegenwoordigen tijd op onderscheiden gebied, in den eigen kring hunner kerken niet het vertrouwen en begrijpen ontmoetten, dat hun toen naar den eisch eener

Christelijke gemeenschap had behooren geschonken te worden ''

Het merkwaardige is, dat de eerste alinea isrecies in de 1 ij n van prof. Haitjema ligt en dat de t w e e d e rechtstreeks ertegen inga at.

Haitjema zegt, wat in alinea 1 staat: de termenwellust, de sohematiseering, de intellectualiseering, etc, is de dood voor het geestelijk leven, is: verwereldlijking. En nu zeggen 'de Geelkerken-vrienden: hoort, hij heeft gelijk.

Maar de tweede alinea klaagt erover, dat de menschen, die in de lijn van dr Geelkerken de leer der gemeene gratie wilden omzetten in praktijk, niet begrepen en vertrouwd werden, zooals dat de gemeenschap der heiligen eisohte. Kom aan, ik geloof, dat daar IETS van aan is; al geloof ik ook, dat het de schuld van menschen als dr Geelkerken zelf is, en van alle al te haastige discipelen (van satellieten zullen we maar niet spreken, al doet dr Geelkerken, niet zonder hoffelijkheid, het wel). Ik geloof, dat dr Geelkerken te weinig ons volk heeft bestudeerd; dat dit volk nog niet mee kon komen met die ideeën omtrent cultuur en cultuurleven, die goed waren (er waren er ook heel verkeerde onder), dat had HIJ naar den eisch eener christelijke gemeenschap moeten begrijpen. Maar daarover heb ik het nu niet. V o o r z o o V e r dat volk hem niet begreep en de anderen ook niet, on v o o r z o o v e r dat volk daar zelf aansprakelijk voor is (en niet de hooge toon, en de bravour van dr Geelkerken) heeft dat volk altijd gezegd, wat ook prof. Haitjema zegt: de gemeene gratie brengt de verwereldlijking mee. Ik vind dat onjuist, zooals ik prof. Haitjema's orakeltaal tegen Assen in haar geheel niet hoog aa, nslaan kan. Maar ook daarover loopt het niet. Ik zeg dit: Haitjema wordt in a 1 i n e a 1 verheerlijkt, en men zegt tot de gereformeerde kerken: waarom gelooft gij hem niet? En in al i n e a 2 wordt datzelfde volk een v e r w ij t ervan gemaakt, dat het.... precies zoo redeneerde als Haitjema redeneert. Wie is hier de niet-begrijper? Wie veel heeft, die heeft ook veel te verantwoorden. Voor God is de groep van leiders in Geelkerkiaanschen zin duizendmaal schuldiger, als ZIJ het volk niet begrijpen, dan het volk is, als het h è n niet verstaat.

Nu zou het niet noodig zijn, hierover veel te zeggen, indien niet de stichting van de z.g. „Nederlandsch-Gereformeerde Kerken" (zooals, naar uit dien kring beweerd wordt, de nieuwe kerkgToep heeten wil) zich liet begeleiden door uitlatingen, die in ihet openbaar telkens weer in boven aangeduiden zin redeneeren. „De Nederlander" gaf uit een rede van ds, Smelik (van Tienhoven) deze passage:

En dan richtte spr. zich tot de Kerk met ernstige verwijten: er is een tekort aan persoonlijke overgave; er is kennis van de beginselen maar zoo weinig van den deemoed van Christus.

Wij moeten weer durven gaan zoeken, waar wij zijn gaan drijven op. de leidende figuren. De persoonlijke 'geloofsverzekerdheid is naar den achtergrond gedrongen. Achter schijnbare onversohillig'heid zit soms echter zooveel karakter en een dorsten naar klaarheid.

Sprekers ideaal omtrent de beweging der bezwaarden is dat ze brengt een opwekking en geestelijke verinnerlijking.

. ..Aan de Synode verweet hij, dat er ootmoed en schuldbesef bij haar ontbreekt.

Hetzelfde woMt beweerd in een artikel van de „N. R. C.", die zich liet inlichten, gelukkig niet van gereformeerde, maar van geelkerkiaansche ..zi^de. We

Er is n.l. in de Gereformeerde kerken sinds de laatste jaren een tweetal verontrustende verschijnselen op te merken geweest; n.l. een tekort aan innerlijk persoonlijk godsdienstig leven, en de verzorging daarvan door de kerkelijke organen, waarbij het objectivisme '•almeer de overhand is gaan nemen in het ver-organiseerde en ver-mechaniseerde kerkverband. En daarnaast een tekort aan het besef, dat men er naar heeft te streven Qhristendom en cultuur, met elkander te verzoenen. De toonaangevers in het synodale verband vertrouwen de aan wetenschap en cultuur werkende geloofsgenooten maar al te vaak niet voldoende en doen geen moeite hen in hun moeilijken arbeid te begrijpen.

Ook hier weer de eéne gedachte pro, de andere contra Haitjema.

Om het nu maar kort en goed te zeggen: er is veel te praten over deze dingen, met iedereen. Maar met deze menschen niet. En in DIT VERBAND óók niet. Het is gebrek aan eerlijkheid, dat men van deze dingen reppen durft om de scheiding te verdedigen en toe te lichten. Wat ik bedoel, is uitgesproken in „De Bazuin", aldus: Opnieuw vraagt men zich af, wat er worden moet

en over 100 jaar geworden zal zijn van de menschen, die zich om deze negatieve leuzen een andere „kerkformatie" laten opdringen door leidslieden, die nog niets positiefs hebben gegeven; en die, precies als de christelijk-gereformeerde pers tegenwoordig doet, hun heengaan uit de Geref kerken gaan motiveeren met „verschilpunten", die zij, ACHTERAF niet zoozeer aantoonen als CONSTATEÊREN. Ook dat is een veroordeeling van eigen standpunt; het bewijst, dat men op het moment der scheiding geen argumenten genoeg ' had, en ze nu later gaat opzoeken. Zoo teert de secte op de kerk; er zijn secten, die de onbetaalde rekening van de kerk heeten; en over die m. i. onjuiste bewering kan men nog disputeeren. Er zijn ook sèoten, die hun aandeel in de schuld der kerk niet betaald hebben, die ook in dagen van crisis de betaling opzettelijk weigerden, en die nu hun leven lang teren moeten op de bewering, dat de kerk haar rekening niet betaalt.

Ik kan het niet helpen: dat lijkt heel veel op farizeïsme. Men zal wel weer boos worden. Maar men heeft zelf het woord ook ieder oogenblik in den mond. Farizeeërs bedoelen het vaak goed. Maar hun stelsel deugt niet. En de angst voor de eerlijke belichting van Gods wet houdt hen zoo lang gevangen. Farizeïsme ., is voor 50 pet. ressentiment.

Men doet hier wèl zijn best, om de historische ontwikkeling van de zaak te verdoezelen, maar ieder weet nu nog wel, dat de zaak-Geelkerken achter deze beweging zit. In de eerste periode van het geding was het geraas tegen de dogmatisch-exegetische opvatting der synode; toen kregen we-de kerkrechtelijke periode; thans 'moet de roep om geestelijk leven en mystiek het pleit winnen. En de HISTORIE wordt door de conferentiegangers rustig (of: onrustig) BEGRAVEN.

Ja, heusch, begraven. Zelden heeft men iets zóó tragisch beleefd als dit. Daar is nu een beweging van reformatoren, van kerkstichters, naar men meent, en deze moet, om toch iets te bereiken, den eersten leider min of meer naar achteren dringen en heel het verloop van haar eigen kerkelijk geding, hoe bewust het ook gevoerd en hoe publiek het ook ingezet is, d o o d z w ij g e n. Leg daarnaast nog eens de officieele publicaties van de dagen der Afscheiding en der Doleantie; welk een verschil! Alle strijdleuzen vaij het roerige begin —, alle speciale opvattingen van het vervolg, ze worden hier verloochend. En wat overblijft is een „beginselverklaring", zóó kleurloos, dat, mutatis mutandis, vrijwel ieder het er mee eens kan zijn, en zóó doodgewoon, datmenig synodegetrouw predikant zal zeggen: is dat alles? ; — dat heb ik al honderdmaal zoo gepreekt. — Dit is een neutraliteit, die, uit welke oorzaak ze ook te verklaren is, het eigen wezen verloochent, en de eigen historie ook. Dit kindeke is met schaamte geboren, maar jammer is, dat het dit niet weten wil. En als iemand meenen mocht, dat dit maar de kijk is van iemand, die geen goed wil zien uit deze beweging, laat hem dan bedenken, dat de heer Fr. Kuyper van Hilversum, een man, die in de pers van dr Geelkerken nog al eens geprezen is, het óók zoöj ziet, blijkens deze opmerkingen in de „Hilv. Kb.":

De j, beginselverklaring" zegt over het eigenlijke geschil ongeveer niets. Zelfs zou, wat ze over het buigen voor het volstrekte gezag van Gods Woord zegt, min of meer misleidend genoemd kunnen worden. Immers de Synode acht juist de opvattingen dergenen, die zich aan ons onttrokken, een onoverkomelijk bezwaar voor het gezag der H. Schrift te wezen.

Tegenover menschen, die hun eigen verleden en het markante van hun werk willen begraven, behoeft men totaal niets te doen, wanneer zij dit werk van zelfkennis verrichten met een traan in het oog vanwege eigen zonde.

Maar als die menschen op den grafsteen van hun eigen verleden een smaadschrift willen beitelen en een schandpaal v)rillen bouwen voor anderen, dan wordt het tijd om te zeggen: halt: ziet naar wat van u zelf het daglicht niet zien mag in een uur waarin gij voor God en voor de heilige, algemeene, christelijke kerk het pleit voeren wilt; ziet in uw graf, ziet er binnen in.

Gij zult niet uzelf vergeten, ALS gij met behulp daarvan ANDEREN wilt verwerpen.

En om deze reden, om haar ook alleen, wordt het een plicht tegenover de Gereformeerde Kerken, den man, die de aanstichter van dit alles is, dr Geelkerken, na d e z e „beginselverklaring" de „witte das af te doen", gelijk hij het ook, en dan nog wel in een kerkbode (d. w. z. ten aanzien van de gemeente Gods) een hoogleeraar meent gedaan te hebben; Dr J. 6. Geelkerken wete, dat er met mij honderden zijn, die heel die conferentietirade over geestelijk leven en inzinking niet kunnen lezen zonder weerzin, en die het niet kunnen naast zioh neerleggen, zonder de overtuiging: God zal het zoeken. We zeggen niet graag, wat nu gezegd wordt, maar het moet om des gewetens wil; want als dr Geelkerken met zijn conferentiegangers gelijk had, dan zouden we hem als geestelijk raadsman erkennen moeten; en ik zie in hem en de zijnen onwaarheidsprekers, misschien uit vreesachtigheid. Welke kerk in Nederland had het meest last van verwereldlijking? Die van Amsterdam-Zuid niet het allerminst. Ik zeg dit niet, om iemand van de toen fungeerende kerkeraadsleden te besmeuren; ik zeg het wel, om hun toe te roepen: maak van die geestelijke inzinking geen melding in het uur van heengaan. Wie hebben dr Geelkerkens pers in de eerste weken opgevuld met artikelen? Velen, wier producten men maar liefst begraaft. Danseurs en charmeurs hebben met een pennestreek zich geblameerd door werk van eerlijke strijders te bezoedelen met hooghartigheden; leugenaars en valsche onderteekenaars liepen in het eerste gelid; geheime clubs (S.l.v.i.s.) en falsificateurs brachten bloemen aan; en van de planken liep men naar Geelkerken toe, en van Geelkerken naar de planken. Neen, ik haal geen oude kwesties op, en beslis hier niets. Ik zeg alleen maar: vertel ons niet, dat er wierookgeuren hangen rondom de kraamkamers van het Geelkerkianisme. Een beweging, die eerst een schijn van bloei kon aannemen, toen de vrienden de kous in het gelijk moesten breien, die de eerste' leider had bedorven door zijn publieke redevoeringen, die een échec waren bij eerlijke vromen, moest niet den moed hebben, een geestelijk réveil erbij te sleepen; want het is van a tot z een waan. Wij zullen deze menschen zien heengaan zonder hen te vervolgen; maar als ze op leugen en valsche aanklacht zich durven fundeeren, welnu, dan zullen we, niet bij wijze van wraakoefening, , maar wel uit verdediging van de door hen vervolgde kerk, doen wat dr Geelkerken doet: de witte das moet af. Ik heb hiermee niet de personen op het oog (zooals indertijd dr Geelkerken), maar de beweging. En de zelfverheffing moet weg. Laat men zich verdedigen, maar niet in eigen aanklachten zich rechtvaardigen. Wie niet het volk begreep, en wie niet het vertrouwen en begrijpen schonk, dat de gemeenschap der liefde eischte, dat was dr Geelkerken. We zullen hem naar voren moeten halen, als men hier zijn best doet, hem op den achtergrond te schuiven, om niet de zaak te laten mislukken. Want de historische orde is hier geen zaak, die men vergeten moet; immers, daaraan sluitmen zich aan en uit het historisch feit heeft men redenen gepomen voor deze separatie.

Het tussclien-zinnetje, dat men voor de geestelijke iazinking zich zelf ook schuldig weet, kan mij niet van gedachten doen veranderen. Want als men dat tot in merg en been eerlijk meende, dan zou dr Geelkerken niet hoog hebben gedaan over het volk, dat niet altijd begrijpt, en dat Haitjema in 1924 wel gelooft, dien Geelkerken pas in 1926 ging gelooven; dan zou ds v. d. Brink niet weggeloopen zijn, eer hij alles had gedaan, wat hij kon; en dan zou ds Buskes niet een antwoord hebben geweigerd aan de kerken, dié hij in den steek liet, toen hij de kans kreeg, heen te gaan, en dan zou dr Koppenaal niet zijn belofte gebroken hebben, om de dwalende kerken met zijn beter inzicht langs den wettigen weg te dienen. Hier hebben we het moderamen der conferentie ten voeten uit; en hier ligt hun proclamatie. De gemeente van Christus schelde hen niet; maar legge dezen conferentiebrief voor de oogen van God en zegge: de Heer e richte tusschen, mij en u.

En prof. Haitjema verwondere zich, dat zijn eigen beschermelingen het gereformeerde volk h a r d-o p V e r w ij t e n, dat ze een man als Haitjema praktisch hebben geloofd, ook zelfs voordat hij gesproken had over de acute verwereldlijking.... Haitjema is door zijn eigen cliënten als onvoldoende pleiter terzijde gesteld. Het is tragisch, maar het is voor de gereformeerde kerken troostend.

Het is de troost, dien prof. Bouwman in „De Bazuin" aldus aanbiedt:

Zoo getuigde ook de kerkelijke Conferentie die in den loop dezer week in de Parkkerk te Amsterdam gehouden is.

Een kerkgemeenschap, die op zulke onware gronden gevormd wordt, heeft geen recht van bestaan, en zal openbaar worden geen kerkformeerende kracht te bezitten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's