GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SGHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SGHOUW.

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hilbrandt Boschma over de kerk.

In , , De Gerefo-rmeerde Kerk" schrijft dr H. Schokking een artikel tegen den bekenden evangelist Hilbrandt Boschma, wiens opvattingen nog al eens "ingang vinden. We lezen:

Hilbrandt Boschma, voorganger bij d© Hervormdei Ewanigelisatie te Ruurloi, bij velen bemind om zijni mooden stijl en niet alledaagsche begaafdheid, maar idi© ook menigeein aanstoot geeft door zijn fanatiek; 'anti-m, ilitairistiisch spreken, is nog niet tot stilstand gekomen op zijn weg van radicalisme.

Er is een verrukkelijk radicalisme: ©e.n onversaagd • voiorttreikben van uit het éénmaal gevonden goddelijk uitgangspunt, — maar doorgaans wordt radidalisme spoedig toit een fanatiek doorzetten, juist in de afwijkende; richting.

Vervolgens herinnert dr Schokking aan wat de heer Boschma schreef over de kork; en voegt daar «enkele opmerkingen aan toe:

Hij erkent: „ik heb vroeger gemeend, dat do kerk een gebreittigei steigeir was, waarbinnen bet gebouw van het Koninkrijk Gods toch kon worden opgetrokken. Maar dat getoiof ilt thans niet meer."

Had hij 't maar nooit geloofd.

Want dan was hem deze ontnuchtering bespaard.

Maar ja, als men zich, tegen da lijn van de Schrift in, een voioistelling maakt, naar eigen of anderer idee, , maar in elk geval een foiutief idee volgt, zoowel omtrent kerk ais omtrent iiet koninkrijk Gods — ja dain is de botsing voor wie wat dieper leeft ©n zoekt en voelt — en dat is 't ge-val bij typen als de heer Boschma — onve-rmijdelijk.

De kerk als steigerwerk te willen gebruiken — dat is heusoh ondoenlijk. Zij is zelf een lichaam; zij hoeft ©en andere roeping in de wereld; zij ia geen hulpmiddel.

En wie 't Koninkrijk Gods wil bouwen en nog wel binnen 't steigerwerk der keife, denkt óók te gering over, 't koninkrijk Gods. Dat breekt door al die steigers heen, , ©n rodt zich zelf besit zonder ons. Maar dan is het niet billijk om zoo uit te vallen tegen de kerk, onze kerk als de heer Boschma doet.

Omdat de fceo-k geen „gietvorm" blijkt voor het koninkrijk Gods (en dat dan nog naar het inzicht, dat de heer B. zich ©r van' vormt), wordt zij gehoond door dezen vooirgangor bij de Evangelisatie als ©en paskwil er van! Maar de kerk wou nooit gietvorm wezen!

Daarna gaat dr Schokking verder in op' wat de heer Boschma zegt:

Voorts wenscht de heer Boschma', ' dat het vuur van „Gods Geest (de kerk) moge verteren en afbreken, zoodai er geen steen op den andaron blijft".

Zulk een aan do Joodsoh© vervloekingen herinnerende uitspraak, ©n zulk ©en aannemen van ©en prou feten-honding, is toch wel wat prikkelend.

Hierna volgt dan een gedeelte-, < dat we thans terzijde kunnen laten, omdat het niet over „de kerk", maar over de organisatie van het Ned. Herv.

Kerkgenootschap handelt. Indien wij er zeker van waren, dat de heer Boschma het alleen daartegen had, zou de polemiek ons wel kunnen voorbijgaan. ]\Iaar wat hij opmerkt, keert zich toch tegen eiken principieel (ook ambtelijk) gefundeerden kerkvorm. Daarom kunnen ook wij met dr Schokking ons vereenigen, als hij schrijft:

Zulk spreken als van Boschma lijkt meer op de taal der geestdrijvers uit den anabaptistischen tijd dan op de taal der mannen Gods. Bovendien, de profeten riepen door Gods Geest terug tot het Woord. Tot wet en getuigenis. Dat misisea we hier vrijwel geheel.

En „geen steen meer op den anderen" — is dus de wensich voor uw kerk? Gelukkig da: t God ba.rmhartiger is dan de menschen.

Maar het is wol jammer, dat een zoo begaafd, man als Boschma zich zoo laat meevoeren op de fanatiek-radicale lijn, welk© uitgaat van een vorlcoerd pmxt.

Het is de anairchistische lijn, die 't anti-militairisma bederft, en ook heel geniakkelijk omslaat in heftig-a strijdlouzen, en Gods Geest wil aan 't werk zien — alleen tot afbreken.

Bepalingen uit den overgangstijd.

Dr G. Keizer heeft in „Geref. Theol. Tijdschrift" •eenige malen enkele oude notulen gepubliceerd uit den overgangstijd binnen het ressort van de Neder-Veluwsche classis. Den tijd .dus, die de beginselen der Reformatie langzamerhand trachtte ingang te doen vinden. Enkele grepen eruit zullen onze lezers wel willen. We lezen ever Ds Piek, - die nog al halsstarrig bleek:

Ludolphus Piek pastor tot Epe hefft verclart dat hij tegenwordigh die lehr dess Catechismi als Schrifftmatigh nit en konté" beKeiiiieh, 'èndèouemiitz hiji héra onaclmldigend© seijde, dat hij bij den graff iet te thon hadde, daor hij, indien hij die lehr dos Catechismi sol annenien niet frij sol moegen komen, omi dess fiandt will, hefft oick niet willen verclaren of belonen dat hij den Catechismum onderteickenen wilde, wenner dat hij solde wlderom geoomen sin.

Piek is afgezet, maar was het volgend jaar nóg niet zooals 't wezen moest.

Een student vraagt door een rijmpje (carmen = gedicht, ook wel rijm), geldelijken steun; een methode, die nog wel effect heeft, hoewel niet zoozeer bij „deputaten" als wel bij de offeraars buiten het „hof": • .. , : .

Theodoras Eijbergenn von Harderwijok een student, hefft dem Classi gebracht een carmen darin hij clacht dat hij geen middelen hefft om sine studia te verfolgenn. Die brudern des Claissis ditselbige geloesen hebbende und von die von Harderwijok dat quede getuigniss dat sij hem geuen, hebben fur guet angesien dat der classis vor hum schrieuen sal ant hoff von Arnheim, vorsuckende eenighe assistenti© ©nde onderhouth om' forder te studierenn, mit oaersenidende dat carmen, dat hen praesentirt was.

Hoe het met den sabbath ging? Lees:

Mann befindt oick noch grote profanatie des Sabhatha als dat sie op den kerckhouen gann wandelen; vnd ongeregenheidenn bedrivane, insonderheit dat tu Nijckerken onder die predicatie weckenmarckt gehouden werdt, het welcks alss die von der Nijckerken verclaren nieten can geremediert werden, ten sie dat haer von der hoher ouerbeit eenen seckeren dagh in der wecken om marckt te holden bestimpt wieirde; so hebben die brudern oick tur guet angesien dit selbige oick te bringen ad Synodum.

Hoe streng de dominees leefden?

Die dienars des worts sindt int gemein vermant, dat sie niet en sullen gan sitten drincken in die herbergen, Jha; heel sich der wirtzhoussen onschlan, ten sie dat die noot sulchè eijischet, end© souder ergeirniss geschieden; can.

En hoe het met de ho'uders van die huizen ging, waar de dominees tot voor kort nog wel eens plachten te komen, sanctioneerende alzoo het bedrijf:

Gevraecht sijn offte diegenijghe die openbare herb©Eghe holden die der halue voiok setten tot droncken-Sichap, men oock sal tot Olderlingen en Diaconem verkeesen, worde geantwoort, dat m-en sulcke Luijden geensijntz sail toelaeten.

Overigens een tuchtoefening, die nog voorkomt hier en daar.

Het leven des gemóenen mans kent men hieruit:

Ouermitz sich oick noch veel önordenimghen befindt in denn heijieJioken Stadt, als te weten dat sie fur die ooDiirmatie bissweilen lang te samen wonen, is fur quet angesin dat man selokeirs sail bringen ad Sijnodum.

Alsmede, eenigszins, uit dit citaat:

Of ft men oock ruijter ende soldaten buijtens Lants ' hoercomende ©nde hijer getrouwt hebbende; end© sender weüicte getuijchnisse sal oopuleren, dit ad Sij. miodum te brengen.

Over de doopgetuigen (verband tusschen doop en avondmaal, doop en kerkelijk leven): '

en avondmaal, doop en kerkelijk leven): ' Is gefragt of man diegenigen tot getuigen desl dops B-al laten comen of staan, die om seeker reden willen von den auontmal des hoeren gesuspendirt sien, offto jonst bar als fianden des religi sich betuigen. Is geantwo-rdt dat man soickers sal bringen ad Sijnodium.

Alsmede:

Dierwiel dat man oick befindt dat veel hier von di© Velauwen als von Forthausen und© Barenfeldt hars kindoren brengen tot den ouden pastor irtijts tot Hoeuelacken gewest, om gedopt te werden, ende jonst andere afgoderijen op die heilighe dagen experiren, is fur guet angesin dat man selokors oick resevir ad Sijnodum.

Men bedenke wel, dat deze aanhalingen zijn genomen uit de door dr Keizer gepubliceerde notulen van de jaren 1598 en 1599.

Ds Kersten kan hier veel uit leeren ten aanzien van den toestand onder de vaderen 'ZOO kortelijk na den doo-d van Willem van Oranje, den gemakkelijk glorieusen drager van ds Kerstens ideeën, als ge 't gelooft

En de menschen, die de donfessioneele werkzaamheid van de kerk („uitbouw" der belijdenis!) altijd verbinden aan vervulling van de voorwaarde, dat er eerst een algemeen geschrei moet opgaan uit den mond des volks vanwege het besef van zijn nood, kunnen ook nog wel eenige illustratieve leering hier putten. In 1599 stond men minder dan

20 jaren vóór de Dordtsche synode....

En dus 20 jaar voor de nieuwe formuleering der belijdenis.

Maar de oude moest er toen nog ingehamerd worden:

Sint nochmaels die dienaren vermaent worden ten plattenlande alle mogelicfce. vlijet voor toe wenden, om die leere des Catechismi in te voeron.

En de school was toch wel niet zóó puik, dat het in die 20 jaar opgroeiend geslacht zoo'n sterk geroep der „jongeren" tegen de „ouderen" zou kunnen verwekken en doen opgaan; een roep', zóó sterk, dat men zou moeten zeggen: hier wordt nu eens geen belijdenis gemaakt, doch gebeuren. Als trouwens over de 5 Artikelen tegen 'de Remonstranten gestemd was, zouden er onder de voorstemmers des volks heel wat ja-broers geweest zijn, onder de anderen, als zij haastig of lui waren, veel tegenstemmers, en als zij stemmen wilden alleen over wat zij begrepen of doorzagen, erg veel blanco-stemmers.

En toch is het mooi en goed geweest: de opstelling van de 5 art.

Want wat die school betreft, .geeft dr Keizer nog dit citaat:

Goeswijnua Dorre begheert van den Karckenraet te Elburgii dat men sijnen coster vlijtich verman© dat hij beter achtinghc hebben vp sijno schoele, dit heefft Wijnandits aengenomen.

Meerderheid of minderlieid.

Op een lezer heeft onderstaande opmerking van dr J. H. Gunning J. Hzn indruk gemaakt (citaat uit „Pniël"):

Bovendien heb ik een stork© neiging altoos tegen de meerderheid in te gaan. De meerderheid heeft( haast altoos ongelijk! De slachtoffers van Hendrik Vllf of van de Inquisitie of van de Protestante sche fcettergierichten werden gewoonlijk met algemeen© stommen veroordeeld.

De lezer vraagt zich af, of dit niet een sprekend getuigenis is voor de juistheid van de bewering, dat het er niet best voorstaat met een synode, die met algemeene stemmen verschillende maatregelen van leertucht heeft genomen. Tegen wat dr Gunning in het verband van zijn eigen correspondentie zegt, behoef ik niet in te gaan; ik ken dat verband niet. En ongetwijfeld is er iets waars in wat dr Gunning zegt.

Maar de conseqpientie van den lezer behoeft men niet te tre"kken. Indien dr Gunnings woorden déze consequentie zouden vorderen, dat de minderheid het waarschijnlijk bij het rechte eind heeft, welnu, dan zouden de besluiten der generale synode van Assen en Groningen schitterend gehandhaafd zijn. Want de gereformeerden zijn sterk in de minderheid. Men moet niet vergeten, dat het Sanhedrin, de inquisitie een ongedeelde natie en een ongedeelde kerk vertegenwoordigden. Die hebben wij thans niet meer. Bezien we alles, wat zich in Nederland als godsdienstig, zelfs als orthodox aandient, dan zijn de Gereformeerde Kerken in de minderheid. Tegen haar stemmen, ook wat Assen betreft: docent v. d. Schuyt, en prof. Haitjema, en dr Kromsigt en het „Algemeen Weekblad" en-de „Maasbode" en heel het coirpis dat dr Geelkerken met bloemen, en alba huldigde^, en „Pliiël" en het „Zoeklicht" en—en—en—en-zoo-voort. Enfin, de „synodalen" zijn in de minderheid.

Zoodat men uit dr Gunnings woorden eerder pro dan contra de Geref. Kerken zou moeten besluiten.

Voorts is er gevaar, dat men een element van waarheid verheft tot d e waarheid zelf. Aan deze fout ging b.v. mank de bekende kerkhistoricus Arnold, die ervan uitging, dat de ketters, die officieel veroordeeld werden, wel altijd het bij het rechte eind zouden hebben gehad. Zulk Arnoldisme is ook weer een 'ketterij en daarom houdt Arnold ook erg veel van het Arnoldisme.

Maar onder ons moet men de vraag, wie gelijk heeft, niet laten beslissen door het getal, maar door de Schrift.

De Kerkiiervorming volkszaak; een klaclit van Anna Bijns.

In het „Algemeen Weekbl. v. Christendom en Cultuur" zegt mr dr J.Loosjes over den eersten indruk der Kerkhervo-rming:

^ Eien weerklank van hetgeen in dien. tijd op gods'diensfcig gebied in de Nederlanden voorviel, vinden wij ook in den bundel refereinen — in 1528 verschenien — van de vurig Katholieke Anna Bijns. Vol - veirontwaardiging z.iet zij den Bijbel in .aller handen ea'de uitlegging daarvan aan leeken toevertrouwd;

„Een smit, een schoenlapper wordt nu een

predicant... Men. acht nu. de univers'che scholen niet, Maer men hout scole in bosscen, in hagen".

Nog sterker:

„Timmerlien, m-etsars sijn ons doctoren nu, Tengieters, pijpers, pinceeiïeckers En schalijdeckers, Vettewariers, blauwverwers en lakenreckers, Barbiers en tandtreckers, dese willen hem moeyen Metter scriftueren".

Zielfs vrouwen' „wilJen oock al disputeren En argueren Devangelie uut legghen en exponeren".

De slotsom, die ik uit al het voorgaande wil trekken, is duidelijk^ Treffende of overdreven uitdrukkingen behoeven wTj niet te gebruiken, .maar de Hervorming was in haar eerste jaren niet de zaak van enkelej ontwikkelden. Wat zij predikte: het zuivere Evangelie, vond bij alle standen ingang, heeft de gemoederen^ van aanzienlijken en geringen in bewoging gebiracht. Van den aanvang af fs zij volkszaak geweest.

Anna Bijns heeft haar discipelen gevonden, o.m. ook in hen, die afgaven op-de universiteit van bakkers en schoenmakers en tinnegieters. Telkens komt in de wereld hetzelfde teirug. Soms FANTA­ SEERT men zelfs de ingrediënten, om toch maar te kunnen snuiven de geuren van den maaltijd van Anna's vergenoeginge. B.v. den Zeeuwschen boer in Zeeuwsch clostuum in de dagen, toen leer-

lingen van Anna Bajns om een generale synode van Assen zwierven en aan liberale bladen bericht gaven. Ja, lieusch leerlingen van de roomsche Anna Bijns, al smaalden ze ook op. de roomsche werkwijze van de Asser synode. Want men moet de logica niet beoordeelen naar de paradigmen, die ze zoekt, doch naar de wegen harer redeneering. Weerklanken, naklanken van deze TBijnsigheden vindt men trouwens nóg in de anti-Assen-pers.

Prof. Honig over de boodschap van Karl Barth.

In „De Bazuin" schrijft prof. Honig over het jongste geschrift van dr Kolfhaus, gewijd aan Karl Barth, ook in ons blad herhaaldelijk genoemd. Prof.

Honig waardeert in het optreden van Barth, alsmede in de bespreking van Barth door dr Kolfhaus, zeer veel, maar meent, dat critiek niet mag worden teruggedrongen:

ilaar om twee redenen meen ik bet zijne roeping ook geweest te zijn, dat liij van zijne bezwaren publiek melding had gemaakt. Onze Gereformeerde broeders in Duitschland hebben verantwoordelijkbeid tegenover de Duitsche kerken on tegenover de Duitsche studenten. Hoezeer zij hiervoor ©en open oog hebben, blijkt bij vernieuwing uit bet voornemen, om tegen ])illijfcen prijs belangrijke geschriften onder bet volk te verspireiden. Maar bracht nu deze roeping ook niet mee, dat de kerk van Christus er op gewezen) werd, dat Barth uit reactie zoo eenzijdig spreekt en schrijft en nog zoozeer onder den invloed van Kierkegaard — met wien de Etbiscben ten onzent zoo d\Yepen — verkeert, dat zijne pennovrucbten met oordeel des onderscheids moeten gelezen? En wat de studenten en jeugdige predikanten betreft... moeten zij niet uit bet boekje van dr Kolfhaus den indruk krijgen, dat Bajrth geheel en al staat op bet standpunili dei' Reformatie? Zoo moge 't allengs worden, maar ' thans is dit waarlijk niet bet geval. En niet zonder bevreemding las ik, dat zelfs bier de lijn: Barth — Calvijn — Augustinus — Paulus getrokken wordt.

Prof. Honig meent, zooals hier duidelijk blijkt, dat, wie de studenten eerlijk dienen wil en waarlijk dienen kan, verplicht is tegen Barth te waarschuwen, al heeft men voor diens bedoelingen ook eerbied. De hoogleeraar meent, dat Barth in Nederland reeds schadelijk heeft gewerkt, evenals de ongenoegzaamheid van de critiek tegen Barth:

Dat de groote eenzijdigheid van de boodschap van Barth, die toch ook in deze weergave van zijne gevoelens zoo helder aan den dag treedt, van een zoo scherpzinnig man als dr Kolfhaus schijnt ontsnapt te ^ijn, is verwonderlijk. Dit boekje deed me voortdurend denken aan de studie van prof. Haitjema over : Barth. Niet dat de stof op dezelfde wijze wordt behandeld. Integendeel. Maar de (althans nu nog) ovarclreVen Avaardeering en de ontstentenis van kritiek zijn bij beide ïbeologen even sterk. Dit kan een groot gevaar voor .Duitschland worden. En voor Nederland is deze Zwitserscbo Theologie reeds niet zonder nadeelen geweest.

Prof. Noordfzij contra de groep-Geelkerken.

In , , De Wachter" neemt prof. dr A. Noordtzij publiek stelling tegen de poging van "de groep-Geelkerken om prof. Noordtzij in te lijven in het corps van medestanders:

Ik zond aan de Redactie van , , De Standaard" het volgende schrijven:

Blijkens bet in uw blad van Zaterdagavond gegeven verslag beeft de „rieirsteld-Gereformeerde" predikant. Ds J. J. Busbes, zich de vrijheid veroorloofd, in een openbare vergadering van geestverwanten te Amsterdam, onder meer ook het volgende te zeggen:

„Als Assen consequent wil zijn, maar zij is het niot^ dan hebben Prof. Noordtzij en Prof. van Gelderen, in één week tijds bun vertrouwen verloren, gesteld dan dat zij bet nog bobben."

Nu dat gedeelte in uw Maandagavondblad niet is gerectificeerd, en ik uit dat feit moet opmaken, dat Ds Buskes dit inderdaad heeft gezegd, zij bet mij vergund, waar dat woord in het publiek is uitgesproken, genoemd „Hersteld-Gereformeerde" predikant in bet publiek deze twee vragen te doen:

Ie. op grond waarvan vindt u het niet zoo geheel zeker, zelfs zeer dubieus, dat de Gereformeerde Kerken nog vertrouwen in mij hebben?

2e. op grond waarvan meent u, dat een „consequent Assen" mij in één week tijds dat vertrouwen opzeggen moet?

Ik vertrouw, dat u deze vragen zonder omhaal van woorden even kort zult beantwoorden als u de bewering hebt geuit.

Ik spreek daairbij alleen van mijzelf. Wat Prof. van Gelderen betreft, wil bet mij voorkoman, dat diensi verblijf in Zuid-Atrika, dat ook a niet onbekend zal zijn, waardoor directe verdediging hem onmogelijk is, u ervan had moeten weerhouden, beim op zulk eene wijze in het debat te betrekken.

Als uwe „Hersteld-Gereformeerde" woning met deze middelen moet worden gebouwd, lijkt het mij beter van alle bouwen af te zien.

Ten slotte zou ik u en uwe vrienden eens voor goed ^-illen uitnoodigen, eindelijk nu niaar eens af te laten van iedere poging, om mij als een „beimelijk-Hersteld-Gereformecrde" den volke voor te stellen.

Wie mij kent en mijne geschriften leest, weet wel, dat ik nog nooit bang ben geweest mijne meening rondweg uit te spreken. Mocht ik ooit eenlgiei neigiiiR hebben om van Gereformeerd „Hersteld-Gereformeerd" te worden, dan zal ik dat zelf wel in publieken geschrifte den volke kond doen. Maar tot dusver heb ik daartoe zelfs niet de minste neiging voelen opkomen.

Ook ik heb een oog geslagen ia het verslag van wat ds Buskes heeft durven beweren. Ik heb er maar één woord voor, en dat is. óók vaak in z ij n mond: het is verdrietig. Verdrietig, dat iemand, , van wien eens betere dingen verwacht werden, na zooveel maanden van publiek persdebat nog op zulke reeds duizendmaal weerlegde (zeg op^ z ij n standpunt: weersproken) beweringen terugkoaxien kan, zonder althans een poging, 9m 'de hersenen , van de menschen te vullen met argumenten. Als ds Buskes antwoordt, zal prof. N. er wel op terugkomen, en zal ik via prof. N. de lezers hier op de hoogte houden.

Kuyper en Gunning; correctie en rehabilitatie?

In „Geref. Kb. Maassluis ca." heeft ds Heida een artikel geschreven over discipelen van do Vrija Universiteit, die hun best doen, dr Kuypers werk af te breken. Ds Heida wijst op-ds Haspers' uitlating in het blad, waarvan dr Geelkerken eind-• redacteur is:

Volgens . dezen eertijds Gereformeerden predikant moet de historische critiek van dat Schriftgedeelte de geloofwaardigheid én aannemelijkheid der feiten en zaken, daar vermeld, eerst eens uitmaken.

Maar vervolgens gaat ds Heida iets zeggen aan^ het adres van ds Aalders:

Doch wat brengt ons Woord en Geest van'7 October. Daarin komt voor een beschouwing van Ds Aalders, eertijds Gereformeerd predikant en. eveneens leerling der Vrije Universiteit, de aandrinigit op wederziidsche afbakening en oprechtheid in de verhoudingen.

, Hij beeft bet weer over de visie op de verschillende vraagstukken.

Tievens zegt hij, dat hij deelt de critiek die reeds in de tachtiger jaren van de vorige eeuw door Gunning op Dr Kuyper uitgebracht werd tegenover zijn zoon, een critiek, die naar ik meen hoofdzakelijk hierop neerkwam, dat Dr Kuyper een groot man was en Avel een Kerkelijke beweging kan leiden; maar nooit een vroom geslacht kweeken.

Een soortgelijke critiek deelt deze leerling der Vrije Universiteit.

Tevens zegt hij: Kuyper moet gccritiseerd, gecorrigeerd en Gunning worden gerehabiliteerd.

Kuyper's arbeid moet op de helling.

Zoover wij kunnen zien, ter sloopingj

De bijl moet' gelegd aan den wortel des booms.

Het gaat niet om de slang en de boomen.

Niet om de Scbriftopvatting alleen.

Maar om heel de visie van Kuyper Die moet worden onderworpen a.an de nieuwe visie, die zich overal aan Ds Aalders en de "zijnen opdringt.

Is daarin nu nog een woord Fransch?

Is niet alles Idaar als een klontje?

En in dien kring van Critici bewegen zich nu, ademen met volle teugen de Hoogleeraren, die met Dr Geelkerken zijn meegegaan.

Ook ds P. V. Pijk in zijn kroniek („Geref. Theol. Tijds.") heeft het over 'dé namen Kuyper en Gunning, gelijk ze in hetzelfde blad van dr Geelkerken worden ter sprake gebracht:

In bet zicii Gereformeerd noemenil blad wordt met heel groote letters dit oopiael van wijlen Prof. Gunning overgenomen:

Dr liuyper is een man...; , aie voor onze kerk (bedoeld is de Hervormde) ten zegen wezen zal, ofschoon hij naar bet zichtbare voor haar èen geesel is en nog veel meer zal worden. Hij beeft baar op haar zonden gewezen met niets .ontzienden ernst en din­

gen gezegd, die mij als vuur op de ziel brandiem. Maar zijn werk is ZIJN werk, bet is, NIET GODS

werk. En het zal daarom ook vergaan.... Hij gobruilvt zijn volgers en maakt ze tot slaven. Hij brengt ze niet aan de voeten van Christus., maar aan zijn eigen voeten. Hij is een beerscher, die geen middelen ontziet om zijn dool te bereike.n....'"

middelen ontziet om zijn dool te bereike.n....'" Wat staat er nu onder dit schandelijk geschrijf, dat niet alleen Dr Kuyper maar ook al il© Gereformeerden ©en klap in 't aangezicht geeft? Een vlammend protest? Ziehier:

„We zouden niet graag dit gansche citaat voor onze „rekening nem.en, maar toch geeft het wel eigenaardig' .aan, wat tot dusver nog altijd op d© debetzijde van bet „optreden van Dr Kuyper geschreven is."

D. die dit schrijft weet, dat het ©en citaat is 'uit de. dagen van de Doleantie! Dit maakt bet citaat met bet laffe onderschrift nog des te erger! Weet D. met welke Avoorden Luther de pauselijk© banbul in 't vuur beeft gesmeten ? „De heiligen, des Heeren bedroefd", ja juist! Ik wilde zien, roet welke oogeii onze vaders, en moeders, die in 188(5 uit heilige overtuiging Kuyper gevolgd zijn, met Kuyper meegegaan zijn — wie noemt hun namen? —, zouden gelezen hebben, wat bier in een „Gereformeerd" blad staat! Slaven zij zelf; en gebracht niet aan Jezus' voeiten maar aan fïuypers voeten!

„Er zij.n veel vereerdersi van Prof. Gunning in de Geref. Kerken, die beur vooral hoogschatten als. voorlooper van prof. Barth. Heeft deze uitspraak bun niet iets te zeggen."

D. besluit mot deze woorden; en bij bedoelt da uitspraak, dat we verplicht zijn om een bepaalde* reden een vereeniging te verlaten. Inderdaad; Heeft .deze uitspraak over Dr Kuyper, die hier zonder commentaar met bijna geheele instemming wordt aangehaald niets te zeggen tot ben, die nog niet de )geöstan van sommige toonaangevers in 't H. V. hebben geproefd?

Ja, zouden sommigen, die toch beter willen, nooit dit alles leeren zien? Men maakt zich drak over de vraag, of afwijzing van 'wat dr Geelkerkens groep wil, soms niet altemet verkerkelijkt... Alsof het niet klaarder wordt bij den dag, dat het geen inter-kerkelijke onderscheiding is, die ve'ideelt, maar dat m.en 'tornt aan de grondslagen van het werk, zoowel van Kuyper als van Bavinck.

„Er zijn adders onder het gereformeerde gras" moet ds Sikkel in de classis Amsterdam gezegd hebben, toen er nog lang geen conflict was, dat gelegenheid bood tot Woord-en-Geest-elijke .grapjes over de slang. Men zou een • klein beetje van dat ondcrscheidingsvermo.gen en van dien profetischen moed van ds Sikkel wenschen te zien bij enkelen, die hèm to.ch ook hebben hooggeschat.

Dr Krop en het onder-ons-je van de Calvijn-herdenking.

In , , De Heraut" wordt door een inzender geschreven over de do.or dr 'Geelkerken teg& n critiek verdedigde eenzijdige samenstelling van het comité, dat Nederland zou moéten vertegenwoordigen bij de herdenking van Calvijn, onlangs ter gelegenheid van den • bouw van 'een monument ter eere van Calvijns nagedachtenis:

Wanneer Nederland naar een Calvijnhcrdenkingi (N.B.) ©en delegatie zendt van tien leden, treurt Dr Geelkerken het dan goarl, dat er slechts' één Calvinistisch'a , stem .gehoord wordt? Is Dx G. er dan zoo over tevreden, dat die ééue stem de zijne is', dat bij verder de samenstelling van bet Ne'derlarudache gezelschap door Dx Krop alias het Co.mité van: B.ij; 3tan.d voor de Prates tan tsche Kerken in Frankrijk, te vuur en te zwaard meent te moeten vorde.dige.n?

Het is wonderlijk, dat Dr G. niet schijnt te begrijpen, dat bet passeoren van de Gereformeerde Kerken, waarvan wel degelijk gesproken kan worden, zoo uiternia.te krenkend is.

Even later:

Misschien meent Dr G., dat zijn stem alleen voldoende getuigenis aflegde van de rnacht van bet Nederlandsche Calvinisme. Ik wil zijn woord niet ondea'-Bcb.atten. Maar ik kan hem dan toch betuigen, dat die eene Calvinisitische stem — ondanks dat het die van Dr G. 'was — tusschen de vele spre-fceira toch wel wat ijl klonk.

Het zou zeker zijn glorie niet verdonkerd hebben, integendeel, den indruk van zijn toespraak versterkt hebben, wanneer naast hem oiO'k anderen getuigd hadden van de waarde van oen levend Calvinisime, waar-'toe deze plechtigheid zoo schoone gelegenheid bood.

Het is verdrietig te zieii dat Dr G. dit niet ba-, grijpt, en de houding van Dr Krop en bot Comité van Bijstand voor de ProtC3t.anl; sch6 Kerken in Frankrijk, poogt te rechtvaardigen. Eigenhjk is het verraad aan 't Calvinisme, tenzij.... Dr G. zelf m.eent .daarvan de eenigo goede vertegenwoordiger in Nederland te zijn.

Dl' G. meent, dat van een passeen-en der Geref. Kerken door Dr Krop en 't Comité geen sprake geweest is. Het is januner, dat Dr G. zijn vriend Dr Krcvp hier verdedigt met een argmneart, dat wel heel . •sterk lijkt, doch in den grond der zaalc niet meer dan ©en sophisme is. Hij. zegt n.I., dat twee van; de tien leden van bet gozolaobap, , , dat volstrekt niet uitsluitend uit predikanten b.©3tond, leden zijn van een Gereformeerde Kerk, twee heeren uit Botterdam". Dat „volstrekt niet uitsluitend" doet echter zeer komisch aan, wanneer men weet, dat (afgezien van een theologisch student uit Utrecht) de eenige) niet-predikanten van bet gezelschap juist deze Botterdamsicbe heeren waren. Met andere woordC'u: een representatieve figuur uit do G©reformoerde Kerken was niet aa.nwezig. Zij hebben zich niet gevoeld als representatieve personen uit de Gereformeerde Kerken.

Dr G. weet dat ook wel, en wanneer hij z.a in_ zijn "„naschrift" toch daarvoor wil laten doo.rgaan, '^«.BTJ^I; ; • dat i n n erl ij k onwaar.

Studenten en jongelingsvereenigingen.

Dr Impeta spreekt in „Geref. Jongelingsblad" er-, over, dat, theoretisch gesproken, de studenten thuis hooren op de jongelingsvereeniging; dat er praktisch evenwel bezwaren zijn, en zegt ten besluite:

Toch moeten we meer dan tot dusver tot elkaar naderen.

Althans het pogen.

Jn groote dingen — zeiden de oude Romeinen — is bet reeds véél gepoogd te hebben. Het is reeds van; beteekenis eerlijke pogingen te hebben in 't werk gesteld tot het elkander meer en beter verstaan, en méér mret elkander, als gereformeerde „iongelinge.n" en gereformeerde „studenten", die elkander toch straks in 't volle leven zullen ontmoeten en elkaar zoozeer zullen noodig hebben, lo volgen één levensrichting, te trekken één levenslijn, te streven naar hetzelfde christelijk levensdo.el: de verheerlijking Gods ook in en door óns leven dat God óns' gunt en geeft, in onze afzonderlijkheid en in ons verbonden-zijn met anderen:

Nu had de Commissie uit bet Bondsbestuur, die met heeren studenten indertijd twee dagen samensprak, een voorloopig plan.

Ik besprak het te Lunteren met onderscheidenen en beval het aan.

Wij zuUen onze zaak mogen toebcbten en aanljevelen in een enkel artikel, dat Fraternitas, het Groot Gereformeerd Studentenblad, ©en plaats zal geven in zijn kolommen.

Studenten, daartoe bereid, zullen gastvrijheid vinden in ons "jongelingsblad, indien ze op populaire wijze resultaten van bun studie — ieder in zijn vak — ons willen komen mededeelen.

We zullen uitzien naar de resultaten.

Pioctif icatie. Prof. Lindeboom is z.oo vriend.e'lijk, mij erop te wijzen, dat bet citaat, inzak© g©dwong©n vaccinatie, verleden week overgenomen, niet van zijn hand, maar' van , , De Standaard" was. Bij dezen herstel ik de fout Oiuder aanbieding van excuus, fk had voor deze rubriek geknipt, en ontbouilen ds onderteekening^ maar te haastig gelezen en voorbijigozien, dat prof. L. citeerde met eigen onderschrift.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SGHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's