GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter voorkoming van misverstand.

Van den heer W. A. Vroegop, te Wagenborgeri, kwam volgend schrijven in bij de redactie:

Wagenhorgen, 15 Oct. 1928.

Hoooggeachte Redactie,

Mag ik U beleefd verzoeken om plaatsing van 't onderstaande?

In „De Reformatie" van 12 Oct. j.l. lees ik:

„In de „Arnhemsche Post", die met geweld den steun van gereformeerden schijnt te willen ontgaan, staat een artikel met de 'bekende initialen W. A. Vr., waarin over de anonieme brochure, die verleden week .door onzen eindredacteur even genoemd werd, breed aangeprezen wordt". Enz.

. Nu schrijf ik onder de initialen W. A. Vr. in verschillende periodieken. Geregeld komen er aldus geteekende artikelen van mijn hand voor in „De Nieuwe Prov. Gron. Gt." en in „Refajah". Het zou daarom kunnen gebeuren, dat men mij aanzag voor den schrijver van het bedoelde stuk in de „Arnhemsche Post" Ter voorkoming of wegneming van dit misverstand stel ik er prijs op te verklaren, dat ik noch de anonieme brochure, no.ch het Arnliemsclie blad ken en bijgevolg niet de auteur ben der bedoelde aanprijzing van het anonieme vlugschrift.

Met beleefden dank voor de plaatsing en oprechte hoogachting,

Uw 'dw.,

(w.)g.) W. A. VROEGOP.

Gaarne geef ik dezen brief door. Ikzelf heb geen oogeiiblik aan den heer Vroegop als schrijver in de „A. P." gedacht, omdat hij geen Arnhemmer is^ maar zeer ver ervandaan woont. Mij werd trouwens aanstonds door den abonné, die mij de „Arnh. Post" zond, de heer W. A. Vrolijk genoemd. Maar ik had moeten denken aan de mogelijkheid van misverstand bij het lezend publiek, en bied den heer Vroegop mijn verontschuldiging aan voor het verzuim.

Over de „jokkentjes" van prof. Obbink,

Niet alleen ons blad, maar ook dr C. E. Hooykaas moest er toe komen, in het openbaar prof. Obbink te verwijten, dat hij onwaarheden schrijft. Ook dr Hooykaas heeft het gewaagd, het bekende boek der hoogleeraren Obbink en Brouwer anders dan gunstig te beoordeelen; een nuchtere bevestiging van mijn bewering, dat de Inleiding dezer hoogleeraren niet „de" wetenschap, ook geen „Utrechtsche" wetenschap is (zooals zij, met „hautaine" negatie van de hoogleeraren Visscher, Noordtzij, Van Leeuwen zelf constateerden), maar resultaat van de wetenschappelijke meening van twee ethische hoogleeraxen. Trad prof. Brouwer tegen mij op, daarin terzijde gestaan door prof. Obbink (het abonnementen verhaaltje), thans heeft prof. Obbink zich tegen dr Hooykaas (en den eveneens vrijzinnigen dr Dijkema) gekeerd. Van dr Hooykaas heette het in prof. Obbinks artikel:

Het stuk in het „Alg'. Handelsblad" was mij ook dadeliik opgevallen, maai' ik wijdde daaraan verder geen aandacht, omdat dr Hooykaas daarin zulk een onwetendheid aan den dag legt omtrent het nieuwere Bijbelonderzoeli: , dat zijn stuk meer van onkunde dan van onwehvillendheid getuigt. Van andere zijde is trouwens dr Hooykaas reeds op zijn talrijke Vergissingen gewezen.

In het „Alg. Hbl." geeft dr Hooykaas hierop als volgt bescheid:

Na prof. Obbinks doodverklaring sans phrase, vraag' ik nederig: Professor, mag dat nu eigenlijk wel zoo? Die „onAvetendtieid en onkunde", meen ik, : ^ondei' aïgument, en dat ; j o k k e n t j e, dat ik „reeds van andere zijde op mijn talrijike vergissingen gewezen" zou zijn. Jókkentje — tenzij er werkelijk in het „Weekblad" , .of elders een antwoord op mijn stuk beeft gestaan, dat me ontgaan zou zijn. Want aan. die twee particuliere brieven aaü de redactie kan toch moeiUjk door prof. Obbink gedaclit zijn; zij waren bovendien niet van andere zijde, maar van den welbekenden prof. dr M. van Rhijn (geen weerlegging, naar ik meeü, maar een waarschuwing aan de redactie om zich toch niet door mijn stumperigheid te laten voorlichten) en van prof. dr A. M. Brouwer, den schrijver van de helft van het besproken boek. Als er ooit van hoogist-eigen zijde gesproken mag worden.....

Het stuk van prof. Brouwer was, naar ik me herinner, een lijvig. document, ate ik 't wel heb 8 kwarto btadzijden, waarvan echter de helft gevuld was met gunstige recensies van zijn en prof. Obbink's boek in andere pers-organen, de andere helft met een poging tot weorleggitijg (waaruit mij geen enkele fout in mijn stuk bleek) en met eon zelfverdediging (die me niet geheel steekhoudend vooricwam te zijn). Nu schijnen mij dergelijke brieven van eigen zijde niet zeer waardevol, maar daarover kan mea anders denkea. Indien prof. Obbink opl deze brieven doelde', misleidt hij zijn lezers. En dat mag zelfs hij toch niet doen, zoomin te mijnen koste, als ten koste van de gerer formeerde „Reformatie", die Z.Hooggel. daarop ook al vergeefs gewezen heeft.

Ik ben dr Hooykaas dankbaar, dat hij óók met een enkel woord laat zien, dat de houding van prof. Obbink tegen óns blad niet eerlijk is. Dr H. vraagt den hoogleeraar, bij eventueel antwoord het stuk van dr H. ook in zijn geheel over te nemen. Wij zullen eens zien. De manier, waarop dit, altijd op zich vierkant uitsprekende opponenten met dédain wijzend, orgaan, de polemiek voert en laat radeia naar zijn bedoeling, blijkt uit weer een ander staaltje uit de rubriek „Correspondentie":

Aan....? Dank voor do toezending van die merkwaardige recensie betreffende Bunyans boek. U moet dien a'ecensent niet te hard vallen. De stakker staat zelf onder scherpe controle, waaraan hij tracht te ontkomen door onzin te schrijven. Dan kaa hij altijd nog zeggen dat hij wat anders heeft bedoeld dan men hem toedicht. Bed.

Ongetwijfeld een probaat middel, om iets te zeggen, dat men kwijt wil wezen, zonder dat men verantwoordelijk er voor behoeft te wezen. Zulke zinnetjes op een verborgen hoekje ontsnappen bij daglicht zóó haastig aan de eischen der verantwoordelijkheid, dat men er den laatsten zin van • deze „Red." onmiddellijk op toepast.

Over den Middelburgsclien Universiteitsdag.

Ons persoverzicht inzake den jaardag der Vrije Universiteit vervolgende, geef ik hier weer wat prof. dr A. G. Honig in „De Bazuin" schrijft. Na overzicht van het rapport, zegt de hoogleeraar:

Ver^rolgens heeft de Commissie van Advies er aan herinnerd dat tot de Gereformcierde beginselen, waarvan in het bovengenoemde tweed© artikel der Statuten sprake is, ook behoort het Goddelijk gezag der Heilige Schrift, gehjk dat in de Nederlandsche Gereformeerde Belijdenisschriflen m.a.w. in de Drie Formulieren van Eenigheid is uitgedrukt. Voor de oprichters der Vrijo Universiteit, voor de Hoogleeraren, de Directeuren', de Cui'atoren en de leden der Vereeniging hoeft zelfs van meet af vastgestaan, dat het volsti'ekte gezag der Heilige Schrift (verstaan ia denzelfden zin als waarin het in de Formulieren van Eenigheid wordt boleden) niet slechts een Gereformeerd, maar een fundamenteel Gereformeerd beginsel is. Gedurende een halve eeuw heeft dat in alle kringen van de Viije Universiteit — gelijk de Commissie vaa Advies zoo overtuigend mogelijk in het hclit stelt — vastgestaan. En ieder, die, gelijk ik zelf, gedurende deze halve eeuw de redevoeringen, de geschriften en de artikeleni in de pers van de pirofessoren der Universiteit gelezen' en met de' Vrije Universiteit meegeleefd heeft, wist dat. Als een paal boven water stond vast, dat de loochening van het Goddelijk gezag der Heilige Schrift door een. Hoogleeraar of oen Curator of een Directeur niet zou zijn geduld. En wie aan de Vr'ije Universiteit het hoógleeiraarsambt aanvaardde, was dit van te voren bekend en sprak zijn instemming met dit fundamenteefe Gerefoimeerde beginsel uit.

In den jongsten tijd is dit mijns inziens wel eens over het hoofd gezien. Of er is althans wel ee-ns niet genoegzaam mee gerekend. Wanneer een Hoogleeraar door zijne coUega's, publicatie's, redevoeriügien, omgang met de studenten, in één woord door zijn (in den uitgebïeidsten zin van het woord) onderwijs (en van dat onderwijs is juist in Art. 2 der Statuten sprake) aanleiding zou hebben gegeven tot de vrees, dat hij het fundamenteete Gereformeerde beginsel van het Goddelijk gezag der Heilig© Schrift zou willen verzwakken! of aantasten of ontkenuen, dan zouden ongetwijfeld de Curatoren en de Dir: ecteuren terstond zijn opgetreden. En gelijk dit hun dure roeping was ini het Verleden, zoo blijft dit ook hun plicht voor het Heden en de Toekomst. Trouwens de aanvaairding door beide Colleges van het Rapport van de Commissie van Advies en hetgeen door hen in' verband hiermede onmiddellijk is geschied, bewijst afdoende, dat Curatoren en Directeuren zoo noodig terstond de wacht bïj het beginsel zullen betrekken.

Hierbij komt nog dit.

Om elk misverstand at te snijden èn om te voo'rkomen elke poging, dat een Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, die verklaarde, dat O'ok zijn onderwijs zou rusten op het fundamenteete Gerefo'rmeerde beginsel van het Goddelijk gezag der Heilige Schrift, bewust of onbewust toch dit beginsel ondennijnde, heeft de Commissie van Advies nog deze belangrijke uitspraak in haar Rapport O'pgenomen: „Het aannemen door de Vereeniging voor Hooger onderwijs op Gereformeerden grondslag van het fundamentee'le beginsel van het Goddelijk gezag der Heilige Schrift (gelijk dat in de Drie Tormidieren van Eenigheid wordt beleden) sluit in, dat al wat de Heilig© Schrift ons mededeelt, of leert, onvoorwaardehjk wordt aanvaard, en sluit uit een willekeurig handelen met do Heilige Schrift of met hare uitspraken, en derha.lve ook het in twijfel trekken van den letterlijken zin van bestanddeelen van het heilige geschiedverhaal zonder het aanvoeren van deugdelijke, met het Schriftgezag bestaanbare gronden."

Mijns inziens Icon de Commissie van-Advies niet klaarder spreken. Zij kon geen beter antwoord op de liaar voorgelegde vraag geven 'dan z'ij heeft gedaan. En voor het zoo beslist en helder opkomen voor het fundamenteele Gereformeerde beginsel van het Goddelijk gezag der Heilige Schrift zijn we haar groeten dank verschuldigd. Evenals aan de Curatoren en Directeuren en de Jaarvergadering, die zonder aarzelen de conclusies van het Rapport hebben aanvaard.

Laat het Gereformeerde volk in de onderscheidene kerkengroepen nu rustig den loop der zaken afwachten.

En doen we dat met de bede, dat onder inwerking van de kracht des Heiligen Geestes alle Hocgleeraren der Vrije universiteit in volle . oprechtheid des harten bevestigend de hun door Curatoren en Directeuren voorgelegde vraag beantwoorden kunnen.

Op de schouders?

Ds J. C. Aalders, predikant bij de dr Geelkerken volgende gemeenten, zegt in het orgaan dezer gemeenten „als organisme":

Want indien het ons lukken mag met alle moeite en inspanning als tweede geslacht op hun (bedoeld zijn: Kuyper en Bavinck, K. S.) hooge en machtige schouders te klinmien, dan moeten wij niet zeggen: ik zie precies wat zij zien, want dan zijn we geen knip voor onzen neus waard. Maar wij moeten durven zeggen wat w ij zien, ook wat wij meer en wat we anders zien. Niet omdat we grooter zijn dan zij, maar omdat we nu eenmaal na hen komen en op hun schouders mochten klimmen.

„Indien het ons lukken mag....". Maar het is helaas nog niet gelukt. Laat men eerst eens werkelijk gaan staan op de schouders van Kuyper en Bavinck. Thans .heeft men zich niet gezet op de schouders van Kuyper en Bavinck, maar loopt op voornamelijk van elders betrokken stelten, die men nog bezig is zich uit een immensen voorraad uit te zoeken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's