GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over den „masjaal" bö Christus: een Illustratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over den „masjaal" bö Christus: een Illustratie.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

In het voorgaand artikel bleek ons, dat de masjaal (raadselspreuk) dus een onderdeel is van het gericht, gelijk dat door 'het feit van Christus' prediking onder de menschen komt: het schiftingsgericht.

Dit is dan ook de algemeen e waarde van den masjaal. Zoodra de raadselspreuk van Christus onder de menschen komt, wordt het hart openbaar. Het zal dan blijken, of wij van Hem vragen willen het antwoord op Zijn eigen raadselen, dan of wij Jezus beoordeelen, bij ons eigen vermeende licht. Niet klaar met Christus zijn en toch doen, alsof men het wel is, dat is het kwaad van het ongeloof.

En, — ongeloof moet blijken.

"Want ook ons hart hongert van nature liever met den Prediker, dan dat het met Christus' brood verzadigd wordt. Ook wij kiezen van nature den vicieuzen cirkel, waarover onlangs hier geschreven werd, en „verklaren" den tijd uit den tijd, en Jezus' uiterlijke tempeldaden uit hetgeen van den tempel en van Jezus voor oogen is. Ook deze onze zonde wordt ontdekt in eiken masjaal van Christus, die ons te groot en te wonderlijk is. Ten slotte is elk raadsel, dat wij van ons afgezet hebben met geweld, elke twijfel, waarmee we niet tot Christus' gezag gevlucht zijn, een bewijs, door Christus zelf geprovoceerd, dat wij liggen aan den verkeerden kant vaii het strafgericht, dat door den masjaal ontketend is.

Het is te vreezen, dat er in dezen tijd veel van . die twijfelaars zijn. Zij prevelen het gebed van den onwetende, en schrijven dat op een waaier, waarmee zij zich koelte toewuiven in de oververhitte zaal, waarin de brand staat van het gericht. Met hun gecalligrafeerden waaier flatteeren zij zich tot voor den stoel van Inm rechter. Maar hun twijfel is eigenlijk geen twijfel; en — de Rechter weet het. Het is de grage uitkomst van hun ongeloof. Zij gaan. voorbij aan Jezus' openbaring, en weten het niet, dat Zijn eigen öpenbaringshoogheid den masjaal tegen hen geworpen heeft, om Zijn werk aan hen te doen.

Hier is slechts te kiezen vóór of tegen.

Hier is slechts te gelooven of te verwerpen.

Eerst, wanneer wij dit alles hebben aanvaard, is ons ook duidelijk, dat Christus, door den masjaal te spreken, het oordeel ontketent, niet slechts over de menschen, die Hem hooren, doch eveneens over Christus zelf. Door den masjaal ontketent Hij de crisis, en nu komt Hij zelf er in. Hij heeft „de vuilen nog vuiler gemaakt, en de ongerechtigen nog ongerechtiger doen worden", en — straks spuit al dat vuil Hem zélf in het gelaat, en al dat onrecht slaat tegen Zijn eigen ziel. O, groote nood. Een Christus, die niets zeggen kan, en stil moet zijn tot God! Een Christus, die onder het kaf bedolven wordt, dat Hij zelf uit het koren heeft geschift!

Wij zien ook nu Zjjn majesteit. Wie zóó het lijden ingaat, en de termen van Zijn vonnis reeds heeft vastgelegd bij den aanvang van Zijn optreden, na de tempelreiniging, dien kan men duizend maai verslaan. Hij zal tienduizend maal weer opstaan. Breek dezen tempel af, hij staat zoo dadelijk overeind. Zeker, nu spat nog al het vuil, dat Christus los gewoeld heeft, tegen Zijn zacht gelaat. Zijn kleed, Zijn ziel. Maar in dit lijden ligt zóó groote majesteit, dat het geloof er nu reeds zeker van is, dat Hij een s, als de hier doorgebroken crisis geheel voltooid zal zijn (Openb. 22:11), op een rechterstoel zal zitten, zóó hoog en veilig, dat al het losgewoelde vuil, en alle blootgelegde onrecht van de wereld. Hem nimmermeer zal smetten in Zijn heerlijkheid. Dit zal de dag des oordeels zijn; die dag is nog nooit zoo eenvoudig geweest als nu: e nuchtere logica der feiten van nu. —

En eindelijk, wij zien Christus in Zijn b. o r g - tocht. Zie, heden draagt Hij onze schuld. W ij zijn het geweest, die de natuur hebben lief gehad, en den tijd hebben willen genezen met den tijd. W ij zijn het persoonlijk, wij één voor één, die het „daarom" van de openbaring en van haar klaarblijkelijkheid verworpen hebben, en onze „waaroms" met valsche huichelarij uitschreien, uitsnikken bij God, alleen maar om van Zijn „daaroms" af te komen. Wij maakten van Zijn masjaal — dat speldenkussen — een oorkussen; we trokken er alle spelden uit. Van deze groote schuld draagt Christus nu de straf. Hij, die eens den masjaal sprak, niet alsof de zekerheid ontbrak, maar juist omdat zij haar loon vroeg van de menschen. Hij hoort thans alle leden van het Sanhedrin, Hij hoort ook u en mij, met gretig haasten roepen, dat wij de waarheid allang ontdekt hebben, dat wij genoeg van Hem afweten, dat wij klaar met Hem gekomen zijn. Dus zweren wij, dat de mensch het probleem van God-in-het-vleesch wel overwinnen kan.

En voor dit valsche roemen in het „daarom" van den trotschen waan, moet Christus nu zóó zwaar boeten, dat Hij straks zelf eindigt in Zijn diepste kruiswoord met een: waarom, waarom, waarom hebt Gij mij verlaten!

Hier is de wel-v er zekerde, die een masjaal kan plaatsen op den top van den berg der hoogste wetenschap, zelf weggezonken beneden den voet van Zijn eigen waarheidsberg, en weet niet meer, en weet niet meer. De spreker van den masjaal wordt straks aan het kruis Zijn eigen slachtoffer. Zijn eigen masjaal, God slaa, t Hem er mee dood. En de menschen sissen: ha, tempelbreker, wanneer begint de schoone bouw?

Toen snikte Jezus: God, waarom? Zijn eigen masjaal had Hem den adem afgesneden.

Dit noemt men: borgtocht. De Borg, die eerst Zijn daarom uitroept, snikt nu Zijn „waarom" uit.

Maar nu, geloofd zij God.

De Borg heeft ook in Zijn „waarom" zich niet van God afgewend naar zichzelf. Hij heeft Zijn eigen raadselen slechts op' willen lossen aan de poort van Gods paleis, en met het oor aan Gods oneindig hart. Dus heeft Christus geleden, ons een voorbeeld nalatende. Een exempel, ook van de zuivere reactie op den masjaal. Breng al uw raadselen Hem, die ze spreekt. Waarom — dat moet dadelijk verbonden zijn met: mijn God.

Spreek nu voor u zelf: doet nu de masjaal nog iemand zeer — 'buiten Jezus?

Neen, neen; — de pijn van den masjaal is voor niemand, die gelooft, een wee des doods, ten doode. Hij is integendeel een opwekking tot de liefde eij het leven. De masjaal is voor élk, die zijn Profeet als Borg gevonden heeft, het groote aperitief bij den dagelijks wederkeerenden maaltijd van Christus' profetie, die de zachtmoedigen leidt in den weg, en die den hongerenden altijd brood geeft, maar van het brood niet zat laat worden in der eeuwigheid. Die éénmaal uit Zijn handen at, komt altijd naar Zijn tafel weer, al kruidt Hij Zijn spijzen met bitterheden van den masjaal...

Ofschoon?

Neen, omdat. —

En, — nu wij eenmaal hebben gezien, dat Christus zelf onder het door den masjaal ontketend ge-

richt bereid is, door te gaan, nü wordt ons haast vanzelf wel duidelijk, waarom Hij heeft gezwegen in het Sanhedrin, toen de valsche getuigen dien masjaal over den tempel, te breken en te restaureeren binnen drie dagen, tegen Hem in het geding brachten. Jezus heeft op die beschuldiging gezwegen. De Bijbel zegt: D'och Jezus zweeg stil. En dit beteekent nu: Hij laat den inasjaal in het Sanhedrin onverklaard.

Het verhaal zelf is bekend genoeg.

De bekende tempel-raadselspreuk was ia geding gebracht door valsche getuigen. Toen kwam Kajafas Jezus tekst en uitleg vragen.

Of — eigenlijk is dit nog niet eens waar.

Had hij maar tekst en uitleg gevraagd. Dan zou Jezus hem geantwoord hebben door eerst den zuiveren tekst van Zijn masjaal nog eens, op bevel van de overheid, die Hij eerbiedigt, te herhalen.

Maar het verschrikkelijke is, dat Kajafas, hoewel rechter, in het geheel niet naar den „tekst" vraagt. Hij vraagt alleen, en dan formeel, den uitleg ; maar of de tekst, gelijk men hem hier gaf, onzeker is of niet, dat Iaat hem verder koud. Immers, voor het Sanhedrin waren inzake dien „tekst" de getuigen niet eenstemmig. De één gaf den masjaal van Jezus alzóó, de ander aldus weer. De tekst stond nog volstrekt niet vast. Een getrouw rechter zou nu vóór alle dingen eerst den zuiveren tekst hebben willen vaststellen; pas daarna voegt de vraag naar naderen uitleg. Maar wat zal deze rechter? Ziei, hij stuift al óp, en vraagt verontwaardigd, of de Naza, rener maar eens uitleggen wil, wat Hij met dat wonderlijke woord bedoeld heeft. En zonder verder te letten op de onzekerheid van den tekst van Jezus' rede, hoopt hij een uitleg te hooren, waaruit een keten van verderf zal zijn te smeden voor dezen raadselspreker.

Dezen uitleg weigert Jezus nu.

Want Christus gaat in Zijn profetisch werk op eigen wegen. Indien het Hem behaagt, den masjaal te spreken zonder uitleg, dan is dat Zijn recht. Het kenmerkende van den masjaal is immers juist, dat het ©en tekst is zondor uitleg; en dat daardoor de menschen, die eerlijk luisteren, en onderzoeken willen, gedwongen worden den letterlijken tekst ongerept te bewaren, omdat anders de uitlegging voor hen hopeloos verloren is? Meent Kajafas nu waarlijk, dat Christus Zijn eigen teksten begraaft onder een ontij dagen uitleg? Neen; wél zal Christus straks den éénen grooten uitleg van Zichzelven geven, die al Zijn redenen in haar kern verklaart, en 'het geheim er van ontdekt; dat zal zoo straks geschieden, als Hij zegt, en zweert, de ware Messias te zijn. Maar Zijn masjaal, — dien laat Hij staan ; dat is Zijn recht, omdat hij behoorde tot Zijn ambt. Geen overheid zal ooit Hem kunnen dwingen tot verloochening van wat Zijn ambtswerk was.

En dit is nu het element van Christus' actie ve gehoorzaamheid: Hij handhaaft Zijn masjaal : Jezus zweeg stil.

Wat dit in Zijn proces beteekent, kunnen wij misschien het gemakkelijkst ons indenken, waaneer wij een oogenblik ons afvragen, hoe het zou gegaan zijn, als Jezus niet gezwegen had, doch in plaats daarvan haarfijn verteld had, wat Hij bedoeld had met Zijn masjaal; dat n.l. Zijn lichaam de tempel was, dien de menscheu brekea zouden, en dien Hij zelf zich in drie dagen weder op zou lichten.

Indien Christus op dit oogenblik, aan déze menschen, dezen volledigen uitleg gegeven had, dan zou Hij ditmaal geen woord gesproken hebben ter rechter ïijd.

Maar de Rechtvaardige Israels kent tijd en wijze.

Raadselspreuken, en gelijkenissen, 'worden, om te beginnen, slechts verklaard, aan wie zijn hart begeerig open doet; slechts zulk een mensch is tot hóóren in staat. Maar hier, in de vergadering der Sanhedristen, hier zijn de on-ontvankelijk e harten. Hier zijn de vogels, die geen zaden pikken op den dorschvloer der gerechtigheid, doch die azen op verdorvenheden.

Bovendien, wat zouden de gevolgen zijn geweest, als Jezus nu voluit, „vrij uit", gesproken had over dit bepaalde onderdeel van Zijn profetische rede? Indien Christus in dit beslissend uur in tegenwoordigheid van al die getuigen naar Zijn eigen lichaam had gewezen, en gezegd had: „hier is de ware tempel, breekt dien maar af, en Ik zal hem in drie dagen restaureeren", dan zou Jezsu onherroepelijk schade hebben gedaan zoowel aan het Sanhedrin, als aan zichzelf.

Over elk van die een enkel woord.

Aan het Sanhedrin zou Christus door ontijdige onthulling van den masjaal schade hebben toegebracht. '

Want Hij zou dan geprofeteerd hebben, dat het iSanhedrin voorzeker Zijn gezegend lichaam breken zou, en den dood over Hem 'doen komen. Hij zou getoond hebben, dat dit Hem zelf voor jaren reeds duidelijk was; dat de ijzeren wil van God, die daar boven de wolken zit, het alzoo bestuurd had, en dat het hoog decreet van verkiezing en verwerping, de praedestinatie van dien hoogen God van louter welbehagen. Hem hiertoe van eeu'wigheid' reeds aangewezen had.

Maar dit zou, in deze plaats en op dit uur, een verkeerde prediking zijn geweest.

Niemand toch heeft met de verborgen dingen te maken; slechts de geopenbaarde zijn de maatstaf van ons doen en latea. De verborgea dingen zijn voor den ^Heere, en de geopenbaarde voor ons en onze kinderen. En de geopenbaarde diagen, de heilige boeken, de profeten samen, ze gaven duidelijk genoeg het richtsnoer aan van handel en wandel, ook voor het Sanhedrin. De openbaring over den Messias was zóó sufficient geweest, dat, ware zij gehoorzaamd, Jezus niet zou gekruisigd zijn door de overstea der wereld. Daarom zwijgt Christus over de verborgen dingen; zou Hij wijzer of barmhartiger zijn dan God, die door het Woord onderwijst? Zou dat barmhartig zijn geweest, aJs .Christus had gezegd: ij zijt met Mij gepreedestineerd tot deze uwe ure? Ach neen, het is verboden, het zou de hoogste wreedheid zijn, alzóó te spreken. Jeruzalem wordt heden aan Egypte gelijk (Op. 11:8). Dat weet de Christus. Welnu, hoe spreekt God tot Egypte? Hoor: de Schrift zegt wel tot Farao: hiertoe zijt gij geboren, hiertoe heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zoude en opdat Mijn naam verkondigd worde over de gansche aarde" (Ex. 9:16, Rom. 9:17). Maar met dit woord kan elke farao twee kanten uit. Gods kracht kan bewezen worden, zoowel in farao's opgang, als in Zijn ondergang; zoowel in zijn bekeering als in zijn verharding. En Gods naam kan over de gansche aarde verkondigd worden, niet alleen over het graf van een farao heen, maar ook bij de opneming van een farao 'in 'het Vaderhuis. Nooit geeft God aan eenig mensch een profetie van iens toekomstig verderf. Pra> destinatie is Gods groote worsteling tegen fatalisme, en de verkondiging daarvan is het ook. Want Hij heeft geprasestineerd óók tot verantwoordelijkheid.

Nooit wordt iemand aangezegd, dat zijn verderf volkomen zeker is en dat hij ligt onder het on-

ontwijkbaar oordeel der verharding. Dit zou het geprasdestineerde verantwoordelijkheidsbesef afstompen. Dus zou het de praedestinatie breken. Ook zou het te kort doen aan de majesteit van God, die in het Woord roept met „ernstige roeping", en daarin elk verantwoordelijk stelt voor eigen doen 'en laten. Het ware overtreding, ook jegens de 1 i e f-de! Gods, die uit te roepen is in de verkondiging van de mogelijkheid van de bekeering. Christus' profetie, dacht gij, dat die voorspelling was? Toekomstvoorspelling? Neen, zij is de uitzending van Gods licht. En dit heeft Hij gedaan; in Zijn masjaal heeft het licht zelfs de nieuwsgierigen g e - lokt; gelijk een wonderbare ster de magiërs lokte naar het vaste Woord. De profetie van "Jezus Christus is nooit een zekere divinatie; nooit legt ze daarom iemand onder den suggestieven banvloek van volmaakte, eeuwige, gepraedestineerde onvruchtbaarheid, zoolang de God van Christus niet heeft gezegd: uit hem worde geen vrucht meer in der eeuwigheid, en zoolang dit zeggen Gods niet opgenomen is geweest in de groote Rijksaflcondigingen, die daar zijn in het openbare Rijksgericht. De profeteerende Christus plaatst ieder voor zichzelf, en vraagt hem zoo, wat hij nu doet met het Woord van Zijnen God.

En daarom zegt Christus niet aan het Sanhedrin, dat Gods Raad dit uur heeft uitgekozen, om het lichaam van den Menschenzoon, dien tempel van den Geest, te breken. De goede Herder ontneemt den kwaden herders niet de kans van de bekeering, door bij voorbaat hen van de onmogelijkheid daarvan verzekering te doen bij God. Wel wéét de Christus, dat het Sanhedrin voor Hem, de vervulling van het ware Israël, zijn zal wat eens As sur was in de oogen van Jesaja: e roede, waarmede God slaat, de zaag, waarmede God Israels boomen velt. Maar, dat het Sanhedrin den kwaden Assyriërs-dienst aan den waren, groeten, eenigen Israëliet verrichten zal, dat wordt aan het Sanhedrin niet gepredikt als een fatum, waaraan het onderworpen ligt, opdat de Hooge Raad van Assur, gezeten op den stoel van David , en van Mozes, niet zeggen zou: ijn wij gepraedestineerd, om Assyriërs te zijn? komt, laat ons dan Assyriërs zijn. Zal het GODS schuld soms wezen, als „de zaag straks pochen gaat tegen dien, dje ze trekt? " Zal het voor Christus' rekening komen, als in den oordeelsdag „de roede trotsch is, en zich beroemt, tegen dien, die er mee slaat"? (Jesaja 10:15). Neen, neen, dézen roem zal Christus het Sanhedrin niet gunnen; de theodicee van den jongsten dag mag niet op Christus breken. Dies slaat Hij Zijn mantel toe, bedekt Zijn masjaal, legt geen raadselen uit, aan wie ze toch misbruikten, en houdt, — o groote genade, — en houdt ook dit bedorven college aan zijn wettigen naam. Hij zegt niet tot het Sanhedrin: gij zijt geprEedestineerd tot de groote, acute, tempelverwoesting"; doch Hij zegt enkel maar: Ik houd U aan Uw taak: w roeping is een tempelwacht te zijn". En Hij zegt niet tot Israels uitgelezen ouden: gij zijt toch Assyriërs, in slagorde tegen den Zoon gesteld in Gods groot heelal", neen, Hij houdt hen bij hun naam en zegt dus enkel: gij zijt Israël, daarom wil Ik u zeggen, dat Ik de Messias ben; en weet nu, wat gij met Hem doen wilt". En zoo laat Christus de verantwoordelijkheid ten volle rusten op den Hoogen Raad. Hij gehoorzaamt den praedestineerenden God in Zijn volstrekte zwijgen: ant dit is beven voor den God, die in verkiezing is: od laten doen, la-ten doen, wat Gods is. Zoo dwingt Christus Zijn rechters, 'de verborgen dingen voor den Heere te laten en de geopenbaarde voor zich te nemen.

Daarom i's het zwijgen van Christus tegenover het Sanhedrin een volmaakte openbaring van het recht. Neen, neen. Hij wordt niet graag het struikelblok, waarover zij gaan vallen. Eén „onvoorzichtige" uitlating — 'hoe belachelijk is hier onze arme taal — één voorbarige exegese van 'den nog niet eens tekst-critisch vastgestelden masjaal, — en Jezus zou buiten Zijn ambt om het Sanhedrin de verdoemenis verkondigd hebben. Dat is te zeggen: Hij zou buiten Zijn ambt om een struikelblok geweest zijn op hun weg. Want over de volmaakte zekerheid van zijn eigen praedestinatie tot verdoemenis, komt in de wereld niemand heen. Maar deze zekerheid geeft God dan ook aan niemand.

Nu is het Christus' majesteit geweest, 'dat Hij op den weg, dien alle menschen en alle duivelen met struikelblokken bezaaien, en dien zij met aanstoots-steenen plaveien, _geen enkel struikelblok aan ©enig mensch heeft in den weg gelegd. Christus heeft met geen enkelen aanstootssteen gespeeld, Hij heeft ©r niet één gelegd._ Hij heeft genoeg gehad, meer dan genoeg, aan 'Zijn ontzaglijk ambt: gezet te zijn tot een val en tot een opstanding veler in Israël. Hij was zóó verzadigd van dat ambt, dat Hij geen enkel gezapig spel ermee gespeeld heeft in Zijn dagen van zonneschijn, noch een vermetel spel in los geworpen woorden, toen stieren en kokken op Hem aandrongen, de „wilde beesten" van Jerusalem. En dus heeft Hij gezwegen. Om straks te rechter tijd te spreken. Noch door Zijn spreken, noch door Zijn zwijgen; noch door een valschen uitleg, noch door ©en ontijdigen uitleg; noch door tekst en uitleg tegenover elkander te plaatsen, noch door tekst en uitleg uit elkaar te rukken, heeft de Heiland . den steen gelegd. Hij was DE steen; en 'dit was Hem genoeg, het was Hem zwarigheid genoeg.

Hij heeft Zijn rechters recht gedaan.

En door hun recht te doen, hee ft Hij hen ook geoordeeld: de masjaal kwam terecht.

Want de masjaal zegt nu tot hen: indien gij den tijd verklaren wilt uit den tijd, en Jezus' woorden wilt ontleden, zonder die ze spreekt, . j, wandelt dan in de vlam van het vuur, dat gij, ontstoken hebt".

Want de masjaal is de groote list van 'üext Profeet van boven: hij laat de machteloosheid van alle rede-zonder-openbaring aan den lijve ons gevoelen; en wie dan de weldaad van die pijn nog niet gebruiken wil, door met zijn kranke ommedwalen tot den Geneesmeester van zijn leven nu heen te gaan, die wordt overgelaten aan zichzelf.. Alle masjaal roept tot den zachtmoedige, die ermaar niet uit kan komen: „Wie is onder u den Heere vreezend? hoorend naar d© stem van zijn knecht? die in duisternissen wandelt en geen'lichtstraal ziet? — hij vertrouwe op den naam des Heeren en steune op zijn God!" En zoo roept demasjaal iden anderen kant uit, tot de lieden, die' liever zich zelf handhaven, zelfs als ze in de netten van den masjaal gevangen liggen: „Ziet, gij allen, die een vuur doet branden en vlammen ontsteekt! wandelt in den gloed van uw vuur en in de vlammen, die gij ontstoken hebt! Van mijne hand geschiedt u dit; in smart zult gij nederhggen!" i)

En heden is dit laatste oordeel door den zwijgenden en verzwijgenden Christus over het Sanhedrin gekomen. Hij laat den masjaal liggen, waar men er mee wil wezen: in den vicieuzen cirkel van een „wereldsche" rede, 'die weigert, van "boven genezen te zijn. Want zaligheid zal alle om 'den masjaal geschreide tranen afwisschen, alle vragen beantwoorden. Maar een onopgeloste masjaal is de aanvang van het oordeel.

En dit is het oordeel van den zwijgenden Chris­ tus over het Jodendom geweest.

(Slot volgt.)


1) Vertaling Dr J. Ridaerbos, J-esaja. II, Kampen, J. H.. Kot, bl. 107, 108.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over den „masjaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's