GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maurits Josscn. „Do Belgisclie Omwenteling van 1830". 3 deelen. L. J. Veen — Amsterdam, 1930.

Onverschillig van welke kant men het jaar 1830 ook beziet, — het blijft een ongeluks-, een rampjaar.

De Belgische opstandelingen bedoelden met hun Brusselsche revolutie de hereeniging voor te bereiden met la grande patrie, la France, maar de tegenstand der groote mogendheden verijdelde dit streven.

Noodgedwongen heeft men toen een zelfstandige staat gevormd, een „onafhankelijk" koninkrijk, doch met een zóó sterk eenzijdig Fransch georiënteerde tendenz, dat „België" weinig meer is dan de militaire reserve-, de vazal van Frankrijk, een voorpost van de Latijnsche cultuur, i)

Van deze zuidwaarts gerichte politieke en cultureele oriënteering van de Belgische staat zijn de Vlaamsche onderdanen het kind van de rekening geworden. Immers, zij werden in 1830 overgeleverd aan de natuurlijke vijanden van hun beschaving, taal en aspiraties, vijanden, die gesteund door magistratuur, onderwijs, ambtenarij en militaire macht een eeuw lang hebben gepoogd, de Vlaamsche geest en het Vlaamsche besef te onderdrukken, zoo mogelijk te dooden, naar het voorschrift van Rogier aan Lord Palmerston: „De pogingen van onze Regeering moeten er toe strekken, de Vlaamsche taal uit te roeien, om de versmelting van België met ons groot vaderland, Frankrijk voor te bereiden".

Maar ook wij, Nederlanders, hebben weinig reden om ons over de Brusselsche opstand te verheugen.

Vooreerst bracht deze omwenteling een slag toe aan het vaderlandsch prestige in 't Europeesch staatkundig leven, beteekende - het da mislukking van vijftien jaar Grootnederlandsche politiek.

Voorts leverde de debacle van '30 een aanzienlijk deel van onze stam over aan verbastering en onderdrukking, aldus verzwakkende de moreele positie van ons volk op het continent.

En mag er met de Vlaamsche Beweging teg©n deze verfranschings-taktiek al een krachtige reactie ontstaan zijn, deze beweging is tijdens en na de Wereldoorlog uitgegroeid in activistisch-nationalistische richting en teoogt thans politieke konsekwenties, bij welke de Nederlandsche Staat ten nauwste betrokken is.

De Belgische Omwenteling van 1830 was een beslissend keerpmit in de evolutie van-de Dietsche gouwen en het moet dan ook zeer gewaardeerd worden, dat — mede onder inspiratie van de gevierde feesten — verschillende grondige studies in 't licht worden gegeven, welke ons over deze gebeurtenis nauwkeurig inlichten. Het is' goed, neen noodzakelijk, ook met het oog op de toekomst, het verleden te kennen.

Het zij ons vergiind van de vele publicaties over de „Fransche commune op Nederlandsch territoor, uitgelokt en betaald door Franschen en uitgebaat door de verfranschte bourgeoisie" (gelijk Pirof. Dr C'. Gerretson de Belgische Omwenteling hee'ft gekarakteriseerd) er één kortelijk bij u in te leiden, n.l. het driedeelige werk van de in 1927 overleden activist Maurits Josson.

Voor de juiste beschouwing van de gebeurtenissen, welke geleid hebben tot de splitsing van het Vereenigd Koninkrijk is het noodzakelijk, vooral drie kwesties naar voren te brengen: de bedoeling der opstandelingen, de houding van het Zuiden, de houding van de koning.

Het tijdperk der Vereeniging was een periode geweest van voortdurend zoeken en tasten. Koning Willem I had óók voor het Zuiden het beste gezocht en in vele gevallen gevonden. Zijn opvattingen echter a, ls verlicht despoot over rechten en plichten van vorst en volk hadden menigmaal verwijdering doen ontstaan tusschen hem en de Roomsche en liberale Zuid-Nederlanders. Er moet echter nadruk op gelegd, dat ^mstreeks 1830 de voornaamste grieven van het Zuiden waren weggenomen. Toen Willem I dan ook 10 Augustus naar Brussel trok om de eerste driejaarlijksche tentoonstelling' van de voortbrengselen der nationale nijverheid te bezoeken, was de ontvangst aldaar zeer hartelijk. Niemand dacht er in Zuid-Nederland, na de val van Karel X aan, de fakkel der revolutie te ontsteken. Integendeel, L e Pi o 1 i t i q u e, verschijnende te Luik, achtte het gelukkig, te behooren tot een volk, dat niet gedwongen werd tot zulke uitersten: „De wettelijke weg staat ons open; meer dan ooit blijkt uit de tegenwoordige gebeurtenissen, dat het welslagen van een wettige, vreedzame, ernstige oppositie zeker is".

Het was de kleine club van leiders der Fransche partij in Zuid-Nederland, welke, waarschijnlijk op instigatie van Le National te Piarijs en onder aanmoediging van Parijsche aimexionisten, besloot te trachten door middel van een omwenteling, Znid-Nederland met Frankrijk te doen vereenigen. Niemv was deze gedachte geenszins. Immers, sedert hon-

derden jarea heeft Frankrijk hardnekkig gestreefd naar de vorming van z.g. natuurlijke greiizen in het Oosten en Noorden. Dit streven heeft Frankrijk nagenoeg heel de geschiedenis door gemaakt tot het gevaarlijkste land van Europa, het land, dat immerdoor de Europeesche vrede bedreiigde of verstoorde, en dat b.v. ook maar eventjes honderd maal een gewapende inval in Vlaanderen heeft gedaan.

Slechts vi coactus had Frankrijk berust in de vereeniging van het Koninkrijk der Nederlanden, 'doch in breede kringen, ook bij leidende geesten, leefde het verlangen naar revanche om het smadelijk écliec van 1813. Dit verlangen vond directe aaiisluiting bij dat van de leiders der Fransch-Bel-•gische partij. Natuurlijk, deze voelden zich Franschen. Een riskant avontuur te ontketenen ter wille van de stichting van een zelfstandig rijk, kwam niet bij hen op, maar het ideaal van een hereeniging met het vanouds roemruchte vaderland, vermocht hun einthoQsiasme te wekken: „Indien het iioodig is, zullen wij onze laatste penning en ons laatste kind geven en wij zullen ons niet beklagen indien het is voor koning Louis Philippe en voor Frankrijk", zeiden De Brouckere en Surle| de ^Chokier nog in het begin van 1831.

Vanaf 7 Augus'tus roerden de Fransch-Belgische annexionisten zich geducht. In hun eerste vergadering op de bureel en van Le Courrier des P a y s - B a s, werd met op één na algemeene stemmen besloten te streven naar aansluiting bij Frankrijk. Zij verspreidden strooibiljetten met de aanmoediging: „Franschen! Eén stap, en België is liet uwe!" De 226 Augustus sloegen zij plakbriev-an aan met het program van actie voor de komendie dagen: de 23e vuurwerk, de 24e verlichting, de 25e omwenteling! Dit program werd inderdaad op de voorgenomen wijze afgewerkt. Na de opvoering van de Stomme van Porti ei ontstonden in Brussel de onregelmatigheden, welke de eerste oorzaak zijn geworden tot de opstand.

Is het dus buiten kijf, dat de oorspronkelijke opzet der opstandeliirgen Fransch-annexionistisch was, het is eveneens duidelijk, dat deze beweging gedreven werd door een kleine groep, welke gebruik maakte van sociale misstanden en politieke geprikkeldheid ; om de volksmassa te drijven naar het voorgestelde doel, maar dat dit bestreefde ideaal in geen geval gedeeld werd door een aanzienlijk deel van de bevolking.

De eerste vlag, die door de muiters op het sta^dhuis en in verschillende stadswijken, geheschen werd was de Fransche, doch toen de opstandelingen bemerkten, dat deze daad geen instemming vond bij de burgerij en „door g-lleman met verontwaardiging werd afgewezen", werden de Fransche kleuren door Brabantsche vervangen.

De regentie der stad overigens oordeelde de relletjes het werk te zijn geweest „van eenige gewetenlooze mannen, vreemdelingen in stad, misschien zelfs in België" Wel leefden er wenschen in de Zuidelijke bevolking, maar èn de breede massa èn de r^geering èn de pers schaarden zich in de eerste dagen rondom de troon, 't Petitionnement, dat aan Willem I overgebracht werd, hield een politiek verzoek in, meer niet: „Op het einde van Augustus v/aren er geen twintig menschen in Brussel, die aan de mogelijkheid van een scheiding, zelfs van een bestuurlijke tusschen Noord en Zuid 'geloofden", aldus White.

In geheel Vlaanderen, met uitzondering van Brugge, bleef het rustig. Inzonderheid Gent en Antwerpen toonden zich zéér orangistisch en regeeringsgezind. Ja, wanneer op 28 September, na langdurige debatten, de Tweede Kamer zich uitspreken moet over de kwestie der bestuurlijke scheiding, kanten al de „Belgen" zich met uitzondering van Ch. de Brouckere tegen een aJgeheele en volkomen separatie; tien van hen stemden zelfs tegen elke wijziging in de bestaande betrekkingen tusschen de beide deelen van het Rijk, de overigen waren voorstanders van een min of meer uitgebreide bestuurlijke scheiding. Hieruit blijkt dus ten allerduidelijkste, dat het streven, der annexionisten evenmin overeen stemde met de wenschen der volksvertegenwoordigers, als met die van 't volk zelf.

Het is ook merkwaardig de fragmenten te lezen, welke Josson weergeeft, uit de redevoeringen der Zuidnederlandsche afgevaardigden, van welke er zijn, die, met weemoed a. h. w. het naderende onheil voorvoelende., de noodzakelijkheid en zegen der vereeniging in 't licht stellen.

„Het schijnt — zoo zeide b.v. , Omalius Thierry uit Luik — „mij onmogelijk, dat hij, die te goeder trouw en zonder hartstocht beschouwt: aan den eenen kant het Noorden met zijn talrijke havens, zijne uitgebreide scheepvaart, en zijn bijna overvloedige kapitalen, het Noorden schier ontbloot ' van grondvoortbrengselen in vergelijking met zijne behoeften en veroordeeld ten gevolge van de duurte van het arbeidsloon tot eene weinig uitgebreide fabrieksnijverheid; aan den anderen kant, het Zuiden met een verbazend getal grond-, nijverheids-, ©n landbouv/voortbrengselen, zoovele gelegenheden biedend voor het winstgevend gebruik van kapitalen; het is onmogelijk, zeg ik, die verscheidene deelen van liet rijk, door hunne stroomen evenals door hmine wederzijdsche behoeften verbonden, in oogenschouw te nemen, zonder te bekennen, dat zij — met het oog op handel en nijverheid, met het oog op de stoffelijke belangen, dat is, met het oog op de betrekkingen, die den grondslag uitmaken van den rijkdom van elk volk — geschapen zijn om vereenigd te zijn in een en den zelfde 11 staat".

Maar, zal men opmerken, hoe is het te verklaren — waar de opstand het werk was van een kleine kliek Fransche avonturiers, die geen instemming vonden voor hun uiteindelijk bedoelen nóch bij het volk, noch bij de bestuurders en ook Louis Philippe er voor terugdeinsde, zijn hand in 't wespennest te steken — dat de Rijksregeering de toestand niet meester wist te blijven?

In hoofdzaak is dit te wijten aan haar eigen tactische fouten. Minister Gobbelschroy, in de bewogen dagen te Brussel vertoevende, constateerde, dat de uitbreiding van het oproer „het gevolg (was) van de zwakheid die men in den beginne getoond' heeft". Gobbelschroy adviseerde den Koning, op behoedzame, beleidvolle wijze maar met energieke kracht de rust te doe'n herstellen, door een belangrijke krijgsmacht in Brussel te ontplooien. Deze raad niet te hebben opgevolgd, is de eerste oorzaak van de koninklijke nederlaag. Elke andere daad èf door hem èf door de kroonprins gesteld, maakte deze te zekerder.

Daar is al dadelijk de intocht van de laatste in

Brassel zonder troepen. Deze intocht levert een staaltje van zeldzame persoonlijke moed, maar werd een onherstelbare fout, op het moment dat prins Willem Brussel verliet en eveneens de bezetting uit de stad liet wegtrekken. Deze dubbele terugtocht rukte het hek van de dam en 8 September reeds vergaderden de afgevaardigden van het Zuiden te Brussel. Senatu deliberante, Saguntum periit. Terwijl 'de Tweede Kamer beraadslaagde over het karakter der staatkundige reorganisatie des Rijks, werd Wallonië overstroomd door Fransche gewapende benden. Het Belgische Comité van Parijs schreef 7 October 1830:

„Doch in weinig dagen tijds zijn alle Belgen vertrokken en het aantal Fransche vrijwilligers die vertrokken, werd zoo groot, dat het onmogelijk was geworden in voldoend aantal te vinden om ze te wapenen". De Fransche regeering — ondertusschen „betrokkingen van goede nabuurschap" met de koning der Nederlanden onderhoudende! ^ wist dit en het het ongehinderd toe. Deze door Fransch geld gedreven en door Fransch bloed gesteunde actie sloeg in het Zuidnederlandsche volk de electrische vonk van het revolutionair sentiment. Met groote bedachtzaamheid, met beminnenswaardige nobelheid heeft Koning Willem in deze moeilijke tijden zijn verantwoordelijke taak vervuld, maar de grondfouten, in de Augustusdagen gemaakt, bleken voor de gang van zaken beshssend.

Hiermee moge het werk van Matirits Josson voldoende bij de lezers van ons blad geïntroduceerd zijn. Het eerste deel loopt tot de candidatuur Nemours, het tweede tot en met het verdrag van 1839, het derde bevat 175 hl. bibliografie en nota's. Josson's boek, vrucht van 35 jaar studie en onderzoek, populair en levendig geschreven, verdient algemeene bekendheid.

M. J. LEENDERTSE.


^) V. g. 1. mijn „Een Volk in Nood". Wereldbibliotheelc, 1928. .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's