GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Dr J. Woltjer.

Over Woltjer Sr schreef Dr Rullmann in de „Leidsche Kerkbode". Velen van de jongeren hebben hem nooit gekend. Het is goed de gedachtenis van dezulken te bewaren. We geven hetgeen Dr R. in zijn tweede artikel schreef.

Over Woltjer Sr schreef Dr Rullmann in de „Leidsche 1875 zijn candidaatsexamen in de letteren deed. Eii in plaats van toen 's avonds met zijn vrienden te fuiven, begon hij nog denzelfden avond aan de studie voor zijn doctoraal. Daarmee kwam hij in Mei 1876 gereed. Toen ging hij werken aan zijn proefschrift.

Door toedoen van Ds César Segers, die inmiddels' naar Leiden vertrokken was, werd hij daar aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool tijdelijk aan gesteld als docent in de Geschiedenis en Aardrijkskunde. Hier was hij werkzaam van 1 Januari—1 September 1877. Toen werd hij, vooral door de bemoeiingen van den toenmaligen rector, Dr Sirks, benoemd als leeraar in de klassieke talen aan het Gymnasium in zijn vaderstad.

De Groninger jongens wisten, dat deze nieuwe leeraar, de self-made-man, eenmaal het bakkersbedrijf had uitgeoefend, en besloten hem een poets te bakken door hem daar nog eens aan te herinneren. Het was den eersten moi-gen, dat Woltjer zijn lessen zou aanvangen. Op zijn lessenaar hadden de jongens een wittebrood neergelegd. Maar de nieuwe leeraar scheen zich van het geheele geval niets aan te trekken. Hij zei niets, legde het wittebrood ter zijde en — de les begon.

Spoedig hadden zijn leerlingen echter de grootste waardeering voor zijn bekwaamheid en rechtschapenheid.

De vaste positie, die hij gekregen had, maakte het hem nu ook mogelijk om te trouwen. En zoo huwde hij dan den 28sten September 1877 met mejuffrouw Marchien Janssonius, een Groningsche. Haar oom was de welbekende predikant en dichter R. Bennink Janssonius. Het huwelijk werd bevestigd door Ds Eykman.

Midden in de wittebroodsweken, op 20 October 1877, zag Woltjer nog kans te promoveeren in de klassieke letteren op een Latijnsche dissertatie over den philosoof Lucretius, welk proefschrift hem terstond een eereplaats onder de Nederlandsche geleerden verschafte. Men stond er verbaasd van, dat een jong man van 28 jaar zóó iets had kunnen tot stand brengen, ledere bladzijde toch legde een sprekend getuigenis af van zijn veelomvattende kennis der Grieksche phüosophie en van zijn volkomen vertrouwdheirl met de Grieksche taal.

En toch schaamde deze geleerde kop zich niet om in de Fransche Kerk dienst te doen als diaken.

Ook aan het gymnasium verloochende Woltjer zijn geloof niet. Het was juist het eenige, waarom, hij zich daar niet zóó thuis voelde, als hij wel wenschte, en waardoor hij telkens van zijn collega's verschilde.

De beslistheid van zijn overtuiging toonde hij ook, toen hij, vier jaar na zijn promotie, een hem aangeboden TJtrechtsch professoraat afwees, om zich te verbinden aan de toen nog zwakke en gesmade Vrije Universiteit.

Een Curator der Rijksuniversiteit te Groningen, vernemende, dat Woltjer van plan was aan deze benoeming gevolg te geven, sprak tot hem op meewarigen toon: „Gij doet dwaas; ge werpt een schoone toekomst weg, om u te wijden aan een ding, dat geen toekomst heeft, dat op z'n best een twintigtal jaren duren kan". Zulke voorspellingen werden er toen gedaan door vijanden, en ook onder vrienden was er vreeze naast hoop. Maar Dr Woltjer versaagde niet.

En zoo had dan de vrije Gereformeerde hoogeschool, van idee inmiddels tot realiteit gerijpt, het voorrecht, dezen jeugdigen philoloog te mogen ontvangen als een Jochanan, een genadegifte Gods, waardoor het mogelijk werd ook de philologie te beoefenen bij het licht van Gods Woord.

Zaterdag 8 October 1881, omstreeks 3 uur, was in de Schotsche Zendingskerk te Amsterdam een klein publiek vergaderd. De pedel der Vrije Universiteit leidde de hoogleeraren dezer stichting naar hun plaatsen; daarna werden twee curatoren en twee directeuren binnengeleid. Onder de aanwezigen telde men voorts de professoren in de oude letteren der Amsterdamsche Gemeente-Universiteit, eenige leeraren van het Stedelijk Gymnasium, eenige predikanten en enkele anderen.

De nieuw benoemde professor aan de Gerefonueerde:

Universiteit, Dr J. Woltjer, beklom den katheder, om met een Latijnsche redevoering zijn werkzaamheden openlijk aan te vangen. Hij schetste het beeld van den volmaakten philoloog, door leder, die zich op de philologie toelegt, voor oogen te houden, en beleed aan het einde, dat voor hem het hoogste ideaal in Christus was vleesch geworden en de kracht tot volmaking uit Hem in ons vloeit als de vruchtbaarmakende kracht uit den Wijnstok in de ranken.» Deze inaugureele oratie, door deskundigen, zoo naar inhoud als vorm, en niet minder om de kloeke belijdenis der Gereformeerde beginselen, om het zeerst geprezen, - was op zichzelf reeds een geloofsdaad. Immers dorst hier een hoogleeraar met het ideaal te beginnen, zonder dat hij ook nog maar één leerling had, om dat ideaal na te streven.

Maar wat menschelijkerwijs gesproken tot de onmogelijkheden scheen te behooren, het werd in Gods kracht gerealiseerd. Professor Woltjer had niet alleen den moed, maar bleek ook in staat om het werk eener geheele faculteit op zijn schouders te nemen. Met eere heeft hij zich gekweten van de reuzentaak, om een professor te zijn in de historie, een professor in de taal-en spraakkunst, een professor in de exegese, een professor in de paedagogiek, een professor in de encyclopaedie: als de groote Proteus wist hij zich beurtelings in al die verschillende gestalten te vertoonen. En in dit alles was hij er steeds op bedacht om de philologische wetenschap uit het Beginsel des geioofs geüèeï Hieuvvop te boiiwenren zijn kvt'eekëlingén te leeren om bij het licht van den Goddelijken Logos, Gods onzienlijke dingen uit de schepselen te verstaan en te doorzien.

Zoo heeft hij leeraren in de klassieke letteren gevormd, die straks op onze Gymnasia en Hoogere Burgei'scholen een dam opwierpen tegen den wassenden stroom van ontkerstening en godverzaking.

Meermalen werden ernstige pogingen aangewend om der Vrije Universiteit haar „ooilam" te ontnemen, door Professor Woltjer aan een der Rijkshoogescholen te verbinden. Maar hij bleef aan de zoo geminachte en bespotte Vrije Universiteit getrouw. Want meer dan geld en gemak gingen hem de beginselen dezer Gereformeerde Hoogeschool ter harte, en het opsporen dier beginselen ook voor het terrein der diepste levensgedachten was en bleef de heerlijke taak, waartoe hij zich van God verkoren en geroepen wist.

Geestelijk leven In. Noord-Holland.

Speciaal voor hen, die belang stellen in het geestelijk leven in Noord-Holland, maar ook voor ieder onzer lezers is interessant, hetgeen Ds P. van Dij k schreef in het „Noord-HoU. Kerkblad".

Wanneer ge nog twijfelen mocht aan den geestelijken nood waarin onze provincie verkeert, dan hebt ge u. deze week kunnen overtuigen, dat het vreeselij ke ernst daarmede is.

De Vereeniging voor Inwendige Zending in Noord-Holland heeft half Mei haar voorjaarsvergadering gehouden, en op die vergadering heeft de heer G. Voet, uit IJmuiden, verslag gedaan van zijn onderzoek 4n verschillende gemeenten.

Hij zeide diep onder den indruk gekomen te zijn van den treurigen toestand óp geestelijk gebied. Tal van Ned. Hervomide gemeenten zijn vacant en in sommige is het predikantstractement zóó laag, dat men daar wel nooit een predikant zal kunnen beroepen.

Vooral in de streek rondom Alkmaar en Schagen en tusschen Hoorn en Enkhuizen is hèt droevigst gesteld.

gesteld. Driebuizen—Zuid-Schermer vacant sinds 1916.

Limmen, Oterleek, Heer-Hugowaard, Veenhuizen, Oude én Nieuwe Niedorp, Zuid-Scharwoude, alle reeds meer dan een paar jaar zonder dominee.

meer dan een paar jaar zonder dominee. Callantsoog en Petten, Wieringerwaard en Kolhorn, Oosterleek, Winkel, Bovenkarspel, Grootebroek, Lutjebroek, Venhuizen, Abbekerk, Midwoud, Aartswoud, Hoogwoud en Ursem, sommige al vacant sedert 1923.

De meeste dier plaatsen bieden nog wel een salaris, op hoop, dat zich een predikant aanmeldt, maar zoo laag, dat schier elke daglooner meer verdient.

laag, dat schier elke daglooner meer verdient. Met groot leedwezen heeft niet alleen de vergadering deze ontstellende mededeelingen aangehoord, het is, zooals terecht werd opgemerkt, een zaak die geheel Protestantsch Nederland ter harte moet gaan.

Rome wint daar bij den dag meer aan invloed.

In Oude Niedorp ging sinds 1927 het aantal Protestanten terug van 550 tot 400 en steeg het getal Roomsch-Katholieken van 750 tot 900.

In de vergadering werd er door verschillende leden op gewezen, dat het Modernisme in Noord-Holland zeer besilist heeft uitgedi.end en dat alleen het Evangelie der zaligheidreddingkanbrengen.

Hoe men dit zich voorstelt, is ook genoemd: n.l. dat de Vereeniging eenige evangelisatieposten zou kunnen stichten, zoo mogelijk één tusschen Alkmaar en Hoorn en één in de streek tusschen Hoorn en Enkhuizen.

De vraag is bij mij gerezen, of deze droeve mededeelingen ook ons als Gereformeerde Kerken niet iets te zeggen hebben.

Ik wil mij in het debat, dat onlangs in dit blad gevoerd is, niet mengen, maar wij zullen het er met Ds Lindeboom wel over eens zijn, dat de zorg voor de kerstening van Indië ons niet ontslaan mag van de taak in eigen omgeving.

We erkennen, dat in Noord-Holland, misschien zelfs meer dan in andere provinciën, het Evangelisatiewerk door onze kerken krachtig is aangevat. Maar ziende op den schreienden nood'waarvan deze opgaven spreken, hebben wij ons de vraag te stellen of niet nog meer dan tot dusver de kerstening van die woestliggende deelen van onze provincie een zaak is, die ons zeer na aan 't hart moet gaan liggen.

Een blik in ons jaarboek doet zien, dat in een enkele dezer genoemde plaatsen een Gereformeerde Kerk staat. En we weten, dat er ook in de classis Alkmaar veel aan Evangelisatie wordt gedaan.

Maar hoe heerlijk zou het zijn, wanneer wij tot de Vereeniging voor Inwendige Zending konden komen en hun zeggen: „Broeders, wij zijn het met u eens, dat alleen het Evangelie der zaligheid redding kan brengen. Samenwerking brengt zijn eigenaardige bezwaren mee, maar laat ons tot verdeeling van arbeid komen. Gij sticht inplaats van één evangelisatiepost in de streek tusschen Hoorn en Enkhuizen twee posten; en wij zullen als gezamenlijke kerken in Noord-Holland in den nood van de andere streek door een paar vast aangestelde, ijverige Evangelisatie-predikanten trachten te voorzien.

De Vereeniging heeft op een dubbel gebrek gewezen: gebrek aan geld en gebrek aan rechtzinnige predikanten.

In ieder geval bestaat in onze kerken dit laatste gebrek niet. We hebben krachten genoeg. En ik geloof ook niet, dat de salariëering van een paar jonge predikanten, die zich voor dit werk de eerste jaren na hun opleiding geven wilden een bezwaar zou zijn, dat voor de gezamenlijke kerken onoverkomelijk ware.

Hoe het ook zij, de noodkreet, die in de vergadering van onze Hervormde geestverwanten geslaakt is, mag niet langs ons heengaan.

Ze noopt ons' als door God zoo rijk gezegende kerken tot deze bezinning: Waar blijkens den afkeer van het Modernisme en de neiging tot Rome dit donkere deel van Noord-Holland naar het licht begeerig wordt, hebben wij dan niet de handen te sterken van allen, die den kandelaar van het Evangelie omhoog houden?

hoog houden?

Kunnen wij nog niet veel meer doen dan tot dusver? En kunnen wij het ook nog niet meer centraal en met vereende krachten doen?

Het beroep op Protestantsch Nederland is in den mond van die Vergadering bedoeld als een beroep op

rechtzinnig Nederland. Vinde het daarom gretige ooi-en ook bij ons!

Zeker ook wij, als Geref. Kerken hebben geen reden over Noord-Holland te roemen.

En toch wat is er daar véél veranderd sinds de thans grijze Prof. Lindeboom als pastor van Zaandam de Evangelisatie in Noord-Holland boven het Y aanpakte!

Cijiers.

Uit de „Zwijndr. Kerkb." knipten we dit stukske:

Leest maar eens rustig deze cijfers:

Volgens het Zeitschrift für Missionskunde und Religionsvrissenschaft ziet de godsdienststatistiek der wereld er aldus uit: het Christendom 710.000.000, het Jodendom 14.200.000, de Islam 235.000.000, het Hindoeïsme 250.000.000, de Sikhreligie 3.283.000, het Parsisme 101.778, het Boeddhisme 300.000.000, de Chineesche volksreligie 270.000.000, het Shintoïsme 16.000.000, lagere godsdienstvormen 75.000.000. De gezamenlijke bevolking der aarde bedraagt 1.900.000.000. Er zijn dus „maar" 35.000.000 godsdienstloozen. De wereld is dus voor 98.2 pCt. godsdienstig. Daarvan behoort nog niet het derde deel tot het Christendom.

Maar hoevelen van deze 710 millioen christenen maken met hun geloof ernst? Hoevelen aanvaarden in de.praktijk de eereplichten van den , »christen-naam" en toonen het te weten, dat ze naar Christus zijn genoemd?

genoemd? 3. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's