GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Organisatie van den Arbeid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Organisatie van den Arbeid.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Taylor-stelsel).

V.

V. E. I. Na deze meer technische beschouwingen wacht ons de taak, nog eens afzonderlijk de bezwaren onder de oogen te zien, die van verschillende zijden en ook op verschillende gronden tegen het stelsel van wetenschappelijke bedrijfsleiding zijn ingebracht om vervolgens ook te onderzoeken^ welk standpunt Christenen in dezen behooren in te nemen.

De bezwaren, die naar voren gebracht zijn, zijn te splitsen in twee groepen:

1. de economische en

2. de ethische.

II. a. Allereerst thans de economische bezwaren.

816 Er zijn er, die gevraagd hebben: indien het waar is (wat niet meer betwijfeld kan worden), dat de toepassing van dit stelsel een aanzienlijke verhooging der productie met zich brengt, hoe moet het dan gaan met den afzet dier producten? Zal er niet bij eenigszins algemeene toepassing ontstaan een zoo geweldige overproductie, dat hierdoor wel moet ontstaan een zeer .ernstige crisis, waardoor het economisch leven weer zoodanig wordt geschokt, dat men moet vreezen, dat de gevolgen daarvan overschaduwen het voordeel, verkregen uit de vermeerdering dier producten ?

b. Hiertegenover is het volgende op te merken. Allereerst, dat het een misvatting is te meenen, dat (gesteld dat over de geheele wereld dit stelsel zou worden toegepast) de geheele wereldproductie ook evenveel malen zou vergrooten als geschied is in die bedrijven, waar de toepassing heeft plaats gevonden. Wat toch is het geval? De evenbedoelde bedrijven hebben weliswaar een groote verhooging der productie verkregen, maar dit ging gepaard met het aanstellen van een groot aantal administratieve en dergelijke employe's. Zulke bedrijven namen een aantal werkkrachten tot zich, die tot dan toe op een andere plaats in de maatschappij hun bestaan verwierven. Een algemeene toepassing zou derhalve een aanzienlijke verplaatsing van menschen met zich brengen, aan welke verplaatsing ten offer zullen vallen de minder krachtige, de slecht geoutilleerde en dus op hooge lasten werkende bedrijven.

Deze bedrijven, al werken zij dan ook in de benedenste deelen der maatschappij, dragen niettemin bij tot de vorming van de wereld-productie. Hun verdwijnen zal derhalve een vermindering daarvan beteekenen en dus een correctief opleveren van de anderzijds verkregen vergrooting.

c. Er is echter nog een ander en minstens even sterk argument in te brengen tegen het aangevoerde bezwaar. Het is gebleken een feit te zijn, dat bij wetenschappelijke bedrijfsorganisatie de productiekosten per eenheid worden verlaagd. Dit was mogelijk, ondanks het doen van vrij aanzienlijke z.g. improductieve uitgaven. Een prijsverlaging, onverschillig van welk artikel nu ook, heeft steeds ten gevolge, dat het artikel zielf komt onder het bereik van meer consumenten dan voorheen. Wil men een voorbeeld, dan wijs ik U op de Ford-auto's. De lage prijs, waartegen Ford, dank zij zijn massaproductie en zijn voortreffelijke bedrijfs-organisatie, zijn producten weet aan te bieden, heeft menigeen ertoe gebracht zich een Ford-auto aan te schaffen. Menige berijder van zulk een vehikel zou het een tiental jaren geleden onmogelijk geacht hebben na korten tijd de eigenaar te zijn van een goedfunctioneerende auto. De mogelijkheid om zich zulk een auto voor lagen prijs aan te schaffen, kweekt eenvoudig voor menigeen de noodzakelijke behoefte zulk een voorwerp te bezitten. Want menig zakenman is verplicht zich zulk een voertuig aan te schaffen voor een intensieve uitoefening van zijn eigen bedrijf. Zou hij dit nalaten, dan zou hij in minder dan geen tijd voor goed zijn overvleugeld door zijn concurrenten.

d. Verder: men moet niet altijd leeuwen op den weg zien, men moet ook de lessen van het verleden niet vergeten. Het verleden toch heeft ons een dergelijke dreiging doen hooren, maar ook haar onjuistheid doen zien. Ik bedoel thans de onheilsprofetieën, die wij hebben moeten hooren ten tijde van de invoering van de stoommachines en van zooveel andere uitvindingen, waardoor aan den geheelen productie-vorm een radicale wijziging werd gegeven. Ook toen is in verschillende toonaarden, op wetenschappelijke en ook op onwetenschappelijke, op fijne en op grove manier, met de pen, maar ook met de vuist betoogd, dat de invoering der machines niet alleen beteekende het tijdelijk uitstooten van werklieden uit hun bedrijven, maar ook zou geven een zoo geweldige overproductie, dat de wereld nooit dien vloed zou kunnen verzwelgen. De laatste decennia hebben genoeg aangetoond, dat dit alles onjuist is en dat integendeel de uitwerking een heilzame is geweest. Een duidelijke les wordt zeker gegeven door de ervaring, die men in de Rotterdamsche havens heeft opgedaan. Een twintigtal jaren geleden is men daar begonnen met de bekende elevators. Dit heeft toen een volledig oproer onder de havenarbeiders veroorzaakt, men heeft met brute kracht getracht die werktuigen te vernielen of te weren. Toch zijn de bedrijfsleiders doorgegaan. Zij hebben zich verzet tegen de meening van misschien 99 pet. der arbeiders en zijn ongetwijfeld voor de meest hardvochtige en eigenbelang-zoekende menschen gescholden. En wat is nu het gevolg van deze z.g. hardvochtigheid geweest? Dit, dat de Rotterdamsche haven over de geheele wereld geroemd wordt als zóó uitstekend geoutilleerd, dat talrijke buitenlandsche scheepsmaatschappijen aan deze haven de voorkeur geven boven de Antwerpsche of Duitsche havens. Deze voorkeur, voornamelijk gegeven uit overweging van t ij d s besparing, beteekent ook dat het werk in de Rotterdamsche haven thans heel wat minder zou zijn indien destijds het sentiment het had gewonnen van het verstand.

e. Tenslotte zij nog dit aangevoerd. Er kan niet genoeg gehamerd worden op dat eene, dat verlaging van den productie-prijs meermalen het middel is gebleken o-m geweldig belangrijke bedrijven in stand te houden. Zij, die zich hierdoor willen laten leeren, zullen moeten komen tot de _bekentenis, dat de menschheid daarmee meer gediend is dan men in het algemeen wil toegeven. Ik noem nog slechts één voorbeeld en wel de suikerindustrie in ons eigen Oost-Indië.

Mr J. Gerritzen, als ik mij niet vergis Oud-President van de Javasche Bank heeft, op uitnoodiging van het Leidsch üniversiteitsfonds, een lezing gehouden o.a. over de Java-suikerindustrie. Aan het verslag in het „Algemeen Handelsblad" ontleen ik het volgende: „De kolossale ontwikkeling dier industrie vindt haar oorsprong in de ernstige crisis van 1884, toen de suikercultuur ten doode scheen opgeschreven. Men moest den kostprijs naar beneden krijgen en begreep, dat dit alleen mogelijk was door een voortdurende verbetering in de voortbrenging-en fabricage-methoden van het product".

Men lette hier nu op de woorden, dat de „kostprijs naar beneden" moest worden gebracht en dat dit verkregen is door de verbetering in de fabricage-methoden en dat die verlaging van den kostprijs het middel is geweest om de Java-suikerindustrie te bevrijden van den greep der crisis in 18841). En men gelieve voorts in dit verband na te denken over den zeer broeden invloed, dien die industrie niet alleen voor de Inlandsche bevolking op Java, doch ook voor honderden bedrijven en duizenden gezinnen in Nederland heeft om dam misschien te komen tot de dankbare erkentenis, dat in deze schijnbaar uitsluitend materiëele belangen het wezenlijk heil voor een volk, ook op cultureel gebied, mede kan zijn besloten.

III. a. Ik kom thans tot de ethische bezwaren. Ik meen het billijkst te werken^ wanneer ik ii eerst noem, hetgeen tegenstanders van dit stelsel naar voren hebben gebracht.

Eerst dan maar een socialist. Dr Ir v. d. Waerden heeft het Taylor-stelsel genoemd een „roofbouw". Van Protestantsch-Christelijke zijde is het stelsel bestreden door Mr Schorer op het tweede christelijk-sO'Ciaal congres en in lateren tijd is dit ook geschied door (nu Prof.) Mr Gerbrandy. Laatstgenoemde heeft in 1924 op de vijfde jaarvergadering van de Vereeniging van den Christelijken Middenstand in Nederland gezegd, dat wij het ïaylorstelsel , , ten bloede toe" moesten bestrijden.

En om nu tenslotte nog een uitspraak van Roomsche zijde te noemen: de tegenwoordige hoogleeraar aan de Nijmeegsche Universiteit, de bekende van Ginnekon, heeft eens geschreven: „onze Christenplicht dwingt ons toch, in taai geduld, met altijd nieuwe bewijzen, aan de techniekvergoders te komen toonen wat voor vandalen zij zijn in de blanke straten der parelende zielesteden, en hoe wraak roepend zij daar tot puin schieten, neerhalend en in brand steken, wat de vader der schoone liefde in witte marmerweelde heeft gebouwd."

Buitenlandsche schrijvers en bestrijders zal ik nu maar laten rusten. Zij zijn even veelvuldig als de voorstanders. Niet vergeten mag worden de opmerking, dat tegenover hen, die meenen als Christen het Taylor-stelsel te moeten veroordeelen, staan andere Christenen, die met tal van argumenten het tegendeel betoogen. Ik noem slechts, om op eigen bodem te blijven. Mr A. H. Colijn in zijn uitvoerig werk (proefschrift V. U. 2) over het Taylorstelsel en Dr J. A. Nederbragt in zijn „Proeve eener theorie der economie naar Christelijke beginselen".

b. Ik wil thans trachten enkele overwegingen te noemen op grond waarvan iemand, die zich ten volle op Christelijk standpunt wenscht te plaatsen, toch dit stelsel kan verdedigen.

Ik noem dan allereerst, dat vereenvoudiging van

den arbeid een weldaad kan zijn. Juist het stellen van den eisch, dat de arbeid veelsoortig moet zijn, opdat de monotonie daaruit worde weggenomen, beteekent voor vele arbeiders slechts een bemoeilijking van hun leven. Wanneer splitsing mogelijk is en dus onderdeelen in bewerking kunnen worden gegeven, beteekent het slechts een noodeloos beslag leggen op de gedachtenwereld van den werkman wanneer men hem toch een veelheid van dingen laat maken.

Het is misschien waar, dat het beste bewijs altijd gevonden wordt in de tegenstelling. Welnu, welke straf heeft de Pharao uitgevonden, die de kinderen Israels wilde tuchtigen over hun vermeende gemakzucht? Heeft hij het kwantum af te leveren productie-eenheden vergroot? Neen, maar hij heeft een nieuwen arbeid opgedragen. Voordien kregen de Israëlieten de grondstoffen aangevoerd; tot hun straf moesten zij voortaan zelf dat stroo zien te verkrijgen.

Mijn tweede opmerking is deze, dat de arbeid steeds moeilijk zal blijven op grond van hetgeen ons in Genesis 3 is medegedeeld. Zoo lang nu vaststaat, dat de arbeid ook onder het Taylorstelsel, den werkman niet meer vermoeidheid geeft, dan met een dagelijkschen rusttijd weer is te herstellen, dan, zoo meen ik, mag men ook het Taylorstelsel deswege niet veroordeelen. Eerder meen ik, dat men op deze gronden de tegenwoordige, niet getayloriseerde bedrijven kan aanklagen, dat zij den arbeider onnoodig vermoeien. Een der grondslagen van het Taylor-stelsel is juist om den arbeider niet bovenmatig te vennoeien, maar om hem frisch te houden.

Naar ik geloof zal het onder ons niet betwist worden, dat het de plicht is van ieder mensch om in al zijn arbeid zijn volle kracht aan te wenden. Welnu, ik heb boven iets gezegd over de organisatie van vele bedrijven en hoe zij den arbeider kunnen hinderen in zulk een krachtsontplooiing. Wanneer het nu waar is, dat Taylor, zij het dan óók in het belang van de onderneming, maar toch mede in dat van den arbeider, alles wil wegnemen wat den mensch in zijn krachtsontplooiing zou kunnen tegenstaan, dan verdient dit stelsel ook daarom toejuiching.

Tenslotte: het Taylor-stelsel dwingt tot een onverbiddelijke systematiek. Is zulks voor den Christen verwerpelijk? Verwerpelijk, ook voor hem, die in het werk van zijn Schepper een volmaakte, wijl een Goddelijke systematiek weet op te merken? Is het dan niet juist voor den Christen geboden om bij de erkentenis, dat hij is beelddrager Gods, ook te trachten zooveel systematiek, als hem mogelijk is, in zijn eigen leven te leggen?

Zooveel als hem mogelijk is! Dat impliceert dus: met eerbiediging van al Gods wetten, ook t.a.v. het optreden jegens den „naaste". Dat geldt voor patroon en arbeider tezamen en wederkeerig. Maar dan moeten wij ook niet tegenstribbelen, om straks, als het hinkende paard achteraan te komen. Veeleer moeten wij trachten onzen invloed te laten gelden en met onze opvattingen corrigeerend inwerken op wat licht misbruikt wordt, wanneer slechts stoffelijke overwegingen de leidraad zijn. Dat is gehoorzaamheid aan God en dat kan bevorderen Zijn eer.


') Het crisis-vraagstuk is nu, in 1931, opnieuw aan de orde. De oorzaken van de huidige crisis zijn wel te onderscheiden van die in 1884. Maar hoe zou het er nu uitzien, als die vroegere verbeteringen waren achterwege gebleven?

") Mr A. H. Colijn heeft o.a. deze „Stelling" verdedigd: „Ongerechtvaardigd is de aanklacht, dat het Beeld Gods in den arbeider door de tayloriseering van den arbeid wordt aangerand."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Organisatie van den Arbeid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's