GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van en over „De West".

Zooals men weet, is ds J. Gispen, van Groningen naar Guragao gereisd. Daarvan vertelt ds G. nu iets in de Gron. Kerkbode. We lezen o.m.:

Wat weten wij in het vaderland van de toestanden in de West? Hebben we, vergeleken met de Oost, dit deel van groot Nederland niet tamelijk wel verwaarloosd? Een tekort van vele jaren is hier in te halen op kerkelijk en geestelijk, maar ook op zedelijk en algemeen menschelijk terrein. En nu weet ik wel, dat om maar by ons Gereformeerden te blijven, er ontzaglijk veel van ons gevraagd wordt, dat wij misschien reeds zwaar belast zijn, maar nu ik de toestanden hier uit eigen oogen gezien heb, nu aarzel ik geen oogenblik om te zeggen: er moet wat gedaan om onder Gods zegen de menschen, die zoo ver buiten het vaderland en temidden van zoo verleidende machten leven, te bewaren voor een wegzinken in een leven zonder God niet alleen, maar ook in uitgieting van allerlei boosheid en ongerechtigheid!

Inderdaad, wij hebben wel wat erg één kant uitgekeken. En feitelijk heeft ieder dat gedaan.

„Gereformeerd van 1886". Of een andere „groep".

Met een ongedachte illustratie bij menig „doleerend" artikel van dezen tijd komt ons verrassen het Zondagsblad van „De Amsterdammer". Het bevat een correspondentie met lezers. Aan één van hen wordt het volgende geschreven:

Nu doet u me nog een gewetensvraag: naar welke kerk moet ik Zondag gaan —? Ja, wat is u? Hervormd, Gereformeerd, Luthersch, Mennist, we hebben hier van alles. Bovendien, stel u is Hervormd, is u dan Bondsman of Confessioneel of Ethisch? Weet u wat u doet —? Koop aan een kiosk een Kerkbode als u Gereformeerd van 1886 is, of een Kerkbeurtenblad als u tot een andere groep behoort en zie dan zelf eens. U kunt in beide bladen ook vinden of er des avonds in de stad wat te doen is. Maar heel veel zal dat niet wezen, want het is zomer.

Zie hier een van onze zondagsgaven van onze hedendaagsche christelijke pers. En dan nog wel in antwoord op een „g6wetens"-vraag. Een christelijk orgaan — Zondag, dag der kerk. —• Een gewetensvraag. — Een voorlichter. Maar de kerk, waarover hij toch schrijft, kent hij niet. Ik denk hier aan wat L. Br. onlangs schreef in de Geref. Kerkbode van Den Helder:

Daar zijn plattelands gemeenten waar boeren wonen, die menigen stedeling in verstandelijke kennis overtreffen.

Daar vindt men in huis, boeken van Dr Kuyper, Dr Bavinck, (Ds J. van Andel, studieboeken, die óók worden geiDruikt,

Als men met die boertjes spreekt, staat men versteld van hun 'Sohriftkennis en van hun kennis van de Geref. Dogmatiek.

Eenige weken geleden vertelde een boer ons, dat hit „De Reformatie" in zijn jas droeg en op zijn werk bij rusturen heelemaal uitlas.

Mijn hoed af voor zoo'n boertje!

Op zulke boeren drijft ons christelijk volk nog. Maar met veel van zijn hedendaagsche voorlichters drijft bet wèg. Wij gaan niet achteruit: wij hollen achteruit.

De „kerk", die „aan wetenschap doet".

De berichten van de Ohr. Geref. Synode hebben dit jaar de aandacht getrokken, voorzoover er wat „interessants" bij was. Minder attentie vond het volgende. De Chr. Geref. Kerkbode v. Groningen en omstreken, vertelt van de vergadering o.m.:

Alsnu vroeg een instructie van de P. S. van het Noorden in verband met de liturgische fomulieren de aa.ndacht. Op de Synode van 1928 was ook reeds de vraag ter sprake geweest, welke uitgave der liturgische

formulieren (Doop, Avondmaal enz!) 'Iièt méésï aan-' iievelenswaardig waren. Toen had de Synode uitgesproken, dat men zou gebruiken de formulieren, die „zoo dicht mogelijk ons Ohr. Geref. beginsel naderden." Achteraf Week deze formuleering niet erg gelukkig. De gedachte zou immers gewekt kunnen worden, dat wij in de tegenwoordige formulieren zouden moeten z o e - ik& n naar het Chr. Ger. beginsel en dan maar die formulieren moesten gebruiken die er zoo dicht mogelijk bijkwamen. De Synode besloot dan ook deze uitdrukking van 1928, als zijnde zeer aanvechtbaar, terug te nemen.

„Zeer aanvechtbaar", zegt de verslaggever. Men zou, om een veelszins misbruikt woord nóg maar eens te misbruiken, ook kunnen zeggen: de uitdrukking was eenigszins naïef-realistisch.

Maar, enfin, de uitdrukking blijkt teruggenomen. Men zou thans zich dus eens zetten op het standpunt der onbevooroordeelde zoekers naar de waarheid.

Nu kwam de vraag dus op, waarheen? Het Ohr. Geref. orgaan vervolgt:

Nu bleef over de vraag: Welke uitgave der formulieren het meest aanbeveling verdient. Er zijn nl. twee edities onzer formulieren. Ik ga dat hier niet beschrijven. Dat zou in kort bestek ook niet gaan. Boeken zijn daarover geschreven door zeer geleerde heeren. Maar de kern van de kwestie is deze. Er is een uitgave die onder leiding van Prof. Rutgers uitgegeven is, en er is een uitgave onder leiding van Dr van Langeraad Deze beide hebben onderling nogal eenig verschil.

Inderdaad, nog al eenig verschil.

Nu zou men zoo verwachten, dat de gang ter Synode — welk lichaam ter wereld betuigt vaker zijn ernst dan een synode? — gezegd zou hebben:

a. wij gelooven, dat wij de kerk der reformatie voortzetten, in de aloude lijn, dat wij, tegenover velerlei afval ons weer hebben gereformeerd naar het standpunt, het denken en belijden der vaderen uit den bloeitijd van het gereformeerde leven;

b. wij beweren, dat wij dus geheel en al ons weervinden in de oude, oorspronkelijke formulieren; wij zijn niet bang voor wat daar in staat, veeleer beroemen wij ons er op, dat dat nu juist biJ! ons veilig is, en zijn wij bang voor wat daarvan afwijkt;

c. wij behoeven dus niet te zoeken naar eenigen „gekleurden" tekst, doch vragen aUeen maar: wat is de oudste, de betrouwbaarste weergave van den oorspronkeUjken tekst, zooals de vaderen hem gaven; idièn móeten en zullen wij hebben;

d. die vraag is evenwel zuiver wetenschappelijk; tekstcritisch onderzoek is een zaak, die met geloof niets te maken heeft; den oudsten tekst vaststellen, dat kan een mohammedaan, als hij maaj wetenschappelijk is, en eerlijk, en geduldig;

e. wij zullen dus als kerk wachten, tot er een wetenschappelijk rapport op deugdelijke gronden verschenen is, waarin tusschen bestaande uitgaven zuiver uit dit formeel-wetenschappelijk oogpunt een keus wordt gedaan;

f. óf wij nemen zelf dit onderzoek ter hand;

g. tot zoolang schorsen we de behandeling; zoodra de oudste tekst ontdekt is, zullen wij dien kiezen voor ons. Dat zal — wij weten dit bij voorbaat met volkomen zekerheid, — dat zal een schitterend© rechtvaardiging zijn van ons Chr. Geref. palstaan tegenover bedendaagsche ketters, met wie wij krachtens Gods gebod niet mogen samenbidden, — des Zondags (verder mogen we, zoolang het niet een indruk van ongetrouwheid maakt, erg veel).

Maar helaas, zoo is het niet gegaan.

Men heeft de bespreking niet opgeschort, en was zoo al klaar. Al die dominees en ouderlingen wisten zóó al, hetgeen een goed professor eener hoogeschool minstens enkele maanden kost.

Vermoedelijk was de zaak al klaar. We lezen tenminste :

De Synode meende nu den terkeraden te adviseeren, dat zij er zooveel mogelijk voor moeten zorgen, dat de uitgave van Dr van Langeraad als baars inziens de meest aanbevelenswaardige op de kansels gevonden worde.

Wij mogen dus gelooven, dat de synode de wetenschappelijke overtuiging heeft, dat prof. Rutgers, mohammedaan of niet, dat hindert niet — onwetenschappelijk werk geleverd heeft, toen hij zei: hier bied ik den tekst der vaderen.

Het is, als wij de Synode gelooven moeten, bepaald alléén maar dat. Het is zuiver toevallig, moeten wij gelooven, dat de formulieren naar Rutgers' editie uitdrukkingen geven, waartegen de 'Chr. Geref. leiders zoo in den loop hunner zelfbepalingsjaren wel hebben moeten opkomen, al waren ze dan — die uitdrukkingen, wel te verstaan — afkomstig van de vaderen, volgens den fijn-werkenden Rutgers.

Als het zóó is, dan hebben wij voor dit synodale besluit aog wel geen „eerbied", — want wetenschappelijke resultaten, ook van een Synode, vragen toetsing —, maar 'dan zeggen we toch: ook al zou men zich wetenschap-. pelijk vergist hebben, kom aan, men is hier toch in staat te blijven bidden en danken, niet alleen naar de formulieren, maar ook voor de formulieren.

Maar o wee, als in dit gedachtenschema ook maar één titel of jota niet waar is. O wee, indien ook maajc ^12 é^én'schakel van deze gedachtenketen" ginds "i^ óver-'

Dan zou ik móeten zeggen: men kiest de formulieren van Dr L."s editie, omdat die aan de Chr. Geref. volkslectuur tegemoet komen. En verbergt, dat wie de lezing-Rutgers niet aandurft, de vaderen niet aandurft. En dat zijn „trouw" aan de vaderen fictief is op dit punt, en zijn kerk al weer een beetje meer verpolitiekt, en verwereldlijkt.

En als nu eens een Chr. Geref. kerklid langs wetenschappelijken weg tot de erkenning komt, dat de editie-Rutgers die der vaderen is?

Zal dan de Synode misschien dadelijk zeggen: we danken u zeer, we nemen dadelijk Rutgers, want de vaderen, de vaderen.... Men zou op zulk een kerklid hopen kunnen.

Anth. Donker over het Calvmisme.

Zooals ik in den „Gulden Winckel" lees, spreekt Anth. Donker in „De Stem" over (Roomsch-)katholicisme en Calvinisme. Hij zegt o.m.:

„Tusschen vele flonkerende snuisterijen uit het arsenaal of de beeldjeskraam der Katholieke ideologie stralen er onschatbare levenswaarheden. Hierin is het Katholicisme onvergelijkelijk levensguUer en levenswarmer, heidenscher ook — maar het leven zelf, machtig, prachtig en drachtig, is immers heidensch, weerbarstig, wild, rijk en ongekerstend — dan het Calvinisme. Het zou onrechtvaardig zijn die andere grootheid van het Calvinisme te ontkennen, die karaktervastheid, die zijn volgelingen het geloof nooit een grein gemakkelijker maken, het smalle pad geen duim. verbreeden zal, en een door geen enkele levensverlokking om te koopen godsernst en strenge resignatie handhaaft. Maar wat heeft men aan de karaktervaste doorvoering van een misverstand? Ik ben mij bewust even hard ongelijk te hebben als Katholiek en Calvinist, maar het Calvinisme schijnt mij een misverstand omtrent het leven. Ik weiger aan te nemen, dat men het leven recht verstaan heeft, dat men dit misschien maar eenmalig leven op de beste wijze geleefd heeft, als men zich in alles afstand van al wat het bood ten doel heeft gesteld, zijn leven besteedde om zich van het leven af te wenden, al 's levens rijkdommen met een misprijzend gelaat van de hand te wijzen, en zich het oordeel aan te matigen, dat God zijn overvloed alleen schiep om ons te tempteeren. De bloem rukt zichzelf niet uit, omdat de grond waaruit zij groeide modderig is.

En aan het slot:

Afgezien van alle wijsgeerige en religieuse bedenkingen en historische grieven is er in het Katholicisme een veel natuurlijker verwantschap met en zin voor het zoomaar bloeiende, zonderling reilende en zeilende leven dan in het daartegenover wantrouwende Calvinisme. Het 'Calvinisme heeft niets van den humor, die misschien nog het meest van de onvindbare levenswaarheid 'kan opvangen. Strakke, doodernstige kalkmuren hier —• maar ginds: een kloostertuin waar paters bij een oud, met wingerd omrankt muurtje lachend 'hun most drinken — het brevier ligt op de tafel. Is er niet een ongelooflijk© humor in: de most, maar het brevier voor alle zekerheid — het brevier, maar de most voor alle zekerheid. Aarde en hemel —• prosit!"

Jammer toch, dat zulke goedbedoelende menschen van het Calvinisme niets weten. En vooral dat wij tegenwoordig zóó veel werk hebben, om ons de schijnbare 'Calvinisten van het lijf te houden, dat wij er voorloopig niet aan denken kimnen, voor zulke 'buiten ons levende menschen nu eens te zoeken naar een 'Gereformeerde brochurenreeks, zooals de Roomschen ze zoo handig weten te geven, om zich zelf en hun leer bekend te maken op populaire en aangename wijs. Onze ontwikkeling wordt door onze „ruimheid" ontzaglijk ernstig tegengehouden.

Een grief tegen velerlei evangelisatie.

Dr J. H. Gunning schrijft in „Pniël":

Dat is mijn grief tegen veler „Evangelisatie" onzer dagen: dat zij vrijwel uitsluitend alléén voor de onontwikkelde klasse berekend is, gelijk ze toch ook veelal door onontwikkelde predikers gebracht wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1931

De Reformatie | 6 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1931

De Reformatie | 6 Pagina's