GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kwestie-Ubbink.

Kwestie-Ubbink. Ds H. J. Heida vervolgt zijn reeks, en citeert eerst een uitspraak van Ds P. v. Dijk in. Kroniek „Geref. Theol. Tijdsch.":

Assen heeft de bewonderaars van een nieuwe strooming üitgenoodigd, een heldere uiteenzetting te geven; Dr Ubblnk heeft dat na 5 jaren gedaan; omdat dit op uitnoodiging is geschied, heeft de Kerk van Zevenhoven geen taak tegenover Dr Ubbink, wat hij ook in zijn boek moge verkondigen. Alleen een Generale Synode heeft hierin een taak en die moet op de wijze van het debat met Ds Bnissaard te werk gaan.

134 Hiervan zegt dan ï)s Heida zelf:

Naar mijn overtuiging zijn de eerste en laatste van deze drie stellingen, als ik ze zóó eens noemen mag, onjuist en valt van de tweede, n.l. dat Dr Ubbink in alles een heldere uiteenzetting gaf, ook nog wel het een en ander te zeggen.

Ds Heida deelt de meening van Ds v. Dijk niet:

Als iemand komt tot de Generale Synode met vragen, die blijkens de toelichting zinspelen op een strooming in het algemeene cultureele en mitsdien ook in het Kerkelijke leven, een z.g. breede, diepe rivier, die naar des vragers overtuiging veel vruchtbaar slib medevoert van hooggelegen bergen, en iemand in gebreke blijft om eerst aan te toonen, waarin die vruchtbaarheid toch eigenlijk bestaat, maar wel de Synode toeroept om in een zeer concrete kwestie halt te houden, is het dan wonder, dat de Synode, afwijzende den eisch des vragers als één der conclusiën, zegt: inplaats van zich in vage uitdrukkingen te hullen ware het profijtelijker geweest, dat de schrijver en zijn mogelijke geestverwanten met heldere uiteenzettingen waren gekomen?

Immers, reeds afwijzende des vragers eisch in de concrete kwestie met Dr Geelkerken es., had dan alleen de Synode kunnen beoordeelen: a. wat die strooming inhield; b. of die strooming kwam uit den heiligen berg Gods, dan wel elders haar oorsprong had.

Doch daarmede was nog geen uitnoodiging gezonden aan het adres van Dr Ubbink om een boek te schrijven; veel minder bond de Synode zich om zulk een boek vooraf onder haar schutse te nemen en te zeggen: hoe het er ook uitziet, geachte Doctor, wij waarborgen u, dat gij met zulk een in kaart brengen van deze nieuwe strooming nooit in moeilijkheden met uw Kerkeraad of eenige mindere vergadering zult komen!

Dat ware een schoone heirweg, om gedurende enkele jaren allerlei beschuldigingen tegen de Gereformeerde Kerken te kunnen inbrengen en inmiddels zelf absoluut schotvrij te zijn voor de mindere vergaderingen. Zoo iemand kon blaffen en bijten nsiar allen kant en niemand zou hem Kerkelijk (ik bedoel niet burgerlijk!) kunnen muilbanden.

Zoover is het gelukkig nog niet in de Gereformeerde Kerken, dat de majesteit der Generale Synode de mindere vergaderingen aan handen en voeten bindt.

Even later:

Al de vleiende woorden, door den Kroniekschrijver aan het misschien helder inzicht van Assen gewijd in zijn verdere beschouwing, kunnen niet verbergen, dat naar zijn oordeel Assen toch voor enkele jaren leervrijheid zou hebben ingevoerd.

De stem van Ds R. J. v. d. Weerd, inzake de schorsing an Dr Ubbink, kwam reeds eenige malen ter sprake. olledigheidshalve geef ik dus ook weer wat Ds D. Nauta schrijft in „Ger. K.bode cl. Woerden":

Met voorkennis en met toestemming van collega Van der Weerd kan ik mededeelen, dat hij inderdaad heeft tegengestemd, en dat het niet geheel juist was te zeggen, dat hij zijn stem zou hebben „voorbehouden". Dit tegenstemmen vond zijn grond echter niet daarin, dat hij zich als een medestander van Dr Ubbink openbaarde. Het is integendeel zoo, dat hij zich met diens gevoelens niet kan vereenigen. Hij was echter in de vergadering van oordeel, dat het schorsingsbesluit te spoedig werd genomen, en dat het de voorkeur verdiende eerst een commissie met Dr Ubbink eenigen tijd te laten samenspreken aleer door de Classis een bepaald besluit werd genomen.

Kerkrechtelijke overwegingen, gelijk reeds door sommigen werd vermoed, zijn het dus ook niet geweest. Veeleer zou men kunnen zeggen, dat werd verzuimd op kerkrechtelijke bepalingen te letten, aan welke toch, zoolang ze niet zijn gewijzigd, geldigheid en kracht toekomt. Wij mogen trouwens wel constateeren, dat in de geheele vergadering der Classis het kerkrechtelijk element zoo goed als geen of slechts weinig gewicht in de schaal heeft gelegd. Dergelijke bezwaren zijn pas achteraf hier en daar tot uiting gekomen.

Het tegenstemmen kwam alleen voort uit de bedoeling een andere methode van behandeling te volgen, welke echter — dat voeg ik er aanstonds bij — kerkrechtelijk niet te fundeeren viel, waartoe ook geen poging werd aangewend.

Inzake de wijze, waarop Ds Buskes zich heeft uitelaten over de personen van wie ter Classis Woerden adden te beslissen, schrijft Ds Nauta nog:

Men is zoover gegaan om de personen van een paar Commissieleden, in de aanhangige kwestie door de Classis benoemd, te bespreken. Deze moesten als onbevoegd en onbekwaam om in de betreffende zaak te handelen, worden voorgesteld. Maar in plaats van zulks rondweg uit te spreken, moest tegelijk aan de Vrije Universiteit een flinke stoot worden toegebracht. Want als grond voor hun onbevoegdheid werd genoemd, dat zij als studenten over de kwesties van Schrift en Kerk niets hadden te hooren gekregen, •wijl men aan de Vrije Universiteit die kwesties eenvoudig liet liggen. Logisch is deze redeneering natuurlijk niet afdoende, omdat er niet gerekend wordt met de mogelijkheid, dat de bedoelde personen, na afloop van hun studietijd, zich door eigen studie in de aangeduide kwesties konden ingewerkt hebben.

Het is echter ook niet waar, dat de Vrije Universiteit aan de problemen van Schrift en Kerk voorbij zou gaan. Het is iets anders, dat zulks niet gebeurt in den zin als door „Woord en Geest", althans door een grooter of kleiner deel van zijn medewerkers, wordt gewenscht. Maar die omstandigheid acht ik veeleer reden tot groote dankbaarheid dan tot klacht te zijn. Ik herinner nu alleen maar aan de Hermeneutiek van Prof. Grosheide wat de Schrift betreft, en aan artikelen van Prof. Kuyper wat de Kerk aangaat, om de bewering van Ds Buskes tegen te spreken.

Zoo blijf ik meteen bij den tijd van zijn en mijn collegejaren. De Vrije Universiteit en haar professoren late men er dus buiten. -Verder laat ik mij, wat mijn persoon betreft, stilzvidjgend aanleunen het vonnis van onbevoegdheid uit den mond van Ds Buskes. Alleen zij er hem op gewezen, dat het niet de kwestie is, of ik op de opgeworpen vragen een antwoord heb, doch of zulks met Schrift en Belijdenis het geval is. Die geven het antwoord. Het brengen in de persoonlijke sfeer vertroebelt de zaak.

Hoogmoed is bij de lezers gauwer gekweekt dan overwonnen.

Tertullianus en de Vrije Universiteit.

In het blad „Onze Vriend" staat een verslag van een door Dr W. A. Hoek (Amsterdam) gehouden rede: „Waarom rechtzinnig Protestant". Curiositeitshalve neem ik deze passage over:

In werkelijkheid toch is er niets dan leven in de orthodoxie.

Ik noem u: Tertullianus, die leefde 225 n. Chr., als typisch orthodox man, ascetisch, streng. Bij hem geen vaagheid doch alles klaar en duidelijk. Hij zou in onze dagen een pracht-professor zijn aan de Vrije Universiteit.

Van hem is de paradox: Wat heeft Jeruzalem met Athene te maken?

Ook dit woord: „Christus heeft zich niet de gewoonte, maar de waarheid genoemd". Dat is levend orthodox, het spuit als een fontein.

We zullen 'teens aan de (Dr Hoek bevriende) redactie van het „Algemeen Weekblad" vertellen: goed voor zijn recensenten.

Calvija-studie.

Prof. Dr H. Visscher schrijft in „De Rotterdammer" onder den titel „Critica Romana", (16 Jan.) o.m.:

Een onjuiste methode leidt tot onjuiste voorstellingen, tot een onjuist beeld, waarin Calvijn's wezenlijke conceptie niet herkend kan worden. Wie met de litteratuur op de hoogte is en dus weet, hoe er schrijvers zijn, zoo ingenomen met hun eigen theologische richting, dat zij zich niet kunnen voorstellen hoe een man als Calvijn toch wezenlijk anders denken kon dan zij, kan een waarschuwing tegen verkeerde methoden niet overbodig achten. Ik wees op verkeerde interpretaties, die van Calvijn maken wat hij niet was, om daarmede leeringen te dekken, waaraan Calvijn volmaakt vreemd is. En ik wees er ook op, dat niet alle interpreten diep genoeg in den geest van Calvijn doordringen om hem waarlijk te kunnen verstaan en beoordeelen.

Volkomen juist. Ons blad wees hier ook herhaalelijk op.

Om „De Standaard".

Om „De Standaard". Deze week wordt van meer dan één zijde tegelijk in de kerkelijke pers geschreven over „De Standaard". Ds Joh. H. Rietberg herinnert aaji het recenseeren van een theologisch werk van Dr Geelkerken door iemand, die niet zoozeer om zijn theologisch-wetenschappelijke objectiviteit, doch om zijn kerkelijke saamhoorigheid met Dr Geelkerken tot het recenseeren verkoren scheen aan velen. Hij schrijft in „De Wachter":

'k Begrijp in dit opzicht de leiding van „De Standaard" niet. 't Boek van Dr Ubbink is geweldig uiteengerafeld, 't werk van Dr Geelkerken wordt aanbevolen. Zeker, 't zijn „maar" recensies, doch de lezers krijgen het toch maar te slikken! Zulk een systeem, dat wel iets gelijkt op het eten van twee wallen, zal zich op den duur wreken.

Afgedacht van dit bepaalde geval, waarin dus de „interkerkelijke" houding werd losgelaten, komen hier ook algemeene vragen in geding; naast de „interkerkelij kheid" ook de „objectiviteit", die aan alle stroomingen recht doet. Hierover spreekt Ds D. Nauta in „Rijnlandsche K.bode":

Tenslotte verdient nog aandacht de wijze, waarop één onzer Christelijke dagbladen zijn lezers heeft ingelicht inzake de kwestie (Kw.-Ubbink, K. S.), welke in'onze Classis (Woerden, K. S.), de harten van velen met bezorgdheid houdt vervuld. Ook door „De Reformatie" werd hierop reeds eenigen tijd geleden min of meer gewezen.

Officiëele berichten heeft „De Standaard", want dit blad bedoel ik, opgenomen. Daarnaast verschenen echter in de rubriek Kerknieuws van tijd tot tijd uitknipsels uit kerkelijke bladen, welke een zeer eenzijdige belichting gaven, terwijl tegengestelde beschouwingen, die over dezelfde punten gingen, niet werden weergegeven en geheel verzwegen bleven. Op die manier werd aan de lezers van het bedoelde blad, die niet meer dan dit onder oogen krijgen, een geheel onjuiste indruk verschaft. In precies dezelfde lijn ligt het, dat men weigerde een stukje op te nemen, waarin de praeses der Classicale Commissie, neiar aanleiding van het opgenomen protest van Dr Ubbink, verklaarde waarom op dit protest het zwijgen harerzijds bewaard moest blijven.

Deze gedragslijn is voor mijn besef niet in alles begrijpelijk. Het eene oogenblik heet het, dat alleen officiëele besluiten worden opgenomen en men geen personen aan het woord kan laten komen, terwijl het volgend oogenblik uitlatingen van bepaalde personen in kerkelijke bladen eenvoudig worden overgenomen. Nu eens beroept men er zich op, dat het dagblad geen bepaalde kerkelijke kleur mag dragen en' interkerkelijk bedoelt te zijn; maar op hetzelfde moment verlangt men ook weer, dat een bepaald kerkelijk blad propaganda zal maken niet voor de Christelijke pers in het algemeen (dat is natuurlijk uitnemend!), doch voor een zeer bepaald, met naam en toenaam aangewezen dagblad.

Deze dingen schrijf ik hier neer, niet om onze lezers tegen „De Standaard" te waarschuwen. Integendeel waardeer ik ten zeei'ste de uitbreiding, welke aan dit blad den laatsten tijd werd gegeven, en spreek ik de beste wenschen voor zijn bloei uit, gelijk als, voor dien van heel de Christelijke dagbladpers. Maar wel geloof ik, dat het gewenscht is, dat onze menschen met verschijnselen als hierboven werden gememoreerd, op de hoogte geraken. Dan weet men, wat men, kerkelijk genomen, aan zijn dagblad heeft, en wat men ten opzichte van kerkelijke zaken daar wèl en daar niét moet zoeken.

Wat in dit bijzondere geval aan den dag is getreden, zal waarschijnlijk meermalen gebeuren. Dit punt is daarom ongetwijfeld van algemeen belang. Natuurlijk moeten onze dagbladen zelve weten, welken koers zij wenschen in te slaan en te volgen. Maar onze menschen — leden der Gereformeerde Kerken — hebben dan ook recht dienomtrent nauwkeurig ingelicht te worden met het oog op wat zij als Kerknieuws in onze kranten lezen. Blijkbaar kunnen wij ons bij ingrijpende kwesties, die het kerkelijk leven betreffen, voorbereiden óp een eenigermate eenzijdige voorlichting.

Eindelijk — het treft wel, dat al deze vragen in één week komen — schrijft Ds S. Datema iets over de vraag, wat in het algemeen belangrijk te achten is: zielen, nog wel in zelf-beschrijving, dan wel zaken:

Onze broeder Wisse heeft ook een bekentenis afgelegd.

Hij heeft ons verhaald, hoe hij aan zijn wijsheid gekomen is. Wij gelooven het wis.

Maar, moet dit in de krant? ' Moet dit door „De Standaard" worden doorgegeven? Is nog niet altijd waar, wat er staat in Matth. 6 : 6? Gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en de deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, die in het verborgen is; en uw Vader, die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

Als ik het niet heelemaal mis zie, is de beste manier^ om met onderscheiding behandeld te worden in Nederland: een eenheid breken. Zoolang men vertrouwt, dat ge dat niet zult doen, wordt ge (vooral, indien ge liever wat doet, dan dat ge roept. om eenheid) min of meer gerangschikt onder de groep, , bij wie het wel wat lijden kan. Ik zei daar: roept.

Het „Algemeen Weekblad" en de „klem".

In het „Algemeen Weekblad" komt de door ons geciteerde recensent van Prof. Dooyeweerd's jongste boek op zijn recensie terug, om enkele dingen nog wat toe te lichten: O.m. lees ik:

Volkomen eerbiedig ik ieders religieuze begrippen, mits men ze op eigen erf boude: zet men ze als „klem" op mijn erf, dan verwachte men niet, dat ik den „klem" met een beleefd briefje franco terugzend.

Na eenigen tijd zal Kierkegaard wel weer eens zijn behoorlijke eer hier hebben. Ik vergeet niet, dat de recensent het heeft over „b e g r i p p e n". Maar dat vergeet ik óók niet, als Kierkegaard zijn „klemmen" op alle erven legt; en als hij dan daarbij instemming krijgt van denzelfden kant, vanwaar ook eens het woord kwam, aan het eind van een „academische preek" (Prof. Is. V. Dijk): „ik heb u, geloof ik, niets opgelegd". Ja, , dat laatste, dat is het nu juist. Het is er, ondanks Kierkegaard. En het komt overeen met „begrippen", , die het „Alg. Weekblad" „met klem" op óns „erf" legt. Ook in deze recensie.

Soemba en Dordt.

In „De Macedoniër" schrijft Ds P. J. Lambooy over de vraag, of de kerkenordening der Gereformeerde Kerken geschikt is voor de gemeenten uit de heidenen in Ned.-Indië. Zijn artikel eindigt zóó:

Dikwijls hooren wij de meening verkondigen: het Christendom moet aan de Oostersche volken op Oostersche wijze gepredikt worden („den Joden een Jood, , den Grieken een Griek"). Voor Paulus was dit anders, ik zou haast zeggen gemakkelijker, want hij was van geboorte een Jood, en had een Grieksche opvoeding genoten. Maar ook zij, die 't hardste roepen om den Oosterschen vorm voor het Oostersche Christendom, , hebben daarin nog nooit iets bijzonders gepresteerd. Trouwens dat is ook onmogelijk. Want het Christendom is niet Westersch: het is van oorsprong Oostersch, nog beter: algemeen menschelijk. De Bijbel staat precies tusschen 'tz.g.n. Westen en 't z.g.n. Oosten in. Houdt men zich daaraan, dan houdt men zich 't beste ook aan den Oosterschen vorm.

De zelfstandigheid van de plaatselijke kerk, met eigen predikant en Kerkeraad, niet onderworpen aan een verafwonend Kerkbestuur is in overeenstemming met Gods Woord, maar ook met 't karakter van de Soembaneesche Maatschappij Daardoor mede zal de Christelijke godsdienst ingang vinden op Soemba, niet als 'n vreemde plant, maar als een plant van Soemba's eigen grond, door God geplant.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's