GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ewestie-Ubbiok.

Ds Klaarhamer schrijft in „Pr. K.bl.";

We hopen zeer dat Dr Ubbink zich zal laten gezeggen en den moed zal hebben zich van ongelijk te laten overtuigen. Hoewel in die hoop zich vrees gaat mengen, nu we lezen dat hij een brochure over da schorsing zal uitgeven.

En later:

Aanhang hebben de dissidenten van de leerbeslissingen van 1926 tot dusver onder de leden onzer kerken weinig of niet. Geen wonder. Het is daar alles negatie. Maar positief werk, dat ons gereformeerd, belijden verder brengt, hebben zij nog niet geleverd. En dat wil oos volk toch.

Ds C. W. J. V. Lummel stelt in „K.bode Cl. Brielle" een vraag:

Nu is dit gauw gezegd: Zulke menschen moeten er maar uit.

Wij spreken dat niet tegen. Het kan niet anders. Maar — denken wij nooit eens over de vraag: hoe komen zulke menschen erin?

Even later:

wie een „nieuwe" belijdenis wil maken inplaats van degene, die hij aanvaard heeft, die kan in goede conscientie geen Dienaar des Woords blijven in d i e gemeenschap, en die gemeenschap van kerken kan hem niet in zijne rechten handhaven.

Maar geeft men zich wel rekenschap ervan, dat daarachter ligt een gemeenschappelijke schuld van ons volk?

Zou het niet eens tijd worden, dat wij op DAT t e e-fcen des tijds gingen letten ?

Ten slotte:

Als onze kerken, ik bedoel dat nu heel plaats e 1 ij k, vasthouden en eischen blijven naar naar recht, de onvervalschte gereformeerde waarheid; en niet zich vergapen aan allerlei nieuwe, waardelooze menschelijke vanden, dan komen zulke leeraars er niet meer i n.

En dat is duizendmaal beter, dan in hoogheid des harten er uit te dringen, die wij er zelf eerst in hebben toegelaten.

Maar verandering biJ! een predikant is toch altijd mogelijk.

„De Heraut" spreekt over de overeenstemming in de ideeën van Prof. Du Plessis (Stellenbosch, Zuid-Afrika) èn die van Dr Ubbink. In verband hiermee wordt een oude geschiedenis in heriimeering gebracht;

De Ned. Geref. Kerk in Zuid-Afrika heeft dezelfde belijdenisschriften als wij en de opvattingen, die Prof. Du Plessis heeft, toonen de sterkste overeenkomst met wat Dr Ubbink in zijn boek beweerd heeft; zelfs de argumenten door Prof. Du Plessis aangevoerd zijn grootendeels dezelfde. De vraag zou zelfs kunnen opkomen of dit verband toevallig is en er geen verbindingsschakel van Zevenhoven naar Stellenbosch heeft bestaan. Over de vraag, wie de schrijver was van den brief uit Holland, dien Prof. Du Plessis in het „Zoeklicht" publiceerde zonder den naam van den schrijver te noemen, behoeft dan ook thans wel geen twijfel te bestaan. Dr Ubbink zelf zal dit geen oogenblik ontkennen, al weigerde hij destijds dit te doen, omdat deze brief zonder zijn weten of toestemming gepubliceerd was. Waar deze brief in Zuid-Afrika veel gerucht maakte en de verdenking van den schrijver van dezen brief te zijn, ook op andere predikanten viel, is het beter den auteur van den brief thans openlijk te noemen. De smet destijds op onze Kerken geworpen, dat men een predikant, die zulke dingen leerde, ongemoeid liet, zal thans wel zijn afgewischt, en andere predikanten behoeven nu niet meer verdacht te worden, dat zij op een dergelijke wijze hun sympathie met Prof. Du Plessis hadden geuit.

In verband hiermee is ook deze uitspraak van beteekenis, om het standpunt van Dr Ubbink te hooreii qualificeeren door „De Heraut":

Het is duidelijk, dat Prof. Du Plessis zich ten opzichte van de Schrift geheel op het standpunt der ethische theologie had gesteld, ook al trachtte hij dit met een beroep op de belijdenis en de reformatoren te dekken.

Immers:

Het zijn dezelfde argumenten, zooals men ziet, die ook door Dr Ubbink werden aangevoerd.

In het volgende nummer van „De Heraut" komt Dr Ubbink zelf aan het woord. Inzake zijn bedoeling interesseert ons wat hij zegt:

Al bedoelde ik met mijn boek, toen ik zag dat de officieele actie der Kerken-zou doodloopen op de Synode van Arnhem, om te komen tot een nieuwe belijdenis, dit doodloopen te voorkomen; toch was het wezenlijk een vervullen van den wensch van Assen.

Maar dat zij zich hierin niet vergist hebben, en dat er dus wél sprake van was, kan ook nog blijken uit de bespreking van mijn voorstel, in de Reformatie, van Prof. Hepp, eveneens lid van de Synode, waar deze mij aan het eind nog weer eens persoonlijk, p u-bliek en uitdrukkelijk uitnoodigde tot zulk een systematische uiteenzetting.

Prof. Kuyper antwoordt hierop:

Het is ook wel ietwat zonderling, dat wanneer de bedoeling van het boek was geweest om aan den wensch der Asser Synode te voldoen, daarvan in het boek zelf voorts geen woord gezegd wordt, de indruk, dien dit boek op elk onbevangen lezer zal maken, geen ander is, dan dat de schijver voldoen wilde aan de bedoeling van de Leeuwarder Synode door een betere formuleering te geven van de artikelen onzer Belijdenis daar genoemd, nu z.i. de deputaten, aan wie de Synode dit werk had opgedragen, hun taak niet behoorlijk hadden volbracht. Dat voorts de Asser Synode er geen oogenblik aan gedacht heeft aan Dr Ubbink te vragen zulk een nieuwe geloofsbelijdenis omtrent Schrift en Kerk op te stellen, is duidelijk en voor hetgeen Dr Ubbink verder uit het antwoord der Asser Synode hem gegeven, afleidt, mogen we wel volstaan met hetgeen Dr K. Dijk daarop reeds heeft geantwoord. '

In „Woord en Geest" probeert Ds J. G. Aalders Ds Buskes' afwijzing van Dr Uhbink's thetische beschouwingen weer ongedaan te maken. De leiding van het blad is op dit punt niet eensgezind:

Daarom zou ik liever, dan, gelijk Ds Buskes deed zoo scherp te onderscheiden tusschen het positieve en het negatieve, tusschen eigen opbouw en de crifiek, waarbij het negatieve, de critiek aanvaard wordt, maa, r het positieve, eigen opbouw afgewezen, twee dingen doen. Ten eerste duidelijk onderscheid maken tusschen het theologische en het vdjsgeerige, om beide afzonderlijk te behandelen en te beoördeelen. Daarbij zou het wel eens kunnen blijken, dat het eigenaardige wijsgeerige standpunt van Dr Ubbink volstrekt nog niet de eenige verbindingsmogelijkheid was met de geboden nieuwe gezichtspunten op bijbel, kerk en belijdeni . En ten tweede zou ik, ook bij afvpijzing van of critische reserve tegenover de wijsgeerige veronderstelling van Dr Ubbink, willen voorstellen: laat ons tegen het nieuwe, positief door Dr Ubbink gebodene, in theologisch opzicht, ons niet ineens met al te forsch afvrijzend gebaar over stellen, maar onbevangen en ernstig daarop ingaan. Er is toch nog wel een derde mogelijkheid tusschen de felle afwijzing van Ds Buskes en de door hem daartegenover gevreesde, dat vrij in eens alles als in een roes en als het ware onder applaus zouden overnemen.

Is wijsgeerige „instelling", gelijk Dr U. wil, noodig? vraagt Ds Aalders. Hij antwoordt:

Mijns inziens is het niet noodig de proeve eener nieuwe belijdenis aangaande Schrift en Kerk — een zuiver theologisch belang — te verbinden op de manier als Dr Ubbink gedaan heeft, met een bepaalde wijsgeerige instelling. Het is zelfs ongeraden. Op die manier geloof ik niet, dat het verband tusschen theologie en philosophie, dat ongetwijfeld noodzakelijk is, gelegd moet worden. Het is altoos precair de belijdenis van Schrift en Kerk afhankelijk te maken van een bepaalde wijsgeerige oriënteering. Ik moet daar bezwaar tegen maken.

Tot zooverre. —

Catechisatie vóór hoaderd jaar.

In „Geldersche Kerkbode" schrijft de heer G. van Zeggelaar (Ransdorp) iets over de catechisatieboekjes, die een eeuw geleden in zwang waren:

Voor de jongste leerlingen werd vroeger — ook door ons — gebruikt het alom bekende vraagboekje door den Schoolopziener H. Wester, den man, doordrenkt, vim den geest der Maatschappij tot Nut van

het Algemeen, den man van het Christendom boven geloofsverdeeldheid.

Zijn schoolboekjes werden een eeuw geleden algemeen in ons land gebruikt en zijn „Godsdienstige gezangen voor de jeugd" algemeen gezongen. Ik heb hier voor me het exemplaar van mijn moeder in het jaar 1835.

Ter kennismaking een paar versjes uit den „Schoolaang".

Daar zoekt men ons van ruwheid te beschaven, Te leiden op het veilig pad der braven; Daar geeft men ons een heilzaam onderrigt Van God en pligt.

Wilt Gij ons, Heer! uw dierbren zegen geven, Opdat wij wijs en deugdzaam leeren leven, En dus vroegtijdig worden toebereid Voor de eeuwigheid.

Ik weet niet hoeveel malen het Bijbelsch vraagboekje van Wester is herdrukt. Ik zag indertijd bij leerlingen onzer school, die bij den Herv. predikant ter catechisatie gingen, den ruim tachtigsten herdruk.

Het veilig pad der braven — welja. Het is toch maar een feit, dat die oude Afgescheidenen deze dingen eerder „door hadden" dan hun „verlichte" despoten.

De „enge poort". „lawendig".

Da heer Bijbel": A. Janse schrijft in „De School met den

Doch dan — in die Kerk — kwam het smalle pad van de vele verdrukkingen, waardoor wij moeten ingaan in het Koninkrijk Gods, zooals Paulus zeide tot de pas-bekeerde Christenen in Galatië (Hand. li VS. 22). Dan kwam het kruis (dat is schande, smaadheid, verdrukking, vervolging) achter Jezus aan Dan werden zij geworpen in de strijd, die Jezus deed ontbranden tusschen ouders en kinderen, vaders en moeders, broeders en zusters. Dan moest er vaak een eervolle positie worden opgegeven; dan moest soms huis en hof verlaten; dan moest men in ieder geval zich niet schamen voor de Naam van Christus.

En dat alles is een enge poort en een smaUe weg. Het is lang niet gemakkelijk. Zooals voor ieder onzer, nu zelfs in een Christenland en in het midden van het kerkelijk leven, dit nog niet meevalt. Daarom zeide de Heere Jezus: enk goed, wat gij doet, wanneer gij Mij volgen wilt! Doe niet als de man, die een toren wilde bouwen en geen kapitaal genoeg had, zoodat hij halverwege bleef steken. Doe niet als de koning, die ten oorlog trekt tegen een vijand die hij niet aankan! (Lus. 14:26 —33). Men predikt deze enge poort wel aldus, als een toegangspoort tot het geloof. We moeten dan ons eigen Ik verloochenen van binnen in ons hart en ons geheel overgeven aan den Heere — en niets meer willen zijn van onszelven. En dat heet dan Zelfkruisiging — een soort psychologische „offerande" — men is dan bezig zijn „Z e 1 f", zyn „I k" (met een hoofdletter!) te dooden. Maar dat valt nogal mee. Dat wordt een onbloedige offerande. Een paar minuten later thuis uit de kerk, kunnen we er een fijn kopje koffie op drinken. De menschen willen dan ook iedere Zondag deze offerande herhalen, want ze voelen zelf wel, dat men daarop moeilijk gerust sterven kan.

Wat de Heere vraagt is veeleer, dat we, als Zijn eigendom, biJ iedere gelegenheid, dat de Heere van ons vraagt Hem te belijden, het ook doen. En niet vreezen om ons fatsoen, om onzen stand, om de boosheid der menschen, om het vreemd opkijken van die en die. Wat Hij vraagt is telkens weer verschillend. Maar het is niet iets, dat we „inwendig" wel klaar spelen. Het is zeer concreet.

Even later:

In onze tijd is er weer een richting, die dit Woord van Christus krachteloos maakt en het den menschen gemakkelijk maakt door „al les samen te trekken op „een overgave des harten". Maar met dat „alle s" zal het niet, gaan. De Heere wil concrete gehoorzaamheid aan Zün zeer concrete geboden. Ook van Zijn kerk.

Ja juist van Zijn kerk.

De „zwaren" zullen 't wel weer lucht vinden. Want het wordt zóó eerst „zwaar".

Latiin.

Via „De Gereformeerde Kerk" citeer ik uit „De Klok":

Voor ons ligt een blaadje, waarboven: Duinoordierk. Dienst ter Herdenking van de Gestorvenen.

Votum en Adjutorium, leest men hier.

Daarna Introïtus.

Alles dus Latijn?

Neen, nog gemengd Op het Introïtus volgt: Antwoord der Gemeente. Ook lezen wij: Gebed, Kanselgroet, Orgelspel.^

En dan: Adhortatio tot de stilte (!)

Waarom daar niet staat; Aanmaning ad silent i u m, ontgaat ons. Verstaat de niet-Latinist eerder wat „adhortatio" beduidt, dan wat „silentium" beteekent?

In elk geval, aan de zijde waar het Latijn de kerktaal is, zal men zich mogen troosten met de gedachte, dat Keulen en Aken niet op één dag gebouwd werden.

Dat heerlijke Latijn. Is er geen mystiek in, óók wanneer, misschien juist wanneer het onbegrepen is?

Voor ons besef ligt in het laatste zinnetje het belang der kwestie. De dienst van God houdt niet van nevelen. In visschersproza is 't evangelie gekomen, en dat was nu eenmaal „hemelsohe optie".

„Calvinistisch" in „De Telegraaf".

„De Telegraaf' bespreekt een film, en ais volgt: qualificeert

Een streng en prachtig ding, niet versierd met rhetoriek, niet opgemaakt met mooie prentjes, maar met bijna calvinistisch vakmanschap gedaan — een hard, een ontstellend kunstwerk, eerlijk en met ware begeestering gemaakt.

met ware begeestering gemaakt. Het calvinisme is er wel eens slechter afgekomen.

Eenheid en gedeeldheid. Grootste gemeene deeler?

In het „K.bl. v. d. Geref. Kerken in Ned. O.-Indië" schrijft H. B. te Keboemen:

Mogen wij nu in deze omstandigheden streven naar een eenheid „tot eiken prijs"? Mijns inziens zeer zeker niet. Met een oplossing in de richting van een „grootste-gemeene-deeler" van alle belijdenissen, of van „verflauwing der grenzen", van een formuleering, waarin zich allen vinden kunnen, maar waarmede in werkelijkheid ieder wat anders bedoelt, komen wij zeker niet verder. Integendeel, ik ben vast overtuigd, dat die weg ons steeds verder van huis voert, omdat ze zich steeds verder verwijdert van den Christus derSchriften. Ja, ik geloof zelfs, dat deze houding in vele gevallen de oorzaak van de huidige gedeeldheid is geweest.

Volkomen juist, die laatste zin. De grootste-gemeenedeeler-tactiek vermenigvuldigt de secten op de aarde; beginnende met lyrische klachten over de onbetaalde rekeningen der kerk, bouwt zij straks, eindigende, een „kerk" voor de onbetaalde rekeningen. Kerk... nu ja, mèt aanhalingsteekens, zooals U begrijpt...

Pluriformiteit der kerk.

Indertijd citeerden we een uitlating van Ds D. Sikkel over de pluriformiteit der kerk. In antwoord op wat de pers daaraan toevoegde, merkt Ds S. thans in „Amst. Kb." op inzake de strekking van zijn bovenbedoeld artikel:

Ik heb daarin bestreden het gebruik van het woord „pluriformiteit" gelijk dat in onze kerken ingang heelt gevonden.

Ik geloof, dat dit woord weg moet.

En voerde daarvoor gronden aan.

Nu vind ik het jammer, dat men daaraan geen aandacht heelt gewijd.

Het is blijkbaar niet duidelijk genoeg geweest.

Het ging mij niet om een enkel sterk sprekend geval.

Ten slotte zie ik in zulk een geval slechts de consequentie van een onder ons al meer veldwinnende verkeerde beschouwing.

Het gaat mij om deze hoofdzaak:

De zin, waarin wij Gereformeerden tegenwoordig het woord pluriformiteit gebruiken is niet in overeenstemming met onze belijdenis aangaande de kerk.

En daarom moeten wij met dit gebruik breken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's