GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Zilversmidsleerling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zilversmidsleerling.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze AVillem Gispen werd van jongs af bij de waarheid opgevoed; ja, hij was er onder geboren. E énig kind en laat van den Heere ontvangen (zijn moeder was toen reeds 43 jaar), bracht zijn geboorte haar als aan den rand van het graf. Drie „meesters" hadden de bevalling geleid, en als een wonder werd het beschouwd, dat moeder en kind in het leven gebleven zijn. In haar barenssmarte wierp zij hem echter op den Heere, en zoo mocht hij het later den dichter van Psalm 71 nazeggen:

Zoo Gij, van dat ik werd geboren Ja van mijn eerst begin Mij niet uit teed're min Hadt ondersteund, 'k waar lang verloren.

Zijn ouders waren van harte de waarheid toegedaan.

Vader Gispen, dogmatisch aangelegd, verdiepte zich gaarne, aan de hand van Comrie's geschriften, in de rechtvaardigmaking van eeuwigheid, en in het wezen en de eigenschappen van het zaligmakend geloof.

Moeder Gispen (Maria Hörchner) was een vrouw van teedere, innige mystiek. De verborgen omgang met God was haar het voornaamste in de religie. Haar gevoelig hart ging uit naar de innige vereeniging met Christus. En wat de Heere hem inzonderheid in deze godzalige moeder geschonken had, heeft hij nooit naar waarde kunnen uitspreken.

Een jaar vóór de Afscheiding geboren, werd hij door zijn godvruchtige ouders ten doop gehouden in de Amstelkerk der Nederduitsch Hervormde Gemeente. Maar als opgroeiende knaap ging hij straks aan vaders hand, met het vereischte permissiebiljet van den Commissaris van Plolitie, naar de afgescheiden kerk op de Bloemgracht. En dan gebeurde het meermalen, dat zijn zondagsche pak besmeurd werd met het vuil, dat de Jordaanbewoners den gehaten Afgescheidenen nawierpen. De afstand tusschen hen en de hen omringende wereld was dan ook zeer groot. Die wereld zag hen aaa als een hoop dweepers, en zij verfceerden in haar midden als gasten en vreemdelingen.

Bij het opwassen werd Willem door zijn vader in de waarheid onderwezen, zoo-dat hij van kindsbeen af de Heilige Schriften kende, die hem wijs konden maken tot zaligheid. Zijn moeder spoorde hem dikwijls ernstig aan, den Heere vurig te bidden hem te willen veranderen en bekeeren. En dat deed hij dan ook wel eens met veel hartstochtelijke gemoedsaandoening. Doch verder bepaald© zijn lust tot den godsdienst zich voorloopig nog maar tot het leeren van psalmversjes, kerkjespelen, enz.

Geregeld kerkte hij destijds bij Ds van Velzen, Eens echter preekte op de Bloemgracht een leeraar van elders, en diens predikatie over Christus als de deur der schapen (Joh. 10:9) bracht o-nzen Willem onder den diepen indruk van het geluk dergenen, die door deze deur mochten ingaan, en vurig bad hij, of de Heere ook zijn ziel wilde doen weiden op de weide der genade van Gods zoete gemeenschap.

Intussche-n namen zijn ouders hem ook al vroeg mee naar het godsdienstig gezelschap ten huize van grootmoeder Saartje. In een verscholen hoekje zat onze Willem daar dan stil toe te kijken en te luisteren, met sympathie of antipathie, al naar gelang hij, door wat hij zag en hoorde, aangetrokken of afgestooten werd. Zoo maakte hij daar al vroeg kennis met verschillende typen van vromen. En van meer dan één dier kinderen Gods bleef hem zijn gansche leven een gezegende herinnering bij. Zóó b.v. van die oude, vriendelijke Christin, die, toen hij aan de hand zijner moeder haar bezoclit, profetisch sprak: „Dit kind zal een dienstknecht Gods worden".

Of dit woord het gedaan heeft, weten we niet, maar zeker is, dat van zijn prille jeugd een domineessteek Willem begeerlijker scheen dan een maarschalkshoe-d.

Hij liep catechisatie bij Ds van Velzen. Als deze biraienkwam in het ouderwetsche predikantencostuum staarde Gispen menigmaal op dominee's driekanten hoed, en stelde zich daarnaast een koningskroon voor, schitterend van edelgesteenten. Had hij echter mogen kiezen, dan zou toen reeds zijn keuze niet twijfelachtig zijn geweest.

Maar voorshands leek het er niet naar, dat Willem dominee zo-u wo-rden. Toen hij omstreeks 14 jaar was, lieten zijn ouders hem bij zijn neef het goudsmeden leeren. Maar diens winkel was inderdaad een kweekplaats van goddeloosheid, waar Willems jeugdige natuur wel aan wilde. En ofschoon hij voor de daden bewaard bleef, merkte hij toch, dat de zaden - der boosheid ook in hem werkten. Doch hij bleef hier niet lang. Want

omdat de zaken thuis achteruit gingea en zijn ouders met zware koortsen bezocht werden, moest hij nu üiuis blijven om in den winkel te assisteeren. Ook kreeg hij zelf last van koortsaanvallen. Hierin voelde hij Gods slaande hand, maar zeer werd hij verkwikt bij het lezen van Psalm 25. En in zijn angst en smart smeekte hij nu den Heere, om hem bekend te willen maken dat heilgeheim, dat voor Zijn vrienden is.

Omtrent dezen tijd hadden zijn ouders, afgeschrikt door de oneenigheden in de afgescheiden kerk, zich gevoegd bij de gemeente onder het kruis, die samenkwam in een pakhuis: de drie suikerbrooden". Hier hoorde nu ook Willem de meer bevindelijke prediking van „kruisdominees" als de Rotterdamsche predikant C. van den Oever en Ds C. Noorduyn van Noordwijk aan Zee. Onder een preek van laatstgenoemde over Hosea 2:13 mocht hij gelooven, dat de Heere ook hem gelokt en met zalige liefdekoorden aan Zijn dienst verbonden had. Thuis gekomen wierp hij zich voor God neder met de begeerte, dat hij nu maar weggenomen mocht worden, om den Heere volmaakt en zonder zonde te kunnen dienen, of, zoo dat niet bestaan kon, dat hij dan zijn leven in den dienst van God mocht besteden door zielen te winnen voor den Heere Jezus en het lieflijke en zalige van den dienst van God anderen te mogen aanprijzen.

Evenwel vond hij nog geen vrijmoedigheid om met anderen over zijn ondervindingen te spreken. En dat werd hem een zielskwelling. Niet minder werd hij gezift toen zijn ouders de affaire uit moesten en op de grens van armoede gekomen waren. Hij zou nu weer bij zijn neef moeten gaan werken. Maar om hem wat meer smaak in het vak te doen krijgen, deed zijn neef hem op het atelier van een zilversmid in de Kalverstraat bij den Heiligen Weg. Hier kwam hij in aanraking met de weeldezijde van het leven. En dat was wel iets waar de kleinzoon van Oude Saartje voor voelde. Maar het eerste, wat hij daar van de gezellen hoorde was, dat hij, als hij zilversmid wilde worden, zijn „fijnigheid" wel mocht afleeren. Zij gaven hem den bijnaam van den „dominee". Een en ander deed hem tot God schreien om uitredding. Maar toen die niet kwam, begon hij te kniezen en te murmureeren. Meer dan eens perste hij zijn ouders tranen af door te zeggen: och was ik maar nooit geboren geweest.

Intusschen was hij reeds een ijverig lid van een kring, waarin de Bijbel besproken en men dieper in de waarheid ingeleid werd; een jongelingsver-©eniging, waarin, zooals hij het later uitdrukte, men nog niet christelijk gymnastiek deed, niet christelijk biljartte, enz.

Ook leidde een hartelijk vriend, eenige jaren ouder dan hij, hem nu in bij het Zondagavondgezelschap van den voormahgen straatzanger. Willem nam dit gezelschap met zijn schrandere oogen aanstonds goed op. Het bestond uit lieden van den kleinen burgerstand: ambachtslieden, dienstboden, pakhuisknechten, schippers en neringdoenden. De mannen intusschen droegen des Zondags, uitgenomen de schippers, witte dassen, die van achteren waren vastgeknoopt, en dus van voren den vorm hadden van een witten halsband, mitsgaders zwarte of blauwlakensche pakken. Sommigen hadden zelfs kleine bakkebaarden, en droegen open vesten. De vrouwen zagen er over 't algemeen eenvoudig en netjes uit. De dienstboden droegen de kornet nog op het hoofd. Met wiskunstige zuiverheid stond elke knip of plooi, in een onberispelijk halfrond van karkas, naast een andere knip, en 't geheel omvatte, op evenwijdigen afstand, het doorgaans goedgevulde gelaat. Een zwart zijden hoed voltooide de hoofdbedekking, terwijl een stemmig kleed, gedekt des zomers met een zwartzijden en des winters met een doorgewerkten doek, aan vrouwen en meisjes uit dien stand een voorkomen gaf van een zeker welvaren, van netheid en christelijke ingetogenheid, waardoor de Hollandsche vrouw in de beschaafde wereld met eere is opgemerkt.

Gaarne placht Gispen later over die ouderwetsche gezelschappen te praten. Ze hadden, zeide hij, hun deugden en gebreken, zooals alle dingen hier beneden. Onstichtelijke dingen — we denken onwillekeurig aan vrouw Van Hoogen — hadden daar somtijds de overhand. De diepste godgeleerde vraagstukken werden er niet zelden besproken, of liever afgemaakt: En de verklaring van vrouw A. of baas B. dat hij of zij 't zóó had leeren kennen, 'dat God zelf het hun zóó had geleerd, en dat de Heilige Geest in hun hart zeide dat het zóó was, was in hun kring niet minder onfeilbaar, dan de uitspraak van den Heiligen Vader sedert 1870. Wee den armen leeraar, die durfde zeggen dat ze dwaalden en de Schriften niet verstonden. Hij was nog blind voor die diepe stukken, waarin het keurvoilfc werd geleid, blind als een mol, een onbefceerde letterknecht, en zoo voort! Maar niettegenstaande die gebreken beklaagde Gispen zich toch niet, in zijn jeugd kennis gemaakt te hebben met de gezelschappen. Hij heeft er veel geleerd, dat hem in zijn volgend leven nuttig is geweest.

Hij hoorde daar allerlei gemoedsgevallen bespreken, en moest, gelijk men dat noemde, zijn eigen hart op tafel leggen. Dat was een tijd vain open neergaan, een soort van geestelijke beurs. Wat zonderlinge Schriftopvattingen leerde hij kennen, en wat inwendige martelingen onderging hij, door de vergehjking van zijn bevinding met die van anderen, welke vergelijking niet zelden in zijn nadeel uitviel. Hij immers had noodt moord en bedreiging geblazen tegen het volk Gods en was niet op den weg van Damascus staande gehouden. Hij was nooit in comedie of danshuis geweest, en de liberale leer was hem even vreemd als die van Confucius. Hij las niets anders dan den Bijbel en de oude schrijvers, en de minste lust of gedachte tegen eenig dogma der ouden kwam in zijn hart nimmermeer op. Wat was hij gesterkt, als de een of andere oude vrome hem een woord van bemoediging toesprak, en hoe hartelijk kon hij duim en vinger in de snuifdoos van een oud moedertje steken, die hem gul werd aangeboden, ten teeken der gemeenschap!

De jonge Gispen kwam dan op het gezelschap van den gewezen straatzanger en vond er ongeveer een dertig personen bijeen. Na eenige deliberatie wie „den plicht zou doen en om een zegen vragen", werd er gebeden en gezongen, en dan begon de voormalige straatzanger zijn werk om de zielen te onderzoeken. Hij had den naam van zeer getrouw te zijn, de „zielen niet in de bloemhoven te jagen" en de droggronden nauwkeurig te onderscheiden.

Ook Gispen onderging de operatie, en deelde, met bevende stem, mede, wat zijn lust en keus was, wat hij kende en niet kende, en wat hem bewoog om bij „Gods arm en ellendig volk" zich te voegen.

Én 't onderzoek liep nogal gunstig voor hem af. Want terwijl tot anderen gezegd werd: „ziele, je hebt wel toe te zien", „ik zou de reis naar de eeuwigheid niet met je willen wagen", „het zal wat te zeggen zijn voor eeuwig bedrogen uit te komen, en met de dwaze maagden te moeten buiten staan", ontving Gispen een bemoedigend woord. Hij moest den Heere maar blijven zoeken in zijn jeugd, want die Hem vroeg zochten, zouden Hem immers vinden. En ook moest hij maar veel bidden om ontdekkend licht.

Reeds den derden of vierden keer, dat hij op dit gezelschap kwam, moest hij „den naplicht", het dankgebed doen. Het was de eerste maal, dat hij in 't openbaar bad. Niet licht zou hij die ure vergeten.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De Zilversmidsleerling.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's