GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Arbelds-gebod — Arbelds-gelofte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arbelds-gebod — Arbelds-gelofte.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.

Er dreigt evenwel nu een nieuw gevaar. En wel dit, dat de mensch zou vergeten, dat hij tot arbeiden geroepen is; dat arbeiden niet alleen maar of in de eerste plaats is een middel, waardoor hij in eigen behoeften zal voorzien, maar dat die arbeid altijd nog is een Goddelijk gebod met den bovenomschreven inhoud. Zoodat er wel aanleiding ontstaat om, gelijk Plrof. Fabius nog in zijn laatste levensjaar heeft gedaan, te herinneren hieraan, dat voor den mensch arbeiden een plicht is. Dan wijken de vragen inzak© het recht tot arbeiden, om maai niet te spr©k©n van de leus, dat er zou zijn ©en, recht op of tot luiheid. De oorspronkelijke ordinantiën uit Gen. 1—3 gelden heden ten dage nóg. De voorziening in eigen levensbehoeften is wel mogelijk gemaakt door en in den regel ook afhankelijk gemaakt, krachtens Gods wil, van den eigen arbeid, doch die broodvraag is niet primair. Van den arbeid is en blijft het hoofddoel: het dienen Gods krachtens den drift der liefde tot Hem.

Zoo zal de Christen dan ook niet op zijn God aanstormen met ©en schreeuw om meer brood en ander brood dan God hem heeft toegezegd. Dan heeft de Christen naar het schoone woord, door een gereformeerd predikant eenigen tijd geleden gesproken, te bedenken, dat God, strikt genomen. Zijn kinderen niet meer beloofd heeft dan het gewis-zijn van hun „brood en water"! Dan zal de oprechte Christen bij het denken aan deze belofte belijden met dankbaarheid, dat hij meestentijds meer, veel meer dan dat strikt-beloofde heeft ontvangen. Hij zal zijn God danken voor den betrekkeiijken overvloed, hem geschonken, doch tevens smeeken om de bewaring bij den ootmoed, waardoor hij bij dien overvloed steeds zal kunnen.' danken en ook de bede opzenden om te behouden het gevoel van afhankelijkheid van God Almachtig. De Christen zal dan blijven erkennen, dat God Almachtig ook thans, nog alles bestuurt, ook thans nog de raadslagen van menschen verstoort als het Hem belieft, ook thans nog de wijsheid der menschen tot dwaasheid maakt en den mensch, die meende in vele dingen zelfstandig tegenover zijn God te mogen staan, wel te doen gevoelen, dat hij niets vermag als God hem niet sterkt. Want, indien de Christen dit alles bedenkt, dan zal hij zich wel wachten in te gaan, ook tegen dat groote gebod van God, om te arbeiden zoolang het dag is. Hij zal zijn rusttijd gebruiken om straks des te beter weer te kunnen arbeiden en hij zal, de rijke afwisseling in het scheppingsleven erkennende als door God gewild, aanvaarden, dat de een, de staatsman, de hoogleeraar, misschien eenige maanden in het hooggebergte doorbrengt om in de overige maanden des jaars zich nauwelijks één minuut rust te gunnen, terwijl een ander, de Christenhandwerksman dankbaar is voor zijn meer geregelde, zij het ook kortere rustperiode. Hij zal zijn arbeid dan volhouden zoolang het voor hem niet een uitgemaakte zaak is, dat hij, door voort te gaan met den hem opgedragen arbeid andere geboden Gods overtreedt en dat dus de gestelde arbeid niet kè, n wegdragen de goedkeuring van zijn God. Hij zal erkennen, dat er een grens gesteld is, ook aan het jagen naar steeds grooter mkomsten, waardoor zijn gansche ziel vermaterialiseerd zou worden.

Hij zal dankbaar aanvaarden elke verbetering, doch ook dankbaar blijven, indien daar een grens noodzakelijk blijkt of een grens-verlegging noodzakelijk wordt.

De Christen-arbeider zal zich realiseeren, dat zoolang er nog een mogelijkheid van broodwinning door arbeid is, voortzetting van den arbeid ook plicht is en dat, wanneer het erom moge gaan verbreeding der Levensexistentie, opvoering van het inkomen te verkrijgen, dat alleen mag gaan met zulke middelen, dat nimmer een conflict met Gods geboden ontstaat. Om het nu heel eenvoudig te zeggen: een weinig overvloed meer of minder zal hem nimmer een reden zijn, zijn arbeid niet voort te zetten. Zoolang die arbeid hem mogelijk is, zal hij dien blijven verrichten, gedachtig aan het feit, dat God Almachtig het mindere kan zegenen boven het meerdere.

Wanneer in den bovenstaanden gedachtengang niet alles fout is, wanneer wij iets gemeend hebben van al di© schoone uitspraken omtrent de Goddelijke roeping, di© ook tot den arbeider gekomen is, en al die schoone uitspraken niet uit onze boeken en tijdschriften willen gaan schrappen, dan blijft er m.i. geen andere mogelijkheid over dan deze: aanvaarden de stelling, dat WERKSTAKING, ON­ DERNOMEN OM TE VERKRIJGEN NIET DE OP­ LOSSING VAN EEN CONFLICT MET DE WET GODS, MAAR DE BEVREDIGING VAN EENIG - (op zichzelf wellicht niet-zondig) — MENSCHE­ LIJK BEGEEREN — als bijv. om een verkregen overvloed (dit woord dan genomen in de verhoudingen, die d© geloovige, bij de gedacht© aan de

belofte omtrent het „brood en water", zal willen blijven zien, ) te behouden, terwijl een vermindering de mogelijkheid van een behoorlijke levensexistentie niet aanrandt; of ook om de bestaande behoorlijke levensexistentie te verbeteren, zoodat meer dan het strikt-noodige, een zekere overvloed dus verkregen wordt — IS REBELLIE TEGEN GOD, EN DUS, ZONDE.

De arbeider, die hetzij individueel, hetzij met anderen om de ovengenoemde materiëele motieven zijn arbeid neerlegt, stelt zich tegenover zijn God met een weigering om den hem door God gestelden, thans mogelijk gemaakten arbeid, te verrichten.

Om niet misverstaan te worden zij hier oogenbhkkelijk en met nadruk aan toegevoegd, dat het bovenstaande van ieder, den staatsman, den ambtenaar, den boer, den patroon, zoowel als van arbeider geldt. Ook de patroon is immers instrument in Gods hand, heeft ook zijn van God ontvangen levensroeping. Maar omdat we nu eenmaal gewend geraakt zijn aan een bepaalde terminologie is het misschien niet overbodig, nog eens, expressis verbis, te verklaren, dat m.i. ook de patroon, die zijn bedrijf stopzet, omdat zijn arbeiders de door hem gestelde voorwaarden niet aanvaarden, terwijl hij niet de overtuiging heeft, dat, zonder die aanvaarding, zijn bedrijf te gronde zou gaan, evenzeer rebelleert tegen God. Want ook deze patroon weigert de taak, in Gods voorzienig bestel hem ten deel gevallen, verder te verrichten.

Het behoeft geen betoog, dat de rebellie er eveneens is, indien dat stopzetten van het bedrijf krachtens het z.g. uitsluitings-systeem gaat. Individueel of met anderen tezamen: rebellie blijft het, indien de voortzetting van het eigen bedrijf mogelijk ware. Daarom mogen de Christen-patroons wel terdege zich rekenschap geven van de voorwaarden van hun lidmaatschap van patroonsvereenigingen. Indien onder die voorwaarden ook zulke zijn, die te eeniger tijd een patroon kunnen verplichten een uitsluitingsbevel op te volgen, dan is het m.i. voor een Christen plicht te overwegen, of hij nog één uur langer lid van zulk een vereeniging kan

’s-Gr.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

Arbelds-gebod — Arbelds-gelofte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's