GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De efiiciency-kerk.

Heinrich Frick spreekt in zijn opstel over „die gestaltenden Krafte des westlichen Psrotestantismus und die protestantische Einheit" zich tamelijk breed, uit over de nieuwere opvattingen, met name tan. aanzien vaii het kerkbegrip, die ons aangewaaid zijn (ik zeg het O'pzettelijk zóó) in den tijd, die de conferentie te Stockholm, 192.5, met haar „derde confessie" heeft doen geboren worden, voorzoover hij dat deed. Hij constateert, dat deze „deijdio confessie" een bepaalde oppositie voeren" wil tegen, het vóórdien gegevene, tegenover de roomsch-katholieke als eerste (oudste) en de reformatorisch© als tweede; en dat deze „derde confessie" spe^ ciaal in Amerika reeds verworteld lag, nog voor ze uitgesproken werd; dat dus, gelijk dat nu verder in den aard der dingen ligt, ook amerikaansche invloeden zeer sterk op de vorming van de idealen, der „derde confessie" inwerken, en blijven inwerken, en hei woord nemen.

Er is in Frick's beschouwingen (vooral inzake kerk en koninkrijk Gods) veel, dat mij, ook uit een oogpunt van geschiedbesohrijving, onjuist schijnt. Toch zegt hij rake dingen. Vooral over die amerikaansche invloeden en amerikaniseerende tenden zen.

Eerst constateert hij, dat de amerikaansch© „boodschap"(!) van het komende Rijk het Rijk Gods ziet als den toestand der volmaakte samenleving. Het groote thema is: transformation of the world in the Kingdom of God. In onmiddellijk verband hiermee wijst hij dan vervolgens - op - de amerikaansch© chiliastische voorstellingen, die zich heel organisch in een op zulk een kerk-en-rijk-Godsbegrip gevormde gemeenschap invoegen. En in de derde plaats spreekt hij over het in deze kringen gegro.eide kerk-begrip: de kerk is hier geworden tot een orgaan voor de rationaliseering van de nooden en raadselen van het leven; de gemeenschap, die opzettelijk voor dit doel georganiseerd werd. De „kerk" wordt hier consequent gezien als een functie van het koninkrijk Gods. Dit laatste was dan evenwel — zie zijn eerste opmerking — reeds van karakter veranderd, en o-mgebouwd tot een soort van samenlevings-instituut in idealen zin. Vandaar, dat dus ook de „kerk" gezien wordt in dit licht; dat óók zij in den samenlevings-, den „GeseUschaft's"-stijl wordt omgewerkt. Dienovereenkomstig wordt de kerk gr oei in wat wij zouden noemen: den weg van het genadeverbond (geboorte, doop, belijdenis) losgelaten als ideaal, ©n treedt daarvoor in de plaats de vrije daaid van volwassenen, die - ik bedoel daarmee slechts een mij juist lijkende en bevattelijke, korte, typeering - bij zichzelf besloten hebben, toe te treden tot dezen fcerkkring der Hooge PJadvinderij. En daarmee hangt dan weer samen ©en andere trek, zegt Frick: de amerikaansche - efficiency wordt ook beshssend voor de vraag, of „een kerk" een plaats met eere inneemt, wezenlijk kerk is, ja dan neen.

Efficiency, — één onzer medewerkers schreef er uitvoerig over in ons blad; ik behoef ©r dus niets van te zeggen. Ieder weet, wat er onder verstaan wordt: de arbeid is „ingesteld" - op-het record. De beschouwing is niet meer qualitatief, doch quantitatief. De k-erk is een werkhuis. Wat den kop tegen den wind houdt, wint het, heeft gelijk gehad; de rest, nu ja, — die verdwijn©. Universalistische tende-nzen, en een (naieve) beoordeeling van het universeel gegeven-e • onder dit gezichtspunt besluiten dan de karakteristieke trekken van dit „kerk-begrip".

Het komt me voor, dat veel van wat dezer dagen de ge-moederen beroert, begrijpelijk wordt, als men aan dit geestespro-oes terugdenkt. Ook wij kennen de probleemstellingen, die o-p dézen gedachtengang kloppe-n. Wat heeft de „kerk" gedaan in de sociale vraag? Hoeveel alarm heeft ze gemaakt bij den volkenbond ? Waar is haar voorzorg? Hoeveel resultaten kan ze wijzen? Ho-e dicht drong ze zich naar voren — in deputaten, zegt een nuchter mensch - er kalmpjes bij... — o-p internationale congressen? En zoo voo-rt. Efficiency. Werkhuis. Adres van het koninkrijk der hemelten. Bood schappen-zend - huis. Arbeidsgemeenschap.

En intusschen vergaan de dagen, ©n word©n we even o-ppervlakkig en nerveus en keep-smilingnivelleerderig als die amerikaansche „typen" het zijn, welke karakteristiek zijn voo-r het groote leven aan den overkant, gelijk het congresseert, en handel drijft, en o-ver de wereld heen-seint. De groot© massa daar achter is natuurlijk in den grond zoo niet; maar wordt meegetrokken.

Tegenover zulke tendenze-n wo-rde echter de groote waarde van het gereformeerde kerkbegrip weer naar voren geschoven.

D© gereformeerde theologie heeft de verhouding tusschen kerk en koninkrijk Gods goed gezien; laat ieder persoonlijk in de kerk zijn levens-sterking, leven-wekking, harts-vemieuwing ontvangen uit Gods bizo-ndere genade, en laat hem vandaar uitgaan naar het bree-de terrein van het koninkrijk der hemelen. De deuren van de kerk staan naar alle vier zijden wijd-open, o-pe-n naar het rijk d^" hemelen. Maar de kerk is wat anders dan dat rijk zelf; en niemand zal dat rijk met effect (ea met efficiency!) kunnen dienen, tenzij hij begrepen heeft, en gegrepen heeft, wat in de kerk hem gegeven, en o-o-k opgelegd werd doo-r God.

Daarom is het zoo janune-r, dat hedendaagsche jongeren, en ouderen, en mede-christene-n, en journalisten, so-ms meehelpen aan de verbreiding van de efficiency-kerk-idee, - en, slachtoffer - eenmaal van de nieuwere dronkenmaken-de leuzen, iedereen schouderophalend voorbijgaan, die nog over het kerkbegrip, en over zijn absolute beteekenis, blijft praten. Ze vinden het geze-ür; en buitenge-woon „onefficiënt". Maar wij meen-en, dat de efficiency vaii de personen o-nmogelijk is in het rijk der hemelen, tenzij de p-ersónen in de kerk hun „accu" hebben geladen bij Go-d-Jahwe. Vergeve men het efficiency-beeld van dien accumulator.

Het zal nog te bezien staan, wie méér en beter de waarachtige efficiency in het rijk Gods dient: degene, die een naamloo-ze massa, die enkele deputaten laat gaan naar conferenties van de Universeele Efficiency-Kerfc (aanhalingsteek-ens I), opjaagt uit de ouderwe-tsche kerk, - dan wel hij, die blijftgetuigen: om Gods wil, — laat uw kerkbegrip niet in den nevel komen, want dan is alles, alles wég. Ook in het Rijk Gods.

Men ziet, dat we juist op het volk gewezen hebben. Op „de" personen, niet op een paar personen van het plooibare, licht in verzoeking komende, „vergaderingstype". De efficiencykerk, naar amerikaansch begrip gebouwd, geeft de draadjes in handen van enkelen. Die enkelen hebbea geen hoogen hoed, ze dragen een amerikaansch overhemd. Ze denken dan, dat z© daarmee „volkstümlich" too-nen te zijn. Intusschen is achter hen het volk een gemeenschap van ja-broers geworden. Maar in de kerk, die zich ontwikkelde naar gereformeerd kerkbegrip, is de deputaat, met of zonder hoogen hoed, niets zonder de volk's-gemeenschap; komt uit dat volksleven (Nederlands historie!) een breed© actie voor en uit kerk en rijk Gods; wordt een stempel gezet op heel ©en volksleven; ©n wordt de algemeene nivelleering tegengehoudeia. Ik beweer, dat de hedendaagsche efficiencyidealen Go-ds „bo-ntkleurige" wijsheid in Zijn volksgemeenschap verhinderen te schitteren, en, m^t al hun vertoon van democratie, toch (en dan. dezen keer in den leelijk-en zin van bet woord) aristocratisch zijn: een paar menschen oonfereeren, zetten „boodschappen" in elkaar, ©n straks wordt de boodschap getypt en gedrukt, en overal naax gelijk model verzonden. Terwijl een blik in de een of andere Konfessionsklmde — verzameling van. vroegere belijdenisschriften — den kenner in de onderscheiden oude belijdenissen tevens een weerspiegeling laat vinden van vro-egere cultuurgesoluedenis, voo-rmalige politiek, en éigen-a a r d-ig leven, dat toch wijd zich uitbreidde-, en in staat was, van binnen naar buiten, te ko-me-n tot internatio-nale .samenspjeking. (Dordrecht 1618). Tegenwo-ordig gaat

de beweging automatisch van buiten naar binnen. In het groote beleven we thans wat in het klein de antithese is tusschen Hervormde eai Gereformeerde Kerkinrichting: eenerzijds een regeering van.boven af, anderzijds een werken van beneden op.

Het gaat aan het hart, te zien, hoevelen met de beste bedoelingen niet meer zien, wat op het spel staat.

Ja, op het spel staat.

Want er is nóg een punt te noemen: de quaiititeit is niets zonder de qualiteit. Record, op papier, is mechanisme; daarom ook zal een record-meneer (of - „kerk") niet verstaan, dat men kan zeggen: Heere, wanneer hebben wij U gekleed, gevoed, bezocht? De man van het Record had alles op zijn briefje. Maar de échte record-drager wist het niet; het ging hem net als dat zaad, dat opwies, terwijl hijzelf niet wist, hoe. De kerk als wèrk-gemeenschap is een monster, een afgod, waarvoor de kinderkens zich bewaren moeten, als ze niet allereerst is heilsgemeenschap.

De drukke werkers hebben terug te keeren tot die kerk, welke geloofs-gemeenschap' is; welke vraagt naar uitverkiezing, en de bergrede verstaan wil, óók voor en in het institueeren.

Zoo niet, —• de duivel zal over onze efficiencybulletins lachen, en den antichrist zich laten haasten.

Schrift en Woord Gods.

In den laatsten tijd is er weer een sterke tendenz openbaar geworden, om „Schrift" en „Woord Gods" van elkander zóó te onderscheiden, dat tusschen beide een soort van tegenstelling gemaakt wordt.

Vooral dr J. G. Ubbink, en nu pas weer prof. Cramer, hebben zich op dit punt vrij duidelijk uitgesproken.

En nu is dit op zichzelf niet zoo merkwaardig. Wèl verdient het de aandacht, dat beiden meenen, dat ze hier op Calvijn zich kunnen beroepen.

De kwestie heeft bi zondere beteekenis; niet alleen voor de zuiverhouding van wat men ongelukkiger--wijz© (het ligt eigenlijk' in dezelfde lijn) Calvijninterpretatie noemt, maar vooral ook, omdat dergelijke beweringen samenvallen met barthiaansche opvattingen.

Er is natuurlijk geen sprake van, dat ik hier over deze zaak in een enkel artikel iets zeggen zou. Daarvoor is deze vraag te ingrijpend.

Maar wel moge ik, misschien bij wijze van inleiding op wat zeer waarschijnlijk later breeder in ons blad ter sprake komt in den volgenden jaargang, hier even wijzen op een plaats uit Calvijn, die ik _„toevallig" juist zooeven aantrof. Een van de meest typeerende uitlatingen toch van Calvijn in dezen, leest men in zijn exegese op Jes. 40:8: Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord onzes Gods blijft in eeuwigheid". Een bizonder „mooie" tekst, voor wie tusschen het tijdelijke, vergankelijke (w.o. ook de Schrift) en het eeuwige de bekende discrepantie willen laten optreden.

Maar Calvijn moet daarvan niets hebben. Als hij vraagt, wat dat in ons vers bedoelde Woord is, en waarom het eeuwig blijft, dan antwoordt hij: at Petrus (1 Petr. 1:23 v.) daarvan de beste uitlegger is, want deze leert, dat wij worden wedergeboren door een onvergankelijk zaad: n dit dan weer door het gepredikte Woord. Door deze bemiddeling — Calvijn bezigt hier het tegenwoordig zeer verachte woord Kanaal! — worden de doodea levend, wordt Gods verborgen kracht aan ons geopenbaard door het Woord») (het gepredikte dus).

En voor Calvijn is het door Gods „ambassadeurs" gepredikte Woord niets anders dan gepredikte Schrift. Wat niet de Schrift doet spreken, is geen Woord Gods voor Calvijn, wanneer n.l. menschen aan 't woord zijn. (Opera 37, 13).

Ik zou trouwens wel eens willen weten, hoe Calvijn zou kunnen zeggen, dat Rome „Gods Woord verbiedt", als hij de nieuwere redeneeringen ook maar in de verte rechtvaardigde.

K.S.


') Atque sic Petrus, optimus huius loei interpres, eum nobis accommodat (1 Ep. 1, 23 sq.), quum nos hoc semine incorruptibili regenerari dicit: hoc, inquam, verbo quod praedicatur. Unde colligiraus quod nuper dixi, vitam mortuis paratam esse, qui ad canalem sibi propositum sitibundi accedent: quia virtus in Deo abscondita per verbum nobis manifestatur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1932

De Reformatie | 8 Pagina's