GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Amerikaansche Synode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Amerikaansche Synode.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele moment-opnamen.

Het was een interessant moment toen op 23 Juni ter Synode der Christian Reformed Church, in Grand Rapids vergaderd, een voorstel ter sprake kwam omtrent de bediening des Woords in betrekking tot de kinderen. Vanuit Prospect Park, Holland, kwam het voorstel om méér te rekenen, in de prediking des Woords op den dag des Heeren, met de tegenwoordigheid van jonge verbonds-kinderen in het midden der gemeente. Alle predikanten zouden worden aangespoord om de Schrift, gedurende den eeredienst, uit te leggen en toe te passen in een taal die de kinderen der lagere school kunnen verstaan.

Als een der gronden werd aangegeven dat het onbillijk was tegenover de kinderen om te verwachten dat ze aandacht zouden wijden aan een prediking welke boven hun bevatting gaat. Het laatste werd vooral toegepast ten opzichte vsax hunne tegenwoordigheid bij de Catechismus-prediking, die in de Vereenigde Staten gewoonlij'k'' ge­ durende den morgendienst wordt gehouden. En bij dien dienst zijn voioral de kinderen tegenwooi'dig, óók in verband met het houden der Zondagsschool, gewoonlijk direct na den morgendienst, en bijgewoond door heel de jeugd der gemeente.

Toen het bovengenoemd punt ter sprake kwam leverde ouderling H. Hekman het voorstel in: „dewijl de tegenwoordigheid van de kinderen des Verbonds in onze eerediensten door den Heere vereischt wordt, besluite de Synode om de aandacht der dienaren des Woords in onze kerken te vestigen op de behoefte om in de prediking des Woords op gepaste wijze te rekenen met de tegenwoordigheid van de Verbondsjeugd in het midden der samengekomene gemeente Gods".

Een interessant debat ontspon zich. Meer dan één spreker wees op de plicht der ouders om in dezen de kinderen te helpen door hen na te vragen over de gehoorde prediking. De praeses merkte op, dat de onderhavige zaak een punt was ter overweging van de üieologisdie faculteit, met name van den professor in de homiletiek, doch dat elk predikant gehouden was zich zoo eenvoudig mogelijk uit te drukken — ook als het' ging over de diepste waarheden. Waar een der sprekers gewezen had op het voorbeeld van Spurgeon, wees praeses Van Dellen op Pietrus en Paulus.

Wel, het einde der zaak was dat het gemaakte voorstel ter tafel werd gelegd. Blijkbaar als onnoodig. Men verwacht vaii al de predikanten, naar den aard der zaak, dat ze met de kinderen rekenen. Of die verwachting niet te hoog gespannen is? Zijn er niet predikers die eenvoudig niet kunnen neerdalen tot het kind? Of er tegenwoordig nog kanselredenaars zijn die De Génestet's vraag noodig hebben:

„Gij predikant hoog in de lucht, Hebt gij niet een woordje voor mij? "

We vreezen van wel. Toch, in Amerika is er een veel grooter gevaar, in meer dan één kerkengroep, dat de prediker te veel rekent met het kind. Evenwicht houden, is eisch. Spreekt niet de apostel van vaste spijze zoowel als wat den kinderen past?

Niet minder interessant en opname verdienetid was het debat over de vraag of menschen die op onbijbelschen grond echtscheiding verkregen, en daarover berouw toonen, hersteld mogen worden in kerkelijke rechten, of opgenomen in de gemeente. Gedurende de laatste achttien jaren is het de vraag geweest of de Chr. Geref. Kerk niet een te streng standpunt had ingenomen in dezen. Alléén overspel is erkend als geldige reden. En alle personen, die op eenigen anderen grond echtscheiding erlangden, en met een ander huwden, bleven uitgesloten van de gemeenschap der kerken, al betoonden ze nog zooveel berouw. Dat scheen velen te hard toe. Waarom, zoo vroegen ze, zijn de gevolgen van deze ééne daad van dien aard, dat ze iemand blijvend uitsluiten? Een dief en moordenaar die zijne zonde belijdt kan in de kerk geduld. V\^aarom niet degenen, die echtscheiding erlangden op anderen grond dan de eenige bovengenoemde? Het antwoord o.a. door ouderling Eisen van Holland, Mich., gegeven, was het woord der Schrift: „die zijne zonde belijdt en nalaat, zal barmhartigheid ontvangen". En zij die op oaibijbelschen grond gescheiden .waren en hertrouwd met een ander, bleven feitelijk in de zonde voortleven. Waarop Ds J. Hoogstra, van Englewood, N.J., de vraag opperde: „bestaat er in zulk een toestand wel echte boetvaardigheid? Men blijft van dat standpunt bezien, immers in zonde, in overspel, voortleven? "

De veteraan-hoofdonderwijzer B. J. Beimink, waarschuwde tegen het afschaffen der oude orfe. In Amerika vooral waar echtscheiding zoo gemakkelijk is en zoo vaak voorkomt. Ouderling Schans van Los Angeles gebruikte het beeld van een hek om onze schaapskooi. Toelating of wedertoelating dergenen die berouw toonden in de hier bedoelde zaak, vergeleek hij niet bij het openen van het hek, maar toch gelijk aan het wegnemen van de bovenste plank van de omheining. Het werd gemakkelijker om er over heen te springen.

Het debat ging over het voorstel der Commissie door een vorige Synode aangesteld, als volgt: „Pjersonen, gescheiden op niet-bijbelsche gronden, en hertrouwd, kuimen de volle rechten en voorrechten van lidmaatschap in de kerk van Christus genieten, indien zij oprechte boetvaardigheid betoonen en hunne zonden belijden. De zonde van on-bijbelsche echtscheiding moet beleden worden door de schuldige partij of partijen. De eerste partij die hertrouvrt moet zijne of hare overspelige handeling, daarin begrepen, belijden."

Het besluit der Synode was wel wat teleursbellend. Het was, om het advies der Commissie noch te aanvaarden, noch te verwerpen. En zoo bhjft de zaak in de Amerikaansche Kerk bij het oude. De deur blijft gesloten wat toegang betreft tot kerkelijke voorrechten aangaande hen die hir.i huwelijk verbraken op on-bijbelsohen grond. Men is dus in de ruime Nieuwe Wereld nog niet zoover gegaan in dit opzicht als in de Geref. Kerken in het Oude Nederland. Niet geheel bevredigend? Die de lichtvaardigheid ten opzichte van huwelijksontbinding in Amerika keilt, verwondert zich gansch liiet dat men daar huiverig is om de deur ook maar op een kier te zetten.

Een vraagstuk, dat in de historie teruggrijpt bijna een heele eeuw, zooi niet langer, kwam op 23 Juni voor de Synode. Het gold een vraag, gesteld door de Geref. Kerk van Zuid-Afrika: „Is het geoorloofd, dat een man huwt met de vrouw van zijn overleden broeder? " Niet minder dan eU Synodale vergaderingen der Chr. Afgesch. Geref. Kerk in Nederland bediscussieerden die zaak — van 1837 tot 1875. De Geref. Kerk in Amerika besloot reeds in 1843 om de oude bepaling die zulk een huwelijk bloedschandig verklaarde, af te schaffen. De Presbyterische Kerk deed zulk's in de tachtiger jaren.

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland in 1902 besloot zich neer te leggen bij de beslissing der burgerlijke overheid en niet tot censuur over te gaan. Dit laatste geval betrof een zuster, in het huwelijk getreden met den broeder van haar overleden man. Het bleek der Generale Synode niet duidelijk, dat zulk een huwelijk bloedschande is. De Amerikaansche deputaten die het bovengenoemde vraagstuk een paar jaar in studie hadden genomen, spraken uit, dat iemand niet mocht huwen met de vrouw van zijn overleden broeder. Doch de oommissie van pre-advies der Amerikaansche Synode adviseerde betreffende het pasgemelde besluit, om zich daar op heden niet over uit te spreken, hetzij door deze conclusie te aanvaarden of haar te verwerpen. Verder zal de zaak gesteld worden in de handen van deputaten die de eohtscheidingskwestie nog verder zullen bestudeeren en ter Synode van 1934 rapporteeren. En dus werden deze twee punten weer van de baan geschoven voor twee jaren. En dan wellicht weer, a la De Génestet, „tér griffie gedeponeerd? " Er zijn nu eemnaal van die punten onder ons strenge Gereformeerden waaromtrent we maar niet tot eenstemmigheid lamnen komen.

Een ander interessant debat, opname waardig, ontspon zich toen ©en rapport ter sprake kwam over het regelen van den status van zulke dienaren des Woords die voor ©en tijd lang de gewone bediening onderlaten om ergens hunne studie voort te zetten. Meer dan eens kwam zulks reeds voor. De Vrije Universiteit, Pirinceton, Harvard, enz. dienden tot het verkrijgen der gewenschtc' verdere opleiding, of voor een doctoraat. De commissie ad hoc constateerde dat zoo iemand zijne officiëele positie behield, omdat het doel dier voortgezette studie was om zich verder te prepareeren voor zijn levenstaak.

Op grond van Art. 15 der Kerkenorde werd voorgesteld dat wanneer iemand van zijn kerkeraad permissie ontving voor bovengenoemd doel „zijne relatie tot zijn kerkeraad ten einde kome". Zijn „credentials" — en dat was het punt waarover het vooral ging — moesten in handen gelegd der Classis onder welke zijn (vroegere) gemeente ressorteerde. Dit is de regeling die sinds vele jaren geldt in de Geref. Kerk van Amerika, en in de Presbyterische Kerken van welke de Amerikaansche Gereformeerden dit in deai loop des tijds overnamen. Het bovengenoemd voorstel was in lijn met deze Amerikaansche usantiei en werd aanbevolen, als een einde makend aan ©en valsche positie waarin die studeerende predikanten zioh bevinden. De tegenwoordige regeling volgens welke de vertrokken leeraar officieel verbonden blijft aan de gemeente die hij vroeger diende, werd „entirely fictitious" genoemd, geheel en al fictief, ©en wassen neus.

En toen ontspon zich inderdaad een interessant debat. Dr S. O. Los verklaarde dat de Nederlandsche kerken de voorgestelde regeling niet zouden kunnen aanvaarden. Er i s ^©on Classis meer, of geen Synode, zoodra de hamer des voorzitters gevallen is. Hoe zou iemand dan als leeraar officieel verbonden blijven aan een niet bestaand lichaam? Dan zou alles in de lucht haaigen. Dr H. Kuiper deelde mede hoe men hem, toen hij in Nederland studeerde, meer dan eens gevraagd had naar zijn kerkelijken status. Hij had geantwoord: „dienaar des Woords van de Oakdale Plarkkerk in Grand Rapids". Maar de Nederlandsche broeders karakteriseerden zulk 'Cen relatie: „een wassen neus". Toen de opmerking gemaakt werd dat onze hoogleeraren in de theologie in algemeenen dienst staan, deelde Dr Los mede dat zulks in Nederland anders is. Bedoelde personen worden daar „emeriti" gemaakt. Maar, vroeg men, of dat niet fictief is: een wassen neus? Mannen in de kracht des levens, en toch verklaard „uit den dienst" (e-meriti), terwijl ze wel degelijk in (algemeenen) kerkehjken dienst zijn ? Inderdaad, „of dat geen wassen neus is", werd herhaaldelijk gevraagd? En verder vroeg men: Als alléén een kerkeraad (zooals werd voorgesteld), een permanent lichaam is — en na de vergadering van Classis en SiVnode deze lichamen niet bestaan — wat dan betreffende de door hen gecreëerde deputaatschappen? Hangen die dan ook in de lucht? Als de hamer des voO'rzitters inderdaad bij het scheiden van Classis of Synode het bestaan dezer lichamen termineert, is zulks dan niet evenzeer, feitelijk, het geval wanneer de hamer valt vau den voorzitter des kerkeraads? Dat laatstgenoemde lichaam kan wel heel spoedig worden samengeroe-

pen. Maar dat kan óókvÖbf Classis en Synode gelden, in extra zitting. Ziijn deze kerkelijke lichamen in wezen niet hetzelfde? Is er slechts gradueel verschil — elk lichaam zijnde: suo genere — en geen essentieel verschil ? Zijn die broedere vergaderingen in wezen niet saamgetrokken kerkeraden, met geconcentreerde regeermacht enz.? De laatstgenoemde denkbeelden zijn meer dan eens den onzen in Amerika voorgehouden. Sommigen ervan kwamen tot uiting bij het synodaal debat.

En zoo ging het een poos voort. Tegenover hen die voor abnormale toestanden, niet bestaande toen de Kerkenorde werd geformuleerd, een regeling wilden maken die rekent met de realiteit, stond een andere groep die verklaarde dat beroep op Artikel 15 der Kerkenorde ongegrond was. Dat doelde op kerkelijke „tramps", wandelende Levieten, zonder vasten dienst. Om die nog wat in te binden. En dit kon niet gelden als grondslag voor de voorgestelde regeling. De laatstgenoemd© groep won het in de stemming, ofschoon ze geen groot© meerderheid erlangde. Maar in elk geval, de leden der Synode die zich nog het nauwst verbonden gevoelden aan de KerkenoTde, opgevat in de tot hiertoe onder ons gangbare praktijk, wonnen het.

Het zal, vertrouwen we, onzen „Reformatie"lezers wel blijken dat in het algemeen de Chr. Geref. Kerk in Noord-Amerika nog staat in het teeken van getrouw vasthouden niet alleen aan de leer, maar ook aan de praktijk en usantie der Vaderea. De invloed der Gereformeerde leiders is nog steeds belangrijk, ook al wordt die steeds minder, doordat de Nederlandsche taal niet meer zooveel gebruikt en verstaan wordt als vroeger. Het Engelsch was de taal van alle rapporten ter Synode ingediend, met slechts een of twee uitzonderingen. En schier niets dan Engelsch werd gehoord in al de debatten. Op één punt kwam bovengenoemde invloed echter duidelijk uit. Het besluit der Synode van 1930, den doop toelatend van aangenonieai kinderen, waarvan men niet zeker is dat ze Verbondskinderen zijn, zal opnieuw in studie worden genomen. Voorloopig echter blijft het synodaal besluit van 1930 staan.

HENRY BEETS-.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De Amerikaansche Synode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's