GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een aanvulling en bestrijding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een aanvulling en bestrijding.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Na 1900 veranderde de toestand en voelde men in den kring van „Patrimonium", dat de conelusiën van 1891 wel zeer eng waren geformuleerd. De „twee bedingen" waren goed, doch er diende een uitbreiding aan gegevea te vporden, al moet terstond erkend, dat zij een buitengewonen steun zijn geweest bij de verdere ontvpikkeling van de Christelijke Arbeidersbeweging.

Men vergete echter niet, dat in de voorbijgegane 10 jaren van actie, bij menigen cliristenvrerkman de grenzen waren verflauwd. Terwille daarvan durfde niemand herziening van de conclusion aan de orde te stellen. Doch men zij daarover voorzichtig in zijn oordeel.

Immers het moet erkend, dat niemand tot op dat oogenblik (1900), zelfs tot den huldigen dag (1932), een behoorlijke omschrijving heeft durven geven, wat dan w è 1 een juiste formuleering zon zijn van een werkstaking en welke staking nu eens precies op het eerste bericht voor een christen werkman geoorloofd is 9).

Ik mag ten bewijze hiervan, als eene illustratie hiervoor, vervrijzen naar het debat in de Tweede Kamer, bij de behandeling van d e w e t regelende de Arbeidsovereenkomst in het jaar 1907 onder minister Van Raalte.

Meer dan een vollen dag heeft de Kamer zich met het vraagstuk van de werkstaking bezig gehouden, ondanks de aanwezigheid van prof. Drucker, de eigenlijke vader van deze wet. Het debat was somtijds hopeloos verward.

Dat moet ons echter niet bevreemden.

Immers wij hadden in 1902 de leerlingenstaking bi] de diamantbewerkers; in 1903 de Januari-staking bij het spoorwegpersoneel, die een inleiding werd op de algemeene staking van 6 April in datzelfde jaar.

Het gevolg is geweest, dat gedurende de eerste viet maanden van 1903 zoo wat de geheele bevolking zicb heeft bezig gehouden met dit strijdmiddel.

Ik wil hier even ingaan op wat u in een uwer artikelen schreef, omtrent het verbod van staken voor hel personeel in overheidsdienst.

Minister Kuyper kenschetste in de Tweede Kamer in 1903 zulk een staking aldus:

„Ei" is in het land een Overheid. IMe Overheid re-„geert niet absoluut, maar constitutioneel in overeen-„komst met de historisch verkregen rechten en vrij-„heden van ons Volk. Wat ligt nu in de gedachte, dat „er een Overheid is? Dit, dat door die Overheid long's „conatitutioneelen weg eene wet wordt 'gesteld, en dat „elk goed Nederlander zich als er een wet tot stand „komt, dïiaraan heeft te onderwerpen. Daartegenover „stelt zich nu echter een macht in den Staat, eene „macht die absoluut regeert en waarbij elke constitu-„tioneele waarborg ontbreekt, een macht gelijk onlangs „werd aangediend, evenals een machinist die op een „locomotief staat, slechts even aan een schroef heeft „te draaien om de geheele Overheidsmachine te doen „stilstaan. Door die macht wordt de Overheid bij eeni; „staking bedreigd."

Wil men betreffende deze kwestie een goed overzichl hebben, dan is het goed na te lezen, wat dienaangaande is geschreven als toelichting bij de stakingswetten van 1903; uit een en ander zal blijken, dat wij een weinig voorzichtig moeten wezen in ons oordeel over onze geestverwanten uit vroegere dagen 10).

Er zijn er die na al het gebeurde in de laatste jaren hunne zienswijze hebben veranderd. In eene in 1918 gehouden vergadering van het C.N.V. te Arnhem, is de volgende stelUng verdedigd en ongetwijfeld ook aeinge-

„Aan personeel in publieken dienst mag in hét ge-„meen het recht van werkstaking niet worden „ontzegd. Natuurlijk moet echter uitzondering ge-„maakt worden voor hen, die in dienst zijn van de „Overheid als zoodanig en in hun arbeid voor of „namens deze handelen."

Wij vinden in deze uitspraak een anderen gedachtengang openbaar worden, dan wij in 1903 huldigden. Ik laat deze uitspraak dus voor rekening van het C.N.V. 11).

Na al wat ik boven schreef, mag u van mij verwachten, dat ik het recht van werkstaken voor een christenwerkman meen te kunnen verdedigen 12). Het staat daarbij altijd vast, dat men zeer ernstig moet overwegen hoe een staking inwerkt op de publieke opinie, of een groot aantal arbeiders zich in hun geweten bezwaard achten en dus willen dooi-werken en of de patroon in zijn bedrijf voldoende vervangers kan bekomen, die de plaats der stakers innemen 13).

Mij dunkt, het reclit van werkstaking voor een chistenwerkman te verdedigen, is niet moeilijk.

Het is daarbij echter noodig, dat wij de kwestie zuiver stellen, met name in de onderlinge verhoudingen.

God heeft een christenwerkman toegerust met de gave tot werken. Hij is voor het gebruiken van die gaven verantwoordelijk tegenover den Gever. Het is echter voor hem een onvervreemdbaar bezit en hij heeft daarover de volle vrije beschikking, met deze restrictie, dat hij over het gebruiken van deze gave, of wel het ongebruikt laten er van, verantwoordelijkheid verschuldigd is aan God.

Hij heeft deze gave van arbeiden ontvangen, om zich met het gebruiken er van het noodige levensonderhoud te verzekeren 14). En gaat hij tot de formatie over van een gezin, dan wordt het werken voor hem een plicht, 15) opdat hij in den onderhoudsplicht van zijn gezin kan voorzien. Doet hij zijn arbeid naarstig, dan wordt hij door God ruimschoots gezegend.

Het spreekt, elk christenwerkman moet van dezen plicht tot werken en de verantwoordelijkheid voor zijn gezin zich ten volle bewust zijn, doch onder dit alles behoudt hij het zelfbeschikkingsrecht 16) over de hem geschonken arbeidsgave.

In „De Standaard" van 19 Oct. 1916 lezen wij:

„Behoudens deze beide excepties echter — genoemd „in de 3e conclusie van het congres 1891 — moet wel „terdege op het recht van staking nadruk wor-„den gelegd. Er kan misbruik van worden gemaakt „en dit moet verhoed, maar op zich zelf verblijft aan „elk werkman het recht, zelf te bepalen of hij zijn „arbeid leveren wil, al dan niet."

no Deze opvatting deelt men ook in het Verbond „Patrimonium".

Moet een christenwerkman zich er ten volle van bevrast zijn, dat hem van God gaven tot werken zijn verleend; dat hem plichten tot werken zijn opgelegd, toch is er een drietal mogelijkheden gebleven, die hem. vrijmoedigheid kunnen geven, werk te weigeren.

De eerste mogelijkheid om rechtens het werk te weigeren, kan gelegen zijn in zij n persoon. Het kan n.l. zijn, dat hij zich lichamelijk niet in staat voelt het werk te volbrengen; of ook, dat hij meent de verantwoordelijkheid voor het werk niet te kunnen dragen; als ook, dat hij verstandelijk zich onbekwaam gevoelt en ten slotte wanneer de patroon hem zou willen aanzetten tot daden, die hij ontoelaatbaar acht.

De eerste grond hier genoem.d, zal wel zeer zelden aanleiding geven tot staking. Het brengt dus geen verschil van meening 17).

De tweede mogelijkheid kan liggen in de soort en de aard van het werk. Ik bedoel hiermede niet een gezochte oorzaak, wat er b.v. bij menige staking wel eens op gelijkt. Neen er kunnen wezenlijk redenen zijn — in de Tabaksindustrie en Havenarbeid vond men dat dikvidjls zoo — waarbij een christenwerkman met volle vrijmoedigheid het werk mag weigeren en zijn collega's overhalen tot een coUectiel neerleggen van den arbeid.

Natuurlijk naar vaste regelen en onder leiding van den vakbond. En die hier dan beslist hebben te letten op God, die boven hen is, op het werk, dat voor hen is en op het gezin, dat achter hen staat 18).

De derde mogelijkheid kan voor een christenwerkman liggen in omstandigheden van algemeenen aard. Het is hier met een enkel voorbeeld duidelijk te maken. Een los werkman heelt over 'npaar dagen werk te wachten; werkzaamheden, die tot zijn bedrijf behooren, een werk, dat eenige dagen werk van hem vordert. Wanneer er echter iemand komt in den korten tijd van wachten en bij de vraag tot werken dat meerdere in uitzicht, zijn werk gevaar loopt voor hem voorbij te gaan, dan is er voor hem een geldende reden, dat momenteele opgekomen werk te weigeren 19).

Dit voorbeeld is met vele andere aan te vullen. Zeker ik geef toe, dat dit laatste individueel is, doch hieromtrent is een geheele gangbare wijziging gekomen, sedert de vakbeweging zulk een hooge vlucht heeft bereikt en in staat is de leiding te nemen.

Daarmede zijn de individueele gevallen van karakter veranderd 20) en het is niet de man zelve, die hier oordeelt over zijn recht of zijn bezwaar, doch het is de vakbond, die hier de leiding neemt krachtens organisatorisch verband. Door dit feit worden er stakingen geforceerd, die moeten worden afgekeurd, ondanks, dat de Christelijke pers op instigatie van de leiders ze ons komt aanprijzen 21).

Heeft evenwel een christenwerkman voor zich het recht individueel het werk neer te leggen, dan heeft hij dat óók in collectief verband 22) onder leiding van de organisaties. Maar door de overdracht van dit recht aan de organisaties, komen de gevaren en wordt het recht om zelve te beslissen, aan de organisaties overgedragen, zoodat door de helft plus een wordt bepaald 23), of er zal worden gestaakt en wordt mitsdien het beschikkingsrecht van den eigenaar verlegd naar de vergadering.

De verantwoordelijkheid komt dan voor de leiding, wat zoo licht tot roekeloosheid aanleiding geeft; 24) want het is bekend, dat de leiding weer gebonden is aan de leiding van anderen. Er is een tijd geweest, dat men hoopte, dat de Christelijke arbeidersbeweging daarop een gunstigen invloed — een enkele maal gebeurde dit wel — zou weten uit te oefenen, doch daarin wordt de maatschappij wel eenigermate teleurgesteld 25).

Dit doet evenwel in geen enkel opzicht tekort aan het feit, dat een christenwerkman het volle recht heeft, zijn arbeidsgave te weigeren, wanneer hij oordeelt, de verantwoordelijkheid van deze weigering te kunnen dragen en Gods zegen er over in kan wachten.

Resumeerende staat volgens mij vast:1. dat men in 1891 een besluit heeft genomen, in het volle besef, dat het principieel juist was en dat het vaststellen van dit besluit noodzakelijk werd geacht door de omstandigheden;

2. dat het recht van werkstaking voor een christen werkman ontwijfelbaar vaststaat en hij daarvan gebruik mag maken, teneinde verslechteringen in zijn positie als loonarbeider tegen te gaan, of wel verbeteringen te bereiken; 26).

3. de ontwikkelingsgang in het maatschappelijk leven, dwingt menigmaal de vakbeweging gebruik te maken van het wapen der werkstaking; 27).

4. waar de christenwerkman onder den drang der omstandigheden zich heeft moeten aansluiten bij zijn vakbond, heeft hij de beslissing over het stakingsrecht overgedragen 28) aan de leiders der vakbeweging, waardoor gevaar voor misbruik van dit recht niet is uitgesloten.

terneuzen.

HUIZINGA.

9). Wat dunkt U van de formuleeringen van socialistische en anarchistische zijde gegeven? Een rijke bloemlezing daarvan gaf Ds J. G. Sikkel reeds in ziijn „De Vrijmaking van den Arbeid" (Hoofdstuk III). DaajiLkomt wel heel schrijnend uit het karaiter van de werkstaking als zeer belangrijk hulpmiddel in de ANTIchristelijke „beweging".

Heeft U bezwaar tegen de door mij gegeven formuleering („De Reformatie" 19/8/1932)? Ik weet, zij is meer in negatieven zin gesteld. Maar ik heb getracht daarin toch eenig houvast te geven.

10). De redevoeringen, vooral van Dr A. Kuyper, heb ik gelezen. Overigens ben ik mij niet bewust, de „geestverwanten" van dien tijd in afkeurenden zin in mijn beschouwingen te hebben betrokken. Mijn strijd gaat tegeu wat ik als afwijkingen zie, heden, in de hoop, dat wij in de toekomst meer zullen doen in den geest der vaderen.

11). Ik ook! Evenals die andere stelling van den heei Ruppert (cursus C.N.V. 1918), waarin een staking „tijdens den duur" van een overeenkomst, al niet meer volstrekt uitgesloten werd verklaard. Men ziet de kracht, heden ten dage, van de bekende „twee voorwaarden"!

12). Ik kan dat ook doen, gelijk ik uitdrukkelijk schreef. Maar aanvaardt U nu ook de absolute band aan het arbeids-g e b o d?

13). Als U hiermede bedoelt, dat al zulke omstandigheden, „tactiek" dus, beslissend, zelfs van eenigen invloed zouden moeten zijn op het nemen van het besluit: wèl of niet staken, dan sta ik zeer beslist tegenover U. De staking, aanvaard als aUeen geoorloofd, indien zij ia een concreet geval beschouwd mag worden als door Goi geboden, moet begonnen, ook al was alles tegen. En bij twijfel omtrent de aanwezigheid van zulk karakter onthoude men zich, opdat men niet zondige, doch niet, omdat de kans van slagen eenige procenten meer of minder is.

14). Dat is het tweede doel; het eerste is: het vervullen van het gebod, als mede-werker Gods.

15). Toch niet eerst „dan"? M.i. dan niet meer dan voor ieder ander. Alleen de niet-vervulling daarvai" krijgt dan een nog-ernstiger karakter, zooals er graden zijn in de zonde en in de straf daarop.

16). Het gebruik van dit woord kan gevaarlijk wezen; het zou ons kunnen voeren tot die opvatting, welke de arbeidskracht tot een handelsartikel degradeert. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn recensie in „De Reformatie" van 10/7/1931, bij de citaten no. 1 en 2.

17). Accoord, 18). Ik verwijs hierbij naar mijn vroeger artikel. Het

kan zijn, dat U en ik hier kunnen samengaan, maar het geval is te algemeen gesteld, dan dat een conclusie van „accoord", zonder meer, mogelijk is.

19). Tot mijn spijt moet ik verklaren U hier niet te begrijpen. Overigens verwijs ik naar 18.

20). Ik ontken dat in zijn algemeenheid en herinner eraan, dat èlk individu een eigen verantwoordelijkheid jegens God draagt en blijft dragen.

21). Begrijp ik U goed, dan keurt U dus ook af, erkent U althans het groote gevaar van dien „overgang" van „individueel" naar „organisatorisch" of gemeenschappelijk.

22). Ik zou willen zeggen: natuurlijk als n.l. ook die anderen in dezelfde, het „recht" scheppende omstandigheden verkeeren. Maar dan moeten wij het eerst goed eens worden over de vraag, wanneer dat „recht" bestaat. Verder v rwijs ik naar 20.

23). En moet dus door die „helft plus een" worden uitgemaakt of IK, als stakende arbeider, wel of niet rebelleer tegen God? U gaat in zeer bedenkelijke richting, wanneer TJ in de hier volgende woorden verklaart, dat „het beschikkingsrecht van den eigenaar verlegd (woidt) naar de vergadering". Hiermede wordt de werkwillige ge-en veroordeeld; wie niet in zijn geweten overtuigd is van het — van Godswege — geoorloofde der staking, zal zich toch maar moeten onderwerpen? Zoo halen we binnen en sanctionneeren, in de consequentie van Uw ledeneering, de terreur.

24). Ook Prof. Fabius heeft hierop reeds gewezen in „Sociale Vraagstukken", (Leiden, 1905), blz. 128.

25). Dit zal veranderen, indien onze mensohen gaan opvolgen het advies van Prof. Pabius (zie 1) en ook aanvaarden of weerleggen de gedachte, door mij ontvouwd. Ik laat nu nog onbesproken de gezags-idee, door Dr B. Wielenga in 1903/4 tegenover Talma verdedigd.

26). U is m.i. op den verkeerden weg door te leeren, dat voor dat op zichzelf geoorloofd streven nu ook al de staking mag worden gehanteerd.

27). De christelijke vakbeweging nooit meer of minder dan den individueelen arbeider.

28). Maar wanneer dan die leiders, zooals U mogelijk I stelt, „misbruik" maken van hun bevoegdheid, dan is de individueele arbeider daarom nog niet verplicht de instructies der „leiders" op te volgen; de arbeider blijft zijn eigen verantwoordelijkheid tegenover God dragen en moet het daarom aandurven in zulke omstandigheden tegen zijn eigen leiders te staken.

A. SCHILDER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Een aanvulling en bestrijding.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's