GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hond in gedachtenis het hachelijke punt.

Het i.s coed, te weten, welke afstand ons van de etmsonen Soneiat len aanzien van Jaytiel en ütiristus. Daarom citeer ik weer Prof. v. d. Leeuw uit het „Algemeen Weekblad":

Wij spraken onlangs over de klacht, dat het zoo moeilijk is te preeken op Hemelvaart. Maar die klacht vermenigvuldigt zich op Pinksteren. Een prediker zei het eens zoo : op Kerstmis heb je altijd die prachtige Kerstgeschiedenis, op Paschen heb je dat aandoenlijke gaan naar het graf — al blijft het ledig graf dan ook altijd een hachelijk punt, en in het ergste geval de Emmaüsgangers.

Aangenomen — wat voor ons zekerheid heeft — dat Paulus het ledige graf heeft geloofd, wordt dus de tekst: houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de dooden opgewekt is, zóó, als hij hierboven staat. Of ook (1 Cor. 15): als dat hachelijke punt (het ledige graf) niet aanvaard zou mogen worden, dan.... zijn wij nog in onze zonden.

Nie paniekerig word nie.

Uit „Die Kerkblad", 21 December 1932 : Ds G. H. J. Kruger waarsku dat ons nie paniekerig moet word niet: die geestelik doodse tyd was daar altyd (vergelyk die tye van die profete Jeremia en Jesaja).

Een opmerking, die appelleert aan de onjuiste theorie, dat l'histoire se repète; maar die in het licht van de voortgaande heilshistorie en van het voortschrijden van den repetitieloozen „dag des Heeren" veel van haar vertroostende kracht verliest. Al heeft dan ook de profetie, die ons op het ergste voorbereid heeft, ons gewaarschuwd tegen paniekerigheid. Nie paniekerig wor nie. Neen, nèt nie. Er op rekenen.

Belijden, - „een iegelijk in zijn eigen taal”.

Een inzender memoreert in „De Geref. Kerk" (herv. conf. weekbl.) aan volgende woorden van Prof. v. d. Leeuw in het „Algem. Weekbl." (ethisch):

„Wanneer wij in de Kerk zijn bel ij den wij ons geloof. Wij doen dat tezamen, ja, meer dan dat: met de gansche christenheid, in de gemeenschap der geheele kerk. In den eeredienst zoeken wij niet ons woord, maar dat der Kerk. Wij vragen niet of wij het met elke uitdrukking der belijdenis „eens" zijn. Tenminste, dat behooren wij niet te vragen. Mede belijdende met de gemeente hebben wij doel aan den ganschen rijkdom der Kerk. Op zichzelf zi, in de woorden van de belijdenis, ook van de oecumenische belijdenissen, geen adaequate uitdrukking van het Christelijk geloof. Maar in het levende contact van God en gemeente worden zü levend en dragen zij zoowel het geloof van den enkeling als dat der geheele Kerk, hier en gindjs, in heden en verleden, daarboven, hier beneden."

Inzender is het daarmee niet eens, noemt het een drogreden :

Als wij b.v. met den mond uitspreken : „I k geloof in Jezus Christus, Gods eeniggeboren Zoon, onzen Heer, die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria, " maar wij twijfelen in ons hart, of gelooven niet dat Hij van zoo onmiddellijk-Goddelijke afkomst is als toch onweersprekelijk de bedoeling van deze uitdrukking is, belijden wij dan tezamen met hen, die dat van gansoher harte gelooven? Wat beteekent dan het: „Ik geloof", als ik het niet geloof?

Inzender vervolgt: Een wonderlijken indruk maakt ook wat Prof. v. d. Leeuw in hetzelfde stuk zegt: „Slechts wanneer een iegelijk in zijn eigen taal (bedoeld is hier zeker : de woorden die hij uitspreekt en hoort met zijn eigen inhoud vult) spreekt en luistert, dan komt de Heilige' Geest.

Hoe komt de schrijver daaraan? Eenvoudig doorde feiten achterste voren te zetten, door 't gevolg te zetten op de plaats van de voorwaarde. Het feit van de komst des Heiligen Geestes ging vooraf, daarna volgden het spreken en het luisteren. Prof. v. d. Leeuw draait eerst de feiten om en gaat dan zijn conclusies, trekken. Om een populaire uitdrukking te gebruiken: „zoo kun je wel'aan den gang blijven".

Inderdaad, zoo kun je aan den gang blijven, met bijbellezen, of koranlezen, of de krant-lezen, dat doet erniet meer toe. Want zoo vindt ieder argumenten voorelke meening.

Struisvogelpolitiek.

Uit een kerkeraadsverslag van de te Haarlem gevormdegemeente bij het z.g. hersteld verband :

Broeder en zuster uit Hillegom, verzoeken met hun gezin attestatie naar de Herv. Kerk aldaar. Dit met het oog op den afstand, waardoor een geregeld kerkelijk meeleven zeer bemoeilijkt werd. De kerkeraad - moet hierin berusten.

Aldus: de Gereformeerde Kert niet zien. Maar reali-, seert men zich niet, nóch ia „Onder Eigen Vaandel", nóch hier, dat de Hervormde Kerk, ondanks al het hedendaagsche afgeven op Assen, vandaag Dr Geelkerken af zou zetten, als hij in de Hervormde Kerk begeerde te leven, laat ons zeggen, naar de kerkorde-v. d. Brink, gepubliceerd in , , Woord en Geest"?

Het zout.

In het „Algemeen Weekblad" schrijft een inzender ;

In het „Algemeen Weekblad" van 13 Januari j.l. komt een „Overdenking" voor over den bekenden tekst: „Gij zijt het zout der aarde". Ik las de korte „preek" met groote in.stemming.' lic vrees wel eens, dat ons volk nog te gronde zal gaan aan pogingen van sommige zeer actief optredende groepen uit de Christenheid, het zout als bedoeld in 3.£„< , '„. E , lo ovoijo, ! iltiimoiidik op te 'leggen, of hst— angstvalhg bijeen te schrapen.

Even later :

En nu vind ik het juist zoo droevig, dat vooral van; Gereformeerde zijde voortdurend feller gereageerd wordt togen deze z.g.n. „neutrale organisatie", gelijk, het dan zoetsappig heet.

Tot zoover inzender. Moet het zout nu worden bijeengebracht, om zout tezijn der aarde, of moet het o n v e r g a d e r d in het zee water blijven ?

„Zeggen en doer”.

„De Wekker" komt terug op wat ik schreef over Piè.

Lindeboom. Het blad zegt : Verstoppertje spelen achter den persoon van Sl'-Kuyper moet „De Reformatie" niet doen. De Synqcder Gereformeerde Kerken heeft deze, door Lindeboói zoo sterk gehekelde ongereformeerde leer, g e h a nKh a a f d. | i

Tot zoover „De Wekker".

Wat hier staat, is niet waar. Het zal den Docent nie, gelukken aan te toonen, dat wat Prof. Lindeboom ml Dr Kuypers woorden als mogelijke consequentie of vooronderstelling haalde, om dan te zeggen : a 1 s het zoo moet, dan is er verschil van belijdenis, — door de Gereformeerde Kerken in 1892 (want daar ging het tocheigenlijk over? ) of zelfs maar in 1905 geleerd is. I

Overigens spelen wij voor ons niet verstoppertje achter 1 den rug van Dr Kuyper. We vinden dien rug erg breed, I maar niet zoo breed als de Chr. Gereformeerden hem ' vinden. Zij toch zien een heele kerk er achter schuil gaan ; wij zagen met Lindeboom den persoon Dr Kuyper schuil gaan achter den breeden rug der kerk.

Overigens ben ik er volmaakt zeker van, dat als vandaag iemand in de Chr. Geref. Kerk de exegese, die Dr Kuyper Jr. van de bijbelplaatsen inzake Paulus' wedergeboorte gaf, eens overtuigend zou vinden, en o p grond van die exegese diens conclusie overnam, die man n i e t uit de Chr. Geref. Kerk zou worden weggezonden. De Chr. Gereformeerde leiders schrijven in het wilde weg ; komt er een actueel geval, dan — zie geval-Berkhoff.

De cheque in het kerkzakje, en nog wat.

Amerika is toch altijd 'n land der nieuwe dingen. Tot in het collecteeren toe.

„De Groene Amsterdammer" verhaalt van een juffrouw en een cheque, aldus :

Bij een collecte in een kerk in New-York lag op een Zondag een cheque op de schaal; deze cheque was afkomstig van een vrouwelijke student en was goed

voor een bedrag van 20 kilowatt van haar eigen energie. De predikant had juist over dit onderwerp „gepreekt", wat even vreemd aandoet, daar ik zelf mijn artikels nooit als preeken heb aangevoeld. Gelukkig was de predikant in deze moeilijke materie thuic en zei, dat hij het meisje administratief werk voor de kerk zou laten doen gelijkstaande met „20 kilowatt kracht". Ik vrees, als dit bericht juist is, dat de predikant toch niet heelemaal van de finesses op de hoogte is, want hier is geen sprake van kracht, maar van „20 kilowatt a r b e i d". Maar deze fout wordt meer begaan.

De schrijver in „De Groene", Dr P. van Gist, zegt «sr van :

Men geeft dan niet het gold, dat men met zijn üchaamsarbeid verdiend hoeft, maar men geeft onmiddellijfc deze lichaamsenergie zelf. Men doet dit het eenvoudigst door zich bereid te verklaren een of ander werk te verrichten zonder loon. Ik ben geen econoom, maar mij dunkt toch, dat ik zoo iets reeds eerder heb hooreu verluiden, voordat deze Amer'kaansche dominee er over preekte.

Och ja, dat element zat al verwerkt in de offerwetten van Israël. Daarom joeg Christus ook de sjacheraars uit - den tempel : men wilde volstaan met zooveel-pondvleesch, maar liet na (onder meer) zooveel-uurapbeid-van het zelf transporteeren van het beest. - Wat het berekenen betreft :

Nu is gebleken uit diverse proef-metingen met volwassen, gezonde, goed gevoede mensohen, dat een mensoh gewoonlijk werkt met een effect YSLD één kilogrammeter per seconde. Dat beteekent dus dat de studente in quaestie 2040 sec., of 34 min. werken zal zoo hard als een gemiddeld mensch werkt aan een of ander gemiddeld werk. Dat kan spierarbeid zijn, maar daar de kerk een bij uitstek geestelijke instelling is, is het misschien te verkiezen, dat zij verstandswerk doet, b.v. administratie voeren gedurende dat dikke halve uur of zoo iets. Het zal verstandig zijn van den dominé, als hij niet al te precies is bij het berekenen van dezen arbeid, want dan zou hij geestelijk heel wat meer arbeid moeten leveren dan de studente, alleen door de kopzorg om er precies achter te komen of ze niet te veel of niet te weinig heeft gedaan.

Even later :

Ondenkbaar is het echter ook niet, dat de dominé en de studente het verschil van een K.W. en een K.W.U. niet goed in het oog hebben gehouden, zooals meer menschen dat doen. Een K.W.U. of kilowattuur is de arbeid van één K.W. één uur lang en deze arbeid is dus 102 X 60 X 60 = 367200 kilogrammeter. Indien de juffrouw dit inderdaad bedoeld heeft, zou zij dus 367200 seconden den gemiddelden menschenarbeid moeten verrichten. Dit is dus 102 uur en berekend naar een arbeidsweek van 45 uur is de cheque goed voor twee en een kwart week arbeid. Dit is inderdaad royaler en de kerk heeft hier iets aan.

Inderdaad, als 't zóó bedoeld is, heil dan de juffrouw Ze zou een prachttype zijn voor Amandi van de Westlandsche Kerkbode. Deze schreef in dit orgaan in verbajid met het Jaarboek der Gereformeerde Kerken :

Wat het statistisch overzicht betreft, blijf ik over •de waarde ter vergelijking nog altoos zeer twijfeljnoedig.

Reeds vroeger wees ik er op in onze Kerkbode, dat we weinig waarde aan deze cijfers kunnen hechten en - er allerminst den wasdom of den teruggang van ons zielental uit kunnen opmaken, zoolang we niet een ••algemeenen t e 1 d a g hebben.

Ik stelde voor 1 October. Als alle kerken dan hunne zielen tellen, wat bij een goed bijgehouden statistiek cene kleine moeite is en die gegevens insturen, kan er van eene vergelijking sprake zijn. Een der schrijvers in „De Bazuin" las dit, en schreef er dit over :

De toldag is er. Maar wie ziet de „telgangers"? Ik vrees, dat we ze tellen kunnen, en dat van het tellen geen ver-tellen, maar ook geen vertellen komt. — Overigens zou 't prachtig zijn, als 't lukte.

De man vreest dus, dat 't niet veel worden zal. Sommigen' denken dat 't 'n soort van aanleg is, dat denken n.l., dat het niet veel worden zal n.l. Maar willen ze hem genezen, dan moeten ze Amandi maar cheques sturen van zooveel kilowattuur. Dan wordt in het Westland zeker een teldag gehouden.

De Christelijk Gereformeerden en de schending van de belofte in de Acte van Afscheiding.

Ds C. V. d. Woude herinnert in „Leeuwarder Kerkblad" aan een van ziJn vorige artikelen :

Men zal zich herinneren, hoe de bestaande scheiding tusschen de Chr. Geref. en ons door mij werd betreurd, en ik de opmerking maakte, dat er in het hart van vele Christelijk-Gereformeerden nog wel iets om zou gaan, als zij in de Acte van Afscheiding lezen, dat onze vaderen „gemeenschap wilden oefenen met alle ware Geref. lidmaten en zich wilden vereenigen met elke op Gods Woord gegronde vergadering, aan wat plaats God dezelve ook gesteld heeft."

Ik wees daarbij op een geschrift van Ds van Velzen uit 1887, waarin hij, met het oog op de vereeniging van Afscheiding en Doleantie, de opmerking maakte : „Wie deze samenwerking niet met al zijn vermogen bevordert, handelt in strijd zelfs met de Acte van Afscheiding der eerste uitgetreden gemeente in ons land", enz.

Op Ds V. d. Woude's artikel werd geantwoord door een plaatselijken Chr. Geref. voorganger. Ds Kremer :

Ds Kremer vraagt, of van alles, wat de Doleantie presenteerde, kerkrechterlijk en dogmatisch, nu zoo maar kan gezegd, dat het op Gods Woord was ge­ grond, zonder dat hij echter bepaalde z.i. afwijkende pimten noemt.

Zou deze schrijver nu heusoh gelooven, dat „van alles wat de Afscheiding presenteerde, kerkrechtelijk en dogmatisch, nu zoo maar kan gezegd worden..." enzoovoorts.

Ik antwoord : neen. Maar wat beteekenen die argumenten dan? Het was in de eerste jaren der Scheiding een conglomeraat van meeningen (ook zeer kettersche); als men daar eenmaal oog voor heeft, krijgt men nog meer medelijden met en afkeer van het drijven der Chr. Gereformeerde leiders, die al maar weer citaten van Dr Kuyper herdrukken (och arme) en weigeren te vragen naar de beteekenis van een formulier van eenigheid als middel tot beslechting van geschillen. , Ds v. d. Woude zegt terecht :

De basis voor een eventueele vereeniging van kerken moet steeds zijn een overeenstemming in belijdenis, en kan nooit wezen een overeenstemming van gedachte tusschen alle personen.

Wie het laatste wil, heeft den weg van separatie en doleantie verlaten, en is in den weg van het separatisme gekomen. Hij draagt in het kerkelijk leven een beginsel in, dat, bij consequente toepassing, tot steeds scherper versplintering voert. Men zie het droeve voorbeeld bü de 'Oad-'Gereformeerde groepjes. Gelukiig heeft men in 1891 anders gedaan.

Even later:

Zelfs de Chr. Geref. Synode van 1888, waarop Ds Kremer zich beroept, en waarvan hij het betreurt, dat „de lijn" van deze Synode later is losgelaten, sprak in haar schrijven aan de Synode der Doleerende kerken uit, dat „eenheid van Schrift en Belijdenis, van kerkenorde en liturgie, van oorsprong en taal, naar het Woord Gods ook eenheid van kerkelijk leven eischt. Ons is met U de overtuiging gemeen, dat alle gescheiden leven tusschen zonen van hetzelfde huis als zonde geoordeeld is voor God, en dat wij daarom wederzijds niet rusten mogen, eer datgene wat ons Vereent, getriumfcerd heeft over wat ons scheidt".

Misschien zal Ds Kremer van deze schoone uitspraak der door hem zoo hoog geprezen Synode van 1888 zeggen, dat hij die volkomen beaamt.

Zooals hij pok beweert het boven geciteerde woord van Ds van Velzen ten volle te onderschrijven. Maar wat baat zulk een onderschrijving, als hij aan de consequentie daarvan zich terstond weer onttrekt met de woorden : „De roeping tot vereeniging is er altijd, maar dan moet wat men vereenigen zal, ook één z ij n !"

Als dat laatste zinnetje zóó moet worden uitgelegd als de Chr. Geref. leiders het m hun zelfverdediging doen, dan waren de afgescheidenen nooit bij elkaar gekomen. Die waren — nog eens zij het gezegd •— in den aanvang allesbehalve één. Zie maar hun synodale acta, zie óók Prof. Bouwman : Crisis der Jeugd.

Aanhouden maar ! We moeten deze menschen niet zonder waarschuwen zich laten bezondigen aan jubileumspeeches in 1934. We moeten ze broederlijk behandelen, d.w.z. meehelpen tot hun bekeering in het kerkelijke.

„De Heraut” contra „De Wekker” inzake de gezangen, die wij aan de door „De Wekker” gehandhaafde gezangen willen toevoegen.

„DG Heraut” spreekt afkeurend over het geschrijf van „De Wekker” en z'n tendentieuze artikelen inzake „eenige gezangen". We lezen :

.... althans zoover ik heb kunnen nagaan, was het bij geen dezer Vaderen der Afscheiding te doen in dien strijd om de theoretische vraag, of het zingen van Gezangen naast de Psalmen op zichzelf geoorloofd was, maar een zeer besliste afkeer van den inhoud der Evangelische gezangen, die de Synode met dwang invoerde, zooals genoegzaam blijkt uit de enkele zinsnede, die we uit het door de Cock uitgegeven pamflet aanhaalden. Men zag in dezen Gezangenbundel niet anders dan een poging van de nieuwe richting, die in de Hervormde Kerk den toon aangaf, om bij het volk de ware Gereformeerde leer, waaraan dit volk nog trouw was, langzaam te verzwakken en te ondermijnen en, zooals het heette „eene valsche en leugenleer in te voeren".

Even later :

Niet tegen het zingen van gezangen, maar van dezen door de Synode met dwang opgelegden Gezangenbundel om zijn h.i. gevaarlijken inhoud ging de strijd.

„De Heraut" laat met een beroep op de historie :

... .gevoelen, waarom het o.L.voor de Vaderen der Scheiding, aan wier heldenmoed vooral in de vervolging we vollen lof toekennen, geen eere is, wanneer men als het eigenlijke motief, als de diepste grond van hun verzet tegen de Synode en hun breuke met de Hervormde Kerk de gezangenquaestie voorstelt; vooral wanneer daarbij dan de voorstelling wordt gegeven, alsof 't ging om de vraag of men gezangen zingen zal of niet. De eenheid der Kerk in een land is een zoo hoog belang en heeft voor het nationale leven een zoo groote beteekenis, dat een breuke, die tot verdeeling der Kerk leidde, nooit geoorloofd is dan wanneer de waarheid Gods wordt aangetast, zooals Calvijn heeft gezegd, want de waarheid gaat boven de eenheid der kerk. Een breuke, die alleen haar oorzaak zou hebben in de gezangenquaestie, kan daarom nooit worden goedgekeurd. Ik spreek dit zoo beslist mogelijk uit, omdat Gods Woord ons het zingen van gezangen noch verbiedt, noch voorschrijft, zoodat dit aan de vrijheid der Kerk is overgelaten.

We vermelden dan nog dit citaat :

De Gezangenstrijd is aanleiding geweest, omdat men in die Gezangen een bewijs zag van de afwijking der waarheid Gods en een middel om 't volk van 'f geloof af te brengen. Maar de diepere oorzaak was, dat de Vaderen der Afscheiding hebben ingezien, hoe de belijdenis feitelijk werd losgelaten, de Groninger richting de overhand kreeg en van de Synode evenmin als van den Koning, op wien De Cock zich nog beroepen heeft, eenig heil was te wachten. In de acte van Afscheiding te Ulrum opgesteld, wordt over de gezangenquaestie met geen woord gerept.

Deze nuchtere kijk op de geschiedenis stelt het in onze pers algemeen als onwaarachtig gequaUficeerd bedrijf van

„De Wekker” in het rechte licht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's