GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een ander geluid.

Een ander geluid dan Prof. Dr H. Visscher laat Prof. Lindeboom van Groningen hooren in „Kerk en Wereld" over de Gerefomieerde Kerken, Met opzet laten wij, om niemand onaangenaam te zijn, en het woord in zijn algemeenheid te laten staan, weg hetgeen in Prof. Lindeboom's artikel op plaatselijke gebeurtenissen ziet, ook al, omdat wij daarover niet kunnen oordeelen; het is ons alleen te doen om de algemeene typeei-ing, zelfs losgemaakt van de vergelijking:

Spreken wij liever onze hulde uit voor het Gereformeerde Kerkbestuur, dat zich weet Ie stellen op zoo hoog en breed standpunt. Het is niet do eeriSte maal, dat wij kunnen opmerken, hoe daar in de Ggfeformeerde Kerken vaak meer breedheid van 'blik, , > weer waardeering voor de uitingen der cultuur aanwezig is, dan in den donkeren muffen hoek van de uiterste rechterzijde onzer Ned. Herv. Kerk. Bij dergelijke verhoudingen verwondert men zich niet, dat do Gereformeerde Kerken groeien in getal, kracht en invloed, terwijl de rechtzinnige meerderheid onzer Kerk haar kracht vindt in benepen negativisme. Een kracht, die steeds meer blijkt zwakheid te zijn.

Deutsche ptoblemea.

In Delft is in Hen'ormde kringen een kleine meeningsverscheidenheid inzake het al of niet bouwen van een nieuwe Chr. school in een bepaalde wijk der stad. Op zichzelf geen ding, dat hier vermelding noodig heeft. Toch interesseeren we ons voor de kwestie; we denken immers nog steeds aan de opmerking van Prof. Dr H. Visscher, die ons wilde laten gelooven, dat de keus van sommige Hervoi-mden, die de Herv. Kerk verlaten en een ander kerkelijk instituut zoeken, een heusche oordeelvelling over de door hen voorbijgegane instituten inhoudt, en dat dit oordeel een ernstige reden tot nadenken voor laatstgenoemde is. In dit verband wezen wij er op, dat het heusch zoo'n wonder niet is, als vele Hei-vormden in hun zoeken onzeker, en allerminst legislatief zijn in hun zoeken, omdat ze herhaaldelijk vooraf een heel eigenaardige geestelijke leiding hebbein gehad. Ik noemde bij wijze van voorbeeld Delft, de plaats, waar ook Prof. Visscher's voetstappen staan. Bij wijze van illustratie nu vait te wijzen op enkele uitingen, ontleend aan Delftsche bladen, zulks dan in verband met die schoolkwestie. Ds Leenmans, Herv. pred. aldaar, , schrijft in „Delfschte Kerkbode": i. j: • , t

't Bestuur van de Prins Mauritsschool heeft stêpds gezocht naar de beste onderwijskrachten en boven alles begeerd, dat de kinderen geen kunstig verdichte fabelen, geen opgesmukte verhalen, maar bijbelsoh onderwijs ontvangen.

Met die „onopgesmukte verhalen" zal wel ook zóó iets bedoeld zijn, wat bijna ieder voor normale kinderlectuur houdt. Van een andere Herv. school, waar de geest van Ds P. Zandt werkte, hebben we wel eens wonderlijke dingen vernomen, omtrent wat een kind al of niet mocht zingen, b.v.

Een ander predikant der Delftsche Herv. Gemeente, s L. J. Lammerink, schrijft in een neutraal dagblad, ulks dan in verband met dezelfde schoolkwestie:

Van de Koningin Wilhelminaschool in de Huiterstraat is Ds P. Zandt voorzitter. Van de Prins Mauritsschool in de Nassaulaan is Ds H. A. Leenmans voorzitter. Beide voorzitters zitten in het hoofdbestuur van de Staatkundig Geref. Partij.

De beide hoofden van deze scholen, ofschoon vroeger Anti-Revolutionair, behooren thans tot de S. G. P. Het wekt wel eens den indruk, dat 'het tegenwoordig bxj H.H. onderwijzers zoo is — de goeden niet te na gesproken — wiens brood men eet, wiens woord rnen spreekt.

Onderwijzers aan deze scholen verbonden, die hët wagen ergens anders in de kerk te gaan dan bij de voorzitters dier scholen en bij de geestverwanten van hen, komen op de zwarte lijst. Een onderwijzeres van een dier scholen, die het waagde, bij mij op de catöohisatie te gaan, moest er uit.

Is het nu zulk een wonder, dat deze scholen als de bolwerken vaa de S G. P. worden-aangeziéa.^'Maaï''n'ij komt Ds Leenmans verzekeren, dat de politiek op die scholen geen rol speelt. Dat klinkt heel mooi. Maalover het onderwijs, dat zich stolt onder de macht va» Gods Woord, gedrenkt is door Gods Woord en opkonit uit Gods Woord, heerscht in de hoek der S. G. P. toc)i wel een heel aparte opvatting.

Hoe kan het anders of in die opvatting moet iets huizen van den geest der 8. G. P. En wat die geest is, wordt toch op allerlei wijze heel duidelijk openbaar. Voor mij schuilt er in dien geest een bedenkelijk fanatisme, dat zich als echt-gereformeerd voordoet, maar mij in werkelijkheid doet denken aan het fanatisme van de oude Wederdoopers of van de Independenfen uit de dagen van Cromwell.

TJit dit oogpunt bezien laat zich de wensch van verschillende Herv. naar nog een andere school in den Wippolder begrijpen.

Toch is Ds Lammerink ook tegen stichting eener nieuwe school. Reden? De zuinigheidseisch; en dan komt daarbij deze overweging:

Met hun doopbelofte behoeven de ouders daarmee niet in strijd te komen, waar zelfs op de openbare scholen nog altoos godsdienst-onderwijs vanwege de Herv. Kerk gegeven wordt. De bijbelkennis van di; kinderen, die op de openbare scholen dat onderwijs

volgen, is bij gelegenheid |nog grooter dan van de kinderen van de Ghr. schojeny En ook wil ik 'het hier eens openlijk uitspreken, dat, ik onder de onderwijzers «an onze openbare soholeijj'mannen heb leeren kennen, waarvoor ik groote aohti|g koester en waaraan onze Christelijke onderwijzers "in veel opzichten een voorbeeld kunnen nemen. En daarom, M. de R., wanneer . het stichten van een nieuwe school in de Wippolder iiog wat uitgesteld wordt, zoo zal mij dit in deze zorg-VoUe tijden ten zeerste Verblijden.

In een ander artikel verklaart Ds Lammerink nog:

Om^op deze dingen nu niet te diep in te gaan, zoo kan ik mij begrijpen, dat ouders bezwaren hebben tegen "een school, waar het'onderwijs zich stelt ónder de • macht van Gods Woord, gedrenkt is door Gods Woord an opkomt uit Gods Woord, maar waar toch gevreesd moet worden voor een ireest van bedenkelijk fanatisme. In zulk een geval Kau iK mij negrijpen, dat ouders 'Kever het onderwijs van een openbare school kiezen.

Zoo zijn er ouders, die er bezwaren tegen hebben - hun kinderen naar een Geref. school te zenden. Helaas, 'dal'de scheuringen in de kerk op zulk een droeve *ijze 'doorwerken op het terrein van staatkunde en school.

Misschien is iemand geneigd, te denken, dat Ds Lanamerink.het „luchtig opneemt". Maar hij vergist zich:

'."•"'^S'iiet'-geTaaT niet - groot, - dat juist zij, die zoo , ge-• ijVerd hebben voor tunne 'Christelijke beginselen, zullen moeten hooren : „Ga weg van mij, gij werkers der ongerechtigheid, ik beb u nooit gekend." Eindelijk: ,

Er zijn gevallen geweest, en nog denkbaar, dat ouders zeker niet in strijd met hun doopbelofte be-'boeVeh te komen, wanneer zij hunne kinderen naar *t-e openbare school zenden. Hier hangt zoo ontzettend •Tïeel af van den geest van de ouders zelve. Er zijn 'kinderen, die op sohcjol nog van Gods Woord hooren, maar thuis daar verder niets van merken, maar ook omgekeerd kinderen, die naar de openbare school gadn door allerlei bijzondere omstandigheden, maar wier ouders in de moeilijke taak der opvoeding toch dagelijks de hulp bij den Allerhoogste zoeken.

Als nu wie zóó geleid worden de Gereformeerde Kerken ietwat onwennig aankijken, dan verwonder ik me niet. Ik zou het zelfs niet gaarne andei's zien, zoolang n.l. zulke menschen aan zulke leiding nog niet ontgroeid zijn.

Regeeren.

Ds D. Sikkel schrijft in „Amst. Kerkbode" over de zegeningen van het heusche regeeren, bepaaldelijk in.de Kerk. We lezen o.m.:

"Er komen bij de Kerkregeering ook meermalen zaten ter sprake, waarbij men niet zonder meer op duidelijke Sohriftuitspraken zich beroepen kan.

Waarbij het aankomt op de vraag, .hoe wij de gedachte Gods verstaan, die ons in de Schrift geopenbaard is.

En dan isvèrschil van inzicht mogelijk'.

Eii dan is er in de vergaderingen van kerkeraad en synode uitwisseling van gedachten.

En deze uitwisseling van gedachten is goed Schriftuurlijk. en

.Zoo hebben ook de apostelen vergaderd te Jeruzalem, en daar is met grooten ernst gedebatteerd.

Daar is argument op argument aangevoerd.

"'Maar daar staat heel het debat in dit teeken: wat is de bedoeling der Godsopenbaring?

En daar hoort ge nooit als argument: pas toch op, want de menschen willen er niet aan, en als ge door-'zët loop en ze weg!

En daar wordt niet gevraagd: wat zullen de heidenen er van zeggen, en ook niet: wat zullen de broederen in Judea er van zeggen?

Maar daar wordt het alles beheerscht door de vraag: hoe komt in de kerkelijke practijk de heerlijkheid van Christus het beste tot haar recht?

En dan wordt besloten.

Dat is regeeren.

Ik zou niet durven beweren, dat al onze vergaderingen in kerkeraad, classe en synode in dit teeken van Tcgeerkracht staan.

En dat is toch zoo noodig. En wie de Kerk van Christus liefheeft, komt daarvoor op. Want de kudde kaji niet worden geweid als zij niet wordt gehoed.

En wie de Kerk van Christus ziet, als de Kerk van - Christus is dan ook niet bang voor de gevolgen.

Dat komt in orde. En als ge de Kerk respecteert, dan wilt ge haar niet beleedigen door reeds aanstonds desertie te voorspellen.

En er is geen gevaarlijker experiment dan een kerkelijke „beslissing, die uit andere motieven geboren is, dan uit deze: hoe kunnen we het beste doen uitkomen, dat Jezus Christus onze Heere is?

Dat is gevaarlijk, want daarvan is verstrooiing te .verwachten.

Daar kunt ge vast op rekenen.

Maar waar geregeerd wordt komt saambinding.

„Onderling gekibbel".

Ds P. van Dijk schrijft in „Zeeuwsche Kerkbode":

In het „Alg. Wkb, Chrd. en C." bespreekt M. J. Leondertse een boekje van Emil Fiedler, waaruit hij o. a. citeert:

„Geloovig protestantisme en geloovig katholicisme hebben zooveel gemeenschappelijke fronten en gemeenschappelijke vijanden, dat voor strijdnaturen aan beide zijden nog schansen in overvloed voorhanden zijn, waar.zij schouder aan schouder vechten kunnen voor goederen die 'hen beiden heilig z ij n".

Hij knoopt daar de opmerking aan vast, dat men dit in Rusland reeds geleerd heeft en vraagt:

„Moeten ook in West-Europa eerst de Christenen teruggedrongen worden tot' in de katakomben alvo­ rens men het onderling gekibbel staakt en samen optrekt tegen de heirscharen van den booze? "

Hier wordt blijkbaar iets vergeten.

Namelijk, dat onze eigen vaderlandsche kerkgeschiedenis en historie van ons staatkundig leven een veel klaarder voorbeeld geven dan het verre Rusland, hoe wat de schrijver belieft te noemen „onderling gekibbel" niet behoeft uit te sluiten het schouder aan schouder vechten voor gemeenschappelijke goederen.

Dr Kuyper, juist de man, dien men den matador in dit soort „kibbelen" schold, heeft in dezelfdetachtiger jaren, dat zijn strijd binnen het Hervormd Genootschap tot een breuk leidde, op politiek gebied het initiatief genomen tot de coalitie.

Om geen andere reden, dan dat Dr Kuyper breed van blik genoeg was om, bij zjjn strijd tot zuiverhouding van de Belijdenis en tot handhaving van Gods Woord in Christus' Kerk, niet uit het oog te verliezen, dat tezamen met de door hem inzake die zuiverhouding "bestreden Hervormden en Roómsch-Katholieken schansen in overvloed voorhanden waren, waar zij schouder aan schouder vechten konden voor goederen, die hun drieën heilig waren.

Wat is dat toch voor een bewering, dat „de heirscharen van den booze" alleen voor ons front staan, waar toch immers ook onze vaderlandsche kettergeschiedenis de droeve gevolgen der celvorming — 's 'diiivelS' gevaarlijkste bestrijding — zoo overtuigend bewijst? " ..

Vervolgens: '

M. J, Leendertse vraagt oölc: „Dringt de ernst daarvan (n.l. van de wereldrevolutie, v. D.) nóg niet tot óns door? Zullen wij voortgaan met twisten en strijden tegen broeders of zullen wü alle krachten samen trekken om van de zaak van het Christendom te redden, v/at nog te redden is? ....

En hij noemt dien twist „onderling gekibbel".

Blijkens zijn aanhaling uit Fiedler bedoelt hij met „onderling gekibbel" zelfs den strijd tusschen Protestantisme en Roomsch-Catholicisme.

Ik kan er inkomen, dat de schrijver den toestand zoo ernstig inziet, dat hij waarschuwt, voor een poos den strijd tegen een geringer gevaar te staken, omdat een veel grootei-gevaar dreigt.

Maar ii kom er tegen op, dat men zelfs het dispuut tusschen „geloovige" Protestanten en „geloovige" Roomschen denigTeerend „onderling gekibbel" noemt.

Ik geloof best, . dat geen Roomsche of Protestant dit dispuut meer door den scherprechter zal laten beëindigen. Maar wat het wezen der zaak en het belang der zaak betreft, is die strijd nog precies eender als in de dagen van Luther.

Nu durft men toch, zelfs al staan de Bolschewisten voor de deur, veel aan met te zeggen, dat Luthers en Calvijns heilige strijd ter terugleiding van Christus' Kerk naar de gehoorzaamheid der Schrift GE­ KIBBEL was.

Dat bedoelt men niet. Het zij zoo; ik neem dit ook ïieïaah. Maar laat men het'dan bok niet zeggen.' Het is koren op den molen van allen, die met den mond vol 'van de kerkelijke eenheid, dikwijls het meest ontrouw zijn aan hun eigen kerk en het tegengestelde zijn van wat men vroeger noemde „steunpilaren".

Geen mensch weet wat men aan hen heeft.

Allemans vriend is niemands vriend.

Doch het is voor mij niet eens een vraag, of wij en onze kinderen tegen de heirscharen van ongeloof en revolutie het meest bestand zuUen blijken, wanneer wij schouder aan schouder naast een massa medestrijders staan maar met een zwaard, dat we hebben laten verroesten.

Ten slotte is de overwinning niet aan de velen, maaraandegetrouwen.

Daarom — al noemt men hun waarschuwing dan ook gekibbel — doen toch het meest voor het geloovig en moedig pal-staan in den komenden afval, zij, die er op blijven hameren tegen iedereen: Laten wij werken en bidden, de wapenrusting, die we aanhebben, in orde te houden.

Ghi. Gerei, angst voor de taal det vaderen.

Reeds eerder herinnerden we er aan, dat in „De Wekker" de officiëele kerkrecht-leider van de Chr. Geref. Kerk openlijk, en niet voor de eerste maal geadviseerd heeft, niet de editie-Rutgers te nemen voor de liturgische formulieren, doch die van Langeraad. Hoewel de editie-Rutgers teruggreep naar de oudste teksten. Thans schrijft ook Ds J. W. Gunst over dit geval, in „Leidsche Kerkbode". Deze herinnert er aan, dat de Chr. Geref. leiders bang zijn voor de uitdrukking (in het doopsformulier, oorspronkelijk gegeven): „dit Uw kind", dat zij daaraan vastknoopen hun al meer legendarisch wordend verzet tegen de (immers niet nader uitgewerkte) these der „veronderstelde wedergeboorte", haalt dan uit Brakel, v. d. Kemp, v. d. Groe, en anderen voorbeelden aan van gelijke uitdrukkingswijze als door do Chr. Geref. Kerk geschuwd wordt, en merkt dan verder in verband met de kwestie Langeraad— Rutgers op:

Maar wij zouden het hebben over de uitdrukking: Dit uw kind.

„De Wekker" spreekt van voorkeur voor de uitgave der Liturgische geschriften van 1737, verdedigd door Dr Van Langeraad, boven de uitgave van 1897 van Prof. Rutgers.

Nu wülen wij aan de objectiviteit en eerlijkheid van Dr van Langeraad volstrekt niet twijfelen. W]j hebben hem goed gekend. Niet alleen kennen wjj hem uit zijn geschriften, bijdragen en publicaties, maar wij hebben hem menigmaal ontmoet. Vaak hebben wij, toen hij nog student te Leiden was, en ik te Kampen, met elkander gewandeld, daar 'wij' op hetzelfde eiland in Zeeland onze ouderlijke woning hadden, en later hebben wij nu en dan met elkander gecorrespondeerd.

Lambrecht van Langeraad was een knappe vent, maar door en door modem. En dit laatste stak hij niet onder stoelen of banken. Zijn modemisme was ook de oorzaak, dat hij niet op de Doetinchemsche inrichtingen van Ds v. Dijk blijven kon, waarna hy dan ook niet te Utrecht maar te Leiden ging studeeren. Hij was een geleerde van nsiam, maar Dr A. Kuyper heeft als minister hem nimmer als professor willen benoemen, hij gaf de voorkeur aan Dr Hugo Yisscher, niettegenstaande er waren, die Kuyper op Van Langeraad gewezen hebben.

Iemands richting heeft, bij alle oprechtheid van karakter, gelijk ook door Prof. Kemkamp, van Utrecht, erkend is, onwillekeurig invloed op zijn beschouwing. Dit was bij Van Langeraad ook zoo. Moeten nu Gereformeerden, bij dingen, die louter over de echtheid van een geschrift gaan, de voorkeur geven aan een puur modem geleerde boven een nog grooter Gereformeerd geleerde als Prof. Rutgers? En dat enkel en alleen om de goe-gemeente te-.believen?

Wij' zullen er nu hier niet op ingaan, hoever het juist is, dat Van Langeraad beslist de voorkeur gaf aan de uitgaaf 1737. Wij meenen, dat hierover nog te. spreken zou zijn, of het niet zóó is, dat Dr Van Lange-; raad wel gezag vfilde toekennen aan de Uitgaaf 1737, maar toch eigenlijk de in handschrift door hem gevonden tekst van 1586 als de officiëele beschouwde. Wij gaan op den strijd tusschen de hoogleeraren H. H. Kuyper' eil F. L.'' Rhtgérs Ier eenBT zifde en PitótV Gooszen en Dr van Langeraad ter andere zijdé hier niet in.

Maar hier willen wij op wijzen: Het is bij de Ghrt Geref. broeders schering en inslag, om. te spreken, van Neo-Gereformeerdheid bij' de Gereformeerde., Ker^, ken. En de uitdrukking: D it uw kind is. natuurlijk., ook weer Neo-Gereformeerdheid. '

Laten onze menschen zich niet in de luren laten leggen door die redeneeringen van de tegenwoordige' Chr. Gereformeerden over de Neo-Gereformeerdheid' der Geref. Kerken, die het doopsformulier gebruiken, waar „dit uw kind" in staat, want in het doopsfor-' muiier uit den bloeitijd der Kerken van de Reformatie wordt de uitdrukking - wel tot tweemaal toe gevonden. En die 'vaderen waren door en door gezond in de leer van het Verbond, meer dan latere „vaderen";

Ik heb hier voor mij liggen een bijbel, uitgegeven in 1581 te Delft, het pracht-tij'dperk der Hen'orming. En hier, lees ik.in. het gebed van het formulier door, Petrus Datheen opgesteld: Wij! bidden U door Uwe grondelooze barmh.artigheyt, dat gif dit Uwe kindt (en aan den kant staat: ofte dese Uwe kinderen) gheriadelick wilt aansien.

En in de Dancksegghingé heet het: Wij bidden Ü' oock dóór denselven Uwen lieven Sone, dat ghy dit' kindt (ofte dese Uwe kinderen) met Uwen H. Gheest altydt wilt regeeren. " .';

Zet de oude palen niet terug, die uwe vaderen ge-i maakt hebben.

Ter overdenking beleefd aanbevolen.

'tZal evenwel niet helpen, vermoedelijk. S ; , ' SVSKlsti

^ ^ Waarom de Joden l^den.'

Ds W. 'J. J; Velders schrijft in „De Macedoniër" iets : over de vraag, hoe het Jodendom zelf het lijden van zijn volk beziet:

Het joodsche volk, althans de leiders en de bewust meelevenden, zijn zeldzaam optunistisch. Nu eens zeggen zij, dat het optimisme gegrond is in him vertrouwen op God, al blijkt practisch, dat het zelfvertrouwen is, maar de meesten verwachten het van de ontwikkeling van het wereldleven. Naarmate de menschheid voortschrijdt op den weg der ontwikkeling, zullen verwikkelingen, als de joden nu nog meemaken, ophouden.

Het wordt steeds minder en de tusschenpoozen steeds grooter!

En dan, de Synagoge heeft van oudsher, een 2iantrekkelijke verklaring voor de verdrukking en het. lijden der joden.

Het jodendom lijdt voor de geheele wereld.

Het jodendom is de knecht des Heeren, van wien Jesaja spreekt in Gap. 53.

De zeldzaam Messiaansche uitspraak: „Waarlijk, , Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze . smarten heeft Hij gedragen, doch wij achtten .Hem, dat Hij gepleiagd en van God verdrukt was" passen zij op zichzelf toe.

Door de straf en de wonden der joden, wordt der wereld verlossing toegebracht!

En nu moeten de volkeren tot de biecht komen, naar Jesaja's woord, en als dat inzicht er is, dan komt de vrede onder de volkeren en de joodsche natie wordt van het knechtschap ontheven en zal weer aan de spits , •staan der volken. Nu is deze joodsche verklaring van lateren tijd, want de Targum, die van ouds af autoriteit heeft, zegt, volgens aanhaling door Prof. F. Delitzsch in: „Einige Fragen an die Gebildeten jüdischer Religion" over het aangehaalde vers uit Jesaja 53: „Er (den Messias) wird Fürbitte thun ob unserer Verschuldungen, und unsre Missethaten werden om seinetwillen vergeben werden, wahrend wir für ger staupt galten, geschlagen vom Herrn und mit Leiden belegt. Und Er wird den Tempel bauen, welcher entweiht war durob unsre Verschuldungen, preisgegeben durch unsre Missethaten, und durch Seine Lebre wird grosser Frieden über uns kommen und werden wir auf Seine Warte horen, werden uns unsre Verschuldungen vergeben werden".

Deze verklaring is ook nog wel onverantwoord tegenover Gods Woord, maar zij erkent toch de grondgedachte van het Christendom, dat door de verdienste, het Woord, de voorbede, van Messias, vergeving van zonden mogelijk is. Als dus de jood in Jezus den Messias erkent, zoo is dat dus overeenkomstig de Oud Synagogale Messias-verwaohtingen, die hij in Christus verwezenlijkt ziet.

Zij moeten tot de biecht komen en dus eigen hooge en dwaze standpunt laten varen. Eerder kan het genadejaar (Jes. 61) voor de joden niet aanbreken.

Tot zoolang zal Israël zijn zonde en lot achter zich

Eiansleepen en blijft het bij het oude of het wordt steeds erger.

Stephan Soheelz, de bekende Missionair onder de joden, bracht het „Verhangnis" der joden altijd in verband met den „Gehangten" en dat was o. i. juist gezien.

Deze overweging, zegt Ds Velders, is een der oorzaken, waardoor de zending onder de Joden zoo buitengewoon bemoeilijkt wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's