GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

School en natie.

In de „Geref. Kerkbode van Amsterdam" schrijft Ds Ferwerda:

In een belangwekkend artikeltje onder den titel „School en Natie" vestigde het „Handelsblad" dezer dagen de aandacht op een schriftelijke discussie, die onlangs gevoerd is tusschen Ir Wigersma en Prof. I Gerretson.

Ir Wigersma gaf in die discussie de verzekering, dat S de coofessioneele school in den nationaal-sooialisti-H schen staat gehandhaafd zat blijven. Maar Prof. Gerretson toont aan, dat dit een onmogelijkheid is, omdat in een nationaal-socialistischen staat, d.i. een staat, die zichzelf verabsoluteert, vergoodt, de vrijheid van godsdienst een onding is.

Ik geef hier het citaat uit het artikel van Prof. Gerretson, zooals ik dit in het „Handelsblad" vond:

„Die vrijheid is in uw Staat volstrekt niet gewaarborgd. Zij wordt slechts voorwaardelijk geconcedeerd (toegelaten). En wel onder een voorwaarde, die de vrijheid uitsluit.

Het Program (j. 7 sub 17) en Toelichting zijn op dit cardinale punt overduidelijk: „de eisch van godsdienst-en gewetensvrijheid (moet) wijken voor den eisch, dat de eenheid van de natie onaangetast moet blijven".

Waarmee wij zijn aangeland op het standpunt van Koning Philips II.

De Bijzondere Christelijke school, zooals wij die kennen, geeft echter uitdrukking aan de g e e s t e-lijkeverscheidenheidonzernatie, die in lijnrechten strijd is met het N.S. Staats-ideaAl: de geestelijke eenheid. Zij zal dus, krachtens dit ideaal, moeten worden onderdrukt. Om dit te weten is het trouwens niet noodig de boekjes van den N.S.B, te bestudeeren. Het Staatsabsolutisme heeft in alle landen en in alle tijden dezelfde consequenties.

Aan deze waarheid wordt niets afgedaan door Ir Mussert's verzekering, dat „de in ons land historisch geworden Bijzondere School niet aangetast zal worden....".

Zoo is het. Indien het hationaal-socialisme ons land in zijn greep mocht krijgen, dan is het met de vrijheid van het Christelijk Onderwijs gedaan.

Dan kunnen wij den schoolstrijd van vorenaf aan beginnen, en dat onder omstandigheden, die zeker niet minder zwaar zouden zijn, dan die, waarmee ons voorgeslacht te worstelen heeft gehad.

Maar dan is het ook met de vrijheid der Kerk onherroepelijk gedaan.

Dan mag ze geen Kerk van Christus meer zijn, maar zal ze gedwongen worden: Kerk van den Staat te wezen.

Dan zijn wij aangeland — zegt Prof. Gerretson zoo scherp — op het standpvmt van Philips II.

Laten toch allen, die de vrijheid der Kerk liefhebben op hun hoede zijn. Want die z.g.n. waarborg vam godsdienst-en gewetensvrijheid, dien 't N.-S.-program belooft, is niets dan het zoet gefluit van den

vogelaar. De jongelieden, „die zich laten bekoren", moeten maar eens nadenken over deze dingen.

Kerkisme tegenover de N.C.R.V.

In de „Leeuwarder Kerkbode" Algra: schrijft de heer H.

In Apeldoorn is een comité opgericht tot versterking van den Hervormden invloed in de Nederlandsche Christelijke Radiovereeniging. Dit comité werkt in het geheim tot versterking van dien invloed, althans het heeft noch de namen zijner leden, noch zijn grieven, zoo die er zijn, noch zijn plannen, ooit gepubliceerd. Wy weten dus niet, of het doel is, dat alle Gereformeerden uit die vereeniging moeten, 'of dat ze, wordt het doel van het comité bereikt, voorloopig nog geduld zullen worden. De kex-keraad van de Nederleindsch Hervormde gemeente heeft besloten, deze anonyme actie moreel te steunen. Het is dezelfde kerkeraad, die een ouderling onderhanden nam, omdat hij had aanbevolen, te stemmen op Dr H. Colijn. Niet, dat Dr Colijn op tal stond voor ouderling te Apeldoorn, maar hij was candidaat voor de Tweede Kamer. En de Eerwaarde Raad der Hervormde Gemeente te Apeldoorn vond het ongepast, dat een Hervormd ouderling het gewenscht achtte, dat Dr Colijn in de Tweede Kamer kwam. Waarom dat Eerwaardige College van zulk een gevoelen was, wij weten het niet. Misschien wel, omdat Dr Colijn tot die „Gescheidenen" behoort. In elk geval, wij weten uit dergelijke dingen, dat deze Kerkeraad trouw de wacht houdt. En ook nu is hij actief, om de Hervormde invloed in de N.C.R.V. te versterken. Is die invloed niet sterk genoeg? Wordt voor de microfoon de Hervormde Kerk gekrenkt? Ik heb het nooit gemerkt. Worden de Gereformeerden vaker in de gelegenheid gesteld, een kerkdienst uit te zenden? Ik geloof het niet. Wel weet ik, dat tot nu toe de Gereformeerden beter voor hun kerkdiensten hebben betaald.

We hopen nog wel eens een woordje aan dat geval te wijden; we volstaan daarom hier met een citaat en een schouderophaling.

Dit laatste natuurlijk niet auteur voor den geciteerden

Dr Van Lonkhuyzen over den Galvinistenbond,

We geven nog eenmaal het woord aan Dr Van Lonkhuyzen; zijn tweede artikel citeeren we na het derde, maar het tweede was niet eerder in ons bezit gekomen. We lezen:

Men zal wellicht gevraagd hebben, toen we verleden week de formuleering van den grondslag, waarop de „Calvinisten-Bond" staat, meedeelden: Waren er dan geen tegensprekers en tegenstemmers?

Om alle misverstand te voorkomen, deelen we hier mede, dat die er zeker waren. Vooral ook op dat „mitsdien" is gewezen, alsook dat men de zaak in die formule van den verkeerden kant aanvatte.

Ook zijn andere formules voorgesteld, b.v. de bekende formule: „de H. Schrift opgevat naar de Drie Formulieren van Eenigheid". Maar het moderamen stond op deze formuleering, ze werd met kracht, zooals we verleden week zeiden, door prof. Hepp namens het moderamen verdedigd.

Wat er in de hoofden en harten van het moderamen geweest is, weet ik niet. Misschien heeft het wezenlijk gedacht met deze formule allen in de goede richting te kunnen leiden en houden. Maar de historie heeft de bezwaarden gelijk gegeven. En de mededeeling van het moderamen, als vastgelegd in de notulen van verleden week „dat de woorden met zorg gekozen waren, opdat alle richtingen er zich in zouden kunnen vereenigen" geeft aan de formule een verrassend licht. Een beproeving van het onmogelijke. Om n.L de richting van Dr Geelkerken en die van Assen in één formule, waarin beide goed Geref. zijn, te vereenigen.

Dan ware Assen toch wel zeer imbeciel (zwak van hersens oftewel onnoozel) geweest. Om niet iets anders te zeggen.

Waarlijk de critiek op den grondslag is niet alleen van later datum. En kwam ook toen (op die vergadering waarin de Statuten vastgesteld zijn) niet uit é é n h o e k. De Bond zie maar de notulen van die vergadering in .

Waarom gingen de één of twee tegenstemmers et niet dadelijk uit? Ongetwijfeld hierom, omdat zij te goed vertrouwen in de anderen hadden.

En voorts ging het in hope. En zóó heb ik (er waren tenslotte maar enkelen meer over) de vergade: ring nog met dankzegging gesloten. Al zat het niet al te vlot.

Vervolgens handelt Dr v. L. over de jongste historie:

Nu verwijt men mij, dat ik den grondslag van den Bond wil veranderen. Zuiverder stellen, zoodat geen misvatting kan plaats hebben. Dat mocht niet. Daarmede is de formule zooveel erger geworden. En kon ik er niet inblijven. Dat ik mijn voorstel te voren publiceerde, kan men mij ook niet euvel duiden. De behandeling van een voorstel in een vergadering is zoolang ik lid ben van dat lichaam, de zaak der vergadering, maar het publiceeren van een voorstel, dat ik begeer te doen, is mijn zaak. En daar was reden voor Bovendien was gevraagd het voorstel op het agendum te plaatsen en dit voorstel den leden toe te zenden. Dat agendum werd in een openbaren weg meegedeeld. Maar dat men zelf geheel het karakter van den Bond op eigen gelegenheid verandert, schijnt niets te wezen. Nu maakt men van den Bond eenvoudig een comité voor een internationaal congres. Dat was aanvankelijk een onderdeel van het programma van den Bond, maar niet de hoofdzaak. Dit staat dan ooli in de Statuten heel onderaan op het programma van werkzaamheden.

Inderdaad, het is wèl treffend: jaren lang werd vaiii den Bond niets vernomen, en Prof. Grosheide, eerlijt| als altijd, constateerde, dat hij „doodgedrukt" was, niet-1 tegenstaande aanvankelijk door één der bestuursleden! als eenig antwoord op de crjtiek, werd geconstateerd, j dat het schip vlot de haven verlaten had. Van al de in lutzicht gestelde werkzaamheden is tot nu toe den votej; niets gebleken, maar alleen dat uitzien naar een internationaal congres vermocht nu weer de actie te openen.

Dï V. L. vertelt verder iets uit de historie van denj Bond:

Laat ik om het doel van den Bond te doen zien, iets I uit de historie van den Bond meedeelen. Ik had in | Amerika reeds ettelijke malen over dit onderwerp van j een nationale en internationale vergadering van de

Calvinisten in de onderscheiden^anden geschreven. Kn bezocht met dit doel, toen ik met verlof in Nederland was, de Sov.-Grace-Union-vergadering in Londen. Ik kende de broeders uit hun literatuur. Dat bezoek was zeer aangenaam. Al begreep ik weldra, dat ze min of meer in de richting Kersten lagen. Toch waren er ook andere elementen in.

Nadat ik hun mijn doel uiteengezet had, besloten we in een opzettelijk voor dat doel belegde vergadering, tot organisatie van een internationalen Calvinisten-Bond. Brieven daartoe werden naar onderscheiden landen uitgezonden. Rev. Talbot was secretaris van dat comité (later vervangen door anderen), naij werd verzocht de leiding daarvan (van dat comité en die actie) te willen op mij nemen.

Het gevolg van deze uitzendingen is geweest het congres in 1932 in Londen gehouden. Voor Nederland en Amerika had ik op mij genomen de boodschap over te brengen. Want ik zou immers na het einde van mijn verlof weer naar Amerika gaan.

In Nederland stelde ik mij, na terugkomst van de Londensche reis, met enkele vooraanstaande mannen in verbinding, die mij naar de heeren Idenburg en Colijn wezen. Met hen werd de zaak besproken. En wel zooals het in de brieven naar de andere landen geschreven was, dat de internationale bond zou dienen voor: a. een onderlingen band tusschen de Calvinisten in eigen land, en te saam met die van verschillende landen, opdat we als de apostel Paulus moed zouden grijpen, ziende dat we niet alleen stonden, dus nationale en internationale congressen; en b. vooral om zoovele problemen waar we als Calvinisten voor stonden op schier ieder gebied in alle landen te saam te bespreken.

De boodschap viel ook hier in goede aarde. Ik — weer zullende vertrekken — gaf de zaak over aan Dr Colijn. Ettelijke vergaderingen werden gehouden tot voorbereiding en uitnoodiging van de onderscheidene Geref. fracties. Aanvankelijk waren de mannen van het Hersteld Verband niet uitgenoodigd.

Hoe de richting van het Hersteld Verband er in gekomen is, kan ik hier niet meedeelen. Genoeg zij, dat we allen getrouwer hadden moeten zijn. Ook bijzonder de Gereformeerde broeders. Ik kon niet veel doen, daar ik de zaak overgegeven had. Laat ons erkennen, dat we hierin een fout gemaakt hebben Dat is de eerlijke weg.

Een leider drukt allicht zijn stempel op iets. Dr Colijn is een staatsman en bezag de zaken vanzelf vem dien kant. En wie zal hem dit kwalijk nemen? Een kunstenaar, of theoloog, of natuurkundige, of econoom zou allicht ook z ij n eigen gezichten gezi'^n hebben en naar dien kant uitgebreid hebben, en z ij n stempel op zulk een organisatie, waarin hij leidde, gezet hebben. Als ik naar zulke leiders gegaan was, dan ware misschien een ander karakter er evenzeer te eenzijdig opgekomen.

Zoo kreeg de Bond een ietwat politieken inslag Het Kuyperhuis werd 't centrum van den Bond. En zoo bleef de lijn loopen toen do heer Colijn, door anderen arbeid verhinderd verder leiding te geven, geen theoloog, maar een politiek persoon als zijn opvolger als voorzitter aanbeval. Hij deed dat ongetwijfeld met goede bedoelingen, wetende dat het voorzitterschap van een predikant een meer kerkelijk karakter aan de vergaderingen zoude geven en dies gevoeligheden kon opwekken. Maar desniettegenstaande was de zaak zoo toch eigenlijk op een ietwat eenzijdig spoor afekomen.

Inderdaad, politiek, of aesthetisch, of economisch, of theologisch, of alles wat nog meer te noemen zij, moge de Bond willen wezen, maar voor alle gevallen blijft gelden, dat hij calvinisten niet met niet-calvinisten, „ja" niet met „neen" verbinden moet. Ziet men niet hoe de stroomingen, die in het z.g. Hersteld-Verband zich afteekenen, behalve aan de kerkelijk-theologische ook aan de politieke samenleving-van-vroeger den afscheidsbiief gegeven hebben, vaak móesten geven? Ziet men niet, dat b.v. de door Ds J. G. Aalders getrokken lijnen er toe leiden, dat behalve „heilige huisjes" op kerke-1 ö k terrein, die velen zonder eenig leedgevoel, soms zelfs met een applausje, omver zagen blazen, óók de „heilige huisjes" op politiek terrein móeten vallen?

Leest men dan niet meer, wat b.v. Emil Brunner wil, laat ons zeggen in zijn jongste brochure over den Staat als probleem der „kerk"?

Men staat soms verbaasd over de meening van sommigen, dat men de twisten op kerkel ij k-theologisch erf ietwat meewarig, of geërgerd aan kan zien, en zoowat en bagatelle behandelen, meenende, dat er op politiek terrtin niets door veranderd wordt. Daar blijkt alleen uit, dat men niet tot de grondgedachten van de stroomingen, die in het weekblad „Woord en Geest" ook door Ds Aaldei s (een bestuurslid) verdedigd zijn, is doorgedrongen. Niet ieder heeft daar den tijd, of de speciale roeping toe. Maar dat geeft nog geen recht, om zich doof te houden voor de stem, van wie op zulke dingen wijzen; en dan tevens precies zeggen, waaróm zij dat doen. Het gaat niet aan, dat in eenzelfde gereformeerde belijders-gemeenschap de samenhang der faculteiten als eisch geponeerd wordt in den rechtmatigen eisch van een gereformeerde universiteit, doch meteen verloochend wordt in de practijk, b.v. in de meening, dat men kerkelijk-theologische strijdvragen isoleeren kan van politieke en economische groepeering. Een dominee op den voorzittersstoel wekt gevoeligheden op? Mij best; maar een vermenging van „ijzer" en „leem", waartegen behalve dominees ook andert voorgangers het volk tegen de verkiezingen zoo gevoelig waarschuwen kunnen, die stompt alle zuivere gevoelens af.

Wat de toepassing betreft, zegt Dï v. L.: Waartoe dit meegedeeld? Hierom.

Het komt mij voor, dat, zal de Bond ooit iets van beteekenis worden, wij behalve wat den grondslag betreft, ook wat de organisatie aangaat, geleerd moeten hebben. En wel zóó, dat we ook in die organisatie gaan onderscheiden. B.v. een theologischwetenschappelijke afdeeling, een economische, een staatkundige, een natuurkundige, enz.

En dan op belijnden grondslag, dan kan de Bond iets meer zijn dan een verlooning, kan hij zijn een kracht van beteekenis. Voor heel het Calvinisme. In ons land en daarbuiten. En dat was de oorspronkelijke bedoeling.

Calvinistenbond.

Over den Galvinistenbond schrijft Ds Jöh. H. Rietberg in „De Wachter":

Volkomen 'terecht heeft schier gelheel de Gereformeerde pers op deze wijae van doen aanmerking

Langen lijd 'hebben we toen van dezen 'bond niets meer 'gehoord; ik dacht reeds, dat 'hij den natuurlijken 'dood gestorven was.

Maar hij blijkt nog te leven; al is het ook, dat we ons 'hierover niet bijs'ter verblijden kunnen.

Vervolgens ontwikkelt 'het blad zijn bezwaren tegen de 'Vermenging van calvinisten en niet-calvinisten, en zegt:

Het is goed, dat Dr v. Lonbhuyzen zijn meening gezegd ]heeft en deze mededeeling 'gaf. Er zal nu wel een antwoord moeten komen. 'De gereformeerde leden van den Galvinistenbond kunnen ziöh niet in een stilzwijgen hullen, alsof daar .geen Oerefoumeerd volk is, 'da't weten moet wat het aan zijn leiders beeft.

Tenslotte :

Misschien 'zullen sommige menschen zeg'gen: Is uw oritiek op den Galvinistenbond niet in strijd met de eenheidspogingen, waarover tegenwoordi'g zoo drut gesproken wordt? En (het an'twoord kan kort zijn: zeker.niet; want bij die eenheidspogingen gaat het er om om tot eenheid te komen op een welümsohreven •grondslag; maar de Galvinistenb'ond neem't opzettelijk een grondslag (en 'handhaaft 'dien) waarin zich ook 'vinden kunnen zij, die (volgens de uitspraken van de 'kerken "vam de Gereformeerde leden van den 'bond) een ongereformeerde Schriftbesohouwing hebben en van de Drie formulieren afwijken.

En dat is een „eenbeid", die geen eenheid is. Dit is 'Ook niet Calvinistisöh.

Maar bet sticht i^'erwarring. En doet schade.

Ook 'de „Geldersche Kerkbode" bevat 'n artikel, waarin 'de 'gang van zaken betreurd wordt; Dr - v. Lonk'huyzen gaf inmiddels zijn tweede artikel. We kunnen beide laa'bst'genoemde Waden thans niet citeeren, m'aax zullen er nog wel gelegenheid toe.-'sdnden. ^

„De Wekker" over eenige gezangen en wat daar verder volgt.

De J. D. B'O'Cnkoel schrijft in de „Watergraafsehe Kerkbode" over 'het bekende gezangen-artikel, waarmee „De Wekker" zich 'keerde tegen de Geref. Kerken. Van den overbekenden auteur er van 'zegt Ds Boerkoel :

Een zoo ondoordacht artikel ale dat over de gezangen en over 'het besluit daaromtrent van onze Midde'l)upgsc'he iSynode, 'heeft men toch nog maar zelden van zijn hand aangetroffen, en men behoeft niet tot de soherp'zinnigeten te behooren, om dadolij'k 'de onjuistheid van 'zijn betoog te doorzien en het s'tukske te weerleggen.

Sprekend 'over 'het bekende „citaat", dat „De Wekker" gaf uit Dr Kuyper's „Eeredienst", zegt Ds Boerkoel vervolgens :

We toonden aan, dat de woorden van Kuyper geheel uit 'hun verband gerukt waren. Had de Wefckerredacteur de bladzijden, waaruit 'hij' iets overnam, in baar 'geheel gelezen, dan had 'inü zich wel gewacht Dr Kuyper als beschuldiger van Middelburg te laten optreden.

Er zijn evenwel nog andere zinsneden, die het aan ons gerichte verwijlt van afglijden niet onduidelijk uitspreken. Zoo de opmerking, dat we een stap nader zijn gekomen tot de „Geref. 'kerken in hersteld verband." Daar zingt men al geruimen tijd het vrije lied. Wij voeren het nu ook in; dei< hal've 'komen wij nader te staan bij hen, 'die we in 1926 om 'hun afwijkingen 'hebben veroordeeld.

Het is ook hier weer 'klaar, hoe weinig zulk een opmerking hout snijdt. 'Op 'deze wijze voortgaande, zJou men dn tal van nog andere 'dingen bewijzen van a'fdwajling 'kunnen vinden. In het 'begin heeft de kerk zich verzet tegen orgeils in de kerk. C'hrysositomus meende, dat 'de muziek een Joodsohe inrichting was, aan die natie wegens haar zwakheid toegestaan, om 'haar traagheid te willen opwekken tot hetgeen haar anders te zwaar zou zijn gevallen. Volgens Theodoretus moet, wat gezegd wordt over de luit en het tiensnarig instrument, geestelijk worden opgevat; wij zelf moeten zulk «en instrument; zijn.

Tegenwoordig lezen we no'g al eens, dat er hier of daar in een Ohr. Geref. Kerk een orgel wordt ingebruik genomen, in Wekkerberichten wordt dan gewoonlijk gewaagd van 'het genot, waarmee de 'talrijk opgekomen schare luistert naar de schoone klanken, 'die mijnheer X. aan het 'kostelijk instrument weet te ontlokken. Naar de methode v. d. Schuit zou men dan echter kunnen zeggen: een stap nader tot den Joodschen eeredienet.

Na de Hervorming is hetzelfde gesdhied. In de Roomsohe kerken was 'het orgel, zij' 'het na overwinning van veel tegenstand, ingeburgerd. Maar de 'hervormingB'gezinden wilden er niet van weten. Men spaarde ze bij den 'beeldenstorm; maar dit kwam, om-'dat het makkelijker vied, een beeld te verbrijzelen, dan een orgel af te 'breken. Het orgel gold voor een uitvinding van den vorst der duisternis; 'het stond gelijk met 'beeldendienst en afg'oderij; 'het 'had een verleidende sirenen stemme. De 'Synode van Dordrecht in 1574 oordeelde, dat „het spelen der orgelen behoorde afgezet te worden", zelfs na 'den dienst, want dan diende het om te vergeten, wat men tevoren in de preek gehoord had. Voetius vond, dat orgelspel net zoo min 't'huis hoort in 'den iGereformeerden eeredienet als v. d. Schuit nu meent, dat gezangen daar in 'thuis behooren.

Even later :

En als hij 'bij de gezangen mogelijk eens denkt aan de Cocks kenschetsing der gezangen, of althans aan 'diens goed'keuring van de kenschetsing der gezangen door Jaco'bus Klok als: sirenisohe minneliederen, laat 'hij zioh dan eens herinneren, dat diezelfde 'term gebruikt is voor 'de orgels.

Hij neemt zichzelf niet ernstig. Maar dan moest 'hij oOk niet „'klakkeloos" neerschrijven, dat wij' met die paar gezangen méér een stap naderen tot de kerken in H. V. en verder af gEian staan van de Kerken, die op het voetspoor der Gereformeerde vaderen 'deze noviteiten in 'den 'Gereformeerden cultus niet wensChen.

'De auteur van het Wek'ker-artikel gualificeerde de (n'og) eenige gezangen als noviteiten. Het kost Ds Boerkoel hier „m.oeite" te gelooven, 'dat 'hij „te goeder trouiw was":

Dat hij een citaat van Kuyper aanhaalt, zonder tegelij'k verder 'te lezen wat er op volgt, nu ja, dat is een vergissing of een kwestie van 'haast; dat mocht •wel niet voorkom'en, maar dat is vergeeflijk. Dat 'hij uit een raa'd tot voorzichtigheid, die Prof. Grosheide geeft, 'geheel verkeerde gevolgtrekkingen afleidt, — het is natuurlijk niet in orde, maar het kan geweten worden aan onnauwkeurigheid.

Dergelijke veron'tsohuldigingen 'kan i'k echter onmogelifk vinden voor de uitdruk'king noviteiten.

Dajarna volgt een herinnerin'g 'a.an wat 'de door ons geciteerde Ghr. 'Geref. predikant Ds Meynhout schreef. Ds 'Boerkoel besluit:

Noviteiten — het orgel is ook een noviteit geweest en sinds lang 'door 'de Ohr. Geref. kerken aanvaard.

Met 'de „noviteit" der gezangen 'kon 'het ook wel eens zoo gaan in 'de Ghr. Geref. kerk. Geen den'ken aan? Kom, kom; de eerste schuchtere po'ging bij ons 'tot uiÜJreiding van 'het 'getal gezangen is op ongeveer gelijke wijze begonnen. Zoo bij maniere van „blad-.•rulling", als in 'het blaadje van Ds Meynhout.

„En de bijbel? "

Ds H. Bakker schrijft in „Amst. Kerkbeurtenblad" over Galsworthy: „Een meisje wacht". We lezen:

Inderdaad, er zijn bladzijden in „Een meisje wacht", die ik als belijdend Christen er gaarne uitscheuren zou. Ze doen mij pijn. Ze randen het kostbaarste wat ik bezit, aan. Ze behandelen God den Heere en Zijne voorzienigheid, Zijne genade en heerlijkheid, zooals men met een gelezen krant te werk gaat. Oud papier, dat straks opgeruimd moet worden.

Voor de karakters van zijn personen weet Galsworthy ons onverdeelde sympathie in te boezemen. Doch wanneer hij deze figuren maakt tot spreektrompet voor zijn ideeën over God en godsdienst, dan - wordt het ons bijster moeilijk.

Toch kan hij ons dan weer treffen met opmerkingen, die ons op eenmaal doen opzien en vragen: wat zeg je?

Bijvoorbeeld: Tante Em heelt het met haar nichtjes Dinny en Clare over litteratuur. Zij, meer ouderwetsch dan haar nichtjes, meent over een boek, gewaagd als een sprong van den Westertoren: „Als het waar is wat oom me vertelt, hadt jij dat niet moeten lezen"; waarop nicht: „o Tegenwoordig lees je alles, tantetje, dat doet er heelemaal niets meer toe". Lady Mont keek haar nichtjes beurtelings aan. „Jah", zei ze eindelijk, met een bedenkelijk gezicht, „en de Bijbel"?

Bnchman-beweging en anto-snggestie.

Ds Popma (Amersfoort) citeert in „Soester Kb." een uitspraak van (den Zuid-Afrikaanschen) Dr Stoker:

„Geloof kan deur suggestie oorgeplant word, maar (en dis die egte) kan ook vrij, verantwoordelik, objectief aanvaar word."

Vervolgens merkt Ds Popma op:

Stoker betoogt dan, dat het belijdende „ja" in de kerk niet een antwoord is zonder onderscheiding, nadenken, automatisch, onder suggestie, onder dwang gegeven, maar altijd zijn moet 'n eerlijke, vrije, mondige, verantwoordelijke uitspraak, dat de waarheid wordt aanvaard.

In dit verband onderzocht Stoker de Buchman-beweging (Oxford Group Movement).

„Ek het hier niks te doen met enige kerklike, of enige teologische of enige religieuse waardering of kritiek op die O. G. M. nie. Net die sielkunde van hulle verrichtinge is hier vir ons van belang. In die eerste plek is in die O. G. M. bijsaak die objektiewe „Ja, ek!", die aanvaarding van objektiewe waarhede, wat als leidraad vir die verhandelinge geld. Op objektiewe insig word nie aangedring nie. Subjektiewe oortuiginge word toegelaat. Vrije, verantwoordelike en selfbepalende (idio-argiese) aktiviteit is hier onnodig. Outomaties, spontaan (outokineties), van self druk die gedagtes, voorstellinge, stemminge op, wat tot uitspraak voer.

Wie iets van die Freudiaansche sielkunde weet, weet van repressies en hoe repressies bewust word, sien hoe hier nie aan die woord is niè die vrije verantwoordelike idio-argiese aktiviteite in die mens, maar die outomatiese, outo-suggestiewe, verdrongen aktiviteite met hul eienaardige onderbewuste dwang-natuur.

'n Sitting van 'n O. G. M. en 'n erediens in 'n Kris-

telike kerk, waar die objectiewe Woord verkondig word, toon aan die verschil tusschen (outo) suggestie en geloof.

Dat sulke outokinetiese uitsprake van belang is en die gemoed verlig, dat die katolieke bieg of die Protestantse gebed in die binnekamer ook sulke gemoedsverligtinge (psigologies gesproke) op verskillende wijze ten gevolge het is bekend — maar dis ander kwessies".

Men kan heel goed een theologisch oordeel over deze beweging hebben, zonder persoonlijk aan de beweging te hebben deelgenomen.

Een zielkundig oordeel zal wel op eigen ervaring moeten berusten. Daarom laat ik 't bovengegevene voor rekening van Prof. Stoker, al neig ik er sterk toe hem te gelooven.

Misschien wijst wat mij verteld werd, dat velen in hun biechten tijdens een houseparty zich laten gaan, 't niet kunnen laten, maar dan den volgenden dag met 'n „moreele kater" ontwaken en van de beweging niets meer vwllen weten in dezelfde richting.

Is Stoker's kijk op de zaak juist, dan kan wat deze beweging geeft wel aanleiding worden tot persoonlijk geloofsleven, tot opwekking in geloofsleven, maar meer dan aanleiding toch niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's