GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Vereeniging van 1892.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vereeniging van 1892.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIII.

(D'e kern van de zaak. 3.)

Zoo bleken de tot nog toe genoemde bezwaren niet de zaak te zijn geweest, waarom de tegenwoordige Christelijke Gereformeerden met de vereeniging-van 1892 niet meegingen. Noch de vermeende korting van de rechten der gemeenteleden, noch het zoogenaamde gebrek aan liefde, noch leergeschillen waren de reden, waarom zij de scheur hebben getrokken. En zelfs indien dit de hoofdredenen waren geweest, zouden deze nochtans onvoldoende zijn, om het bestaan van een afzonderlijke kerk naast de Gereformeerde Kerken te rechtvaardigen. Blijven dus alleen het tweede en derde punt uit het bezwaarschrift van Ds Van Lingen c.s., die wij ten slotte nog moeten onderzoeken, en die aldus luiden:

„b. In den strijd der laatste jaren bleken de beginselen van Afscheiding en Doleantie met elkander f in strijd, vooral in de bescliouwing der Hervormde Kerk. Indien dan niet één der twee beginselen in de Vereenigde Kerken aan het ander zal opgeofferd worden, waarvan kan hunne samenvoeging dan anders oorzaak zijn dan van twist en eindelooze verwarring?

c. Bezwaarlijk valt het ons, broeders! om voetstoots alle Kerken in Doleantie, hoe ook ontstaan, zonder eenig onderscheid voor „zuivere Geref. Kerken naar Belijdenis en Kerkorde" te erkennen, ja zelfs te erkennen al hare lidmaten, die zonder eenig kerkelijk onderzoek zich in het Duplicaatboek lieten inschrijven." ^)

Nu valt het, hoe verder wij er achter komen te staan, des te meer te betreuren, dat indertijd, in 1894, de predikanten Van Lingen en Wisse van Den Haag, Schotel van Utrecht en Wessels van Zierikzee geen gehoor hebben gegeven aan de uitnoodiging van de classis Amer.sfoort der Gereformeerde Kerken, waarin zij bij monde van een regelingscommissie, bestaande uit de broeders Dr G. van Goor, Ds, H. Alting, Dr H. H. Kuyper, Jb Floor en H. Koning, gevraagd werden tot een open­ bare safnénspreking op den gi-ondslag van Gods Woord en de Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Waren ook zij op de vergadering, die toch doorging en den 23slcn October 1894 .te Baarn gehoudea werd, en waar de drie predikanten uit genoemde commissie enkele stellingen toelichtten en verdedigden, tegenwoordig geweest, dan had menig misverstand al terstond opgeruimd kunnen worden en dan zou in ieder geval, naar verwacht ma§ worden, in deze samenspreking, die een min of meer officieel karakter droeg, de verschilpuntcE tot hun meest scherpe formuleering gebracht zijn; wat voor de verdere discussie èn voor meer, van groote beteekenis zou zijn geweest. ^) Het mag niet verzwegen, dat heel wat kwaad voorkomen zou zijn en de geschiedenis der laatste tientallen jaren een ander verloop zou hebben gehad, indien toen door de Chr. Gereformeerden een officiëele samenspreking iniet geweigerd was.

Beginnen wij thans met het derde punt van hel bezwaarschrift, Öan moet geconstateerd, dat Üs Jongeleen hierover in zijn brochure totaal zwijgt'. Blijkbaar heeft hij beseft, dat, als hij' daarover iets zeggen ging, hij dan zijn protesteerende YQOVgangers in 't ongelijk stellen moest. Want dit bezwaar — inzoover het, blijkens het noemen van een Duplicaat-boek, zich keert tegen de opvatting van de Doleantie om ook de achtergeblevenen iii de Hervormde Kerk nog als staande onder hel toezicht van den Dol eerenden kerkeraad te beschouwen — had op 't moment van het indienen zijn bestaansrecht al verloren! Immers, door het verscherpte voorstel-Bavinck van 1891 was bereikt, dat wederzijds werd uitgesproken, dat verbreking van de kerkelijke gemeenschap met dp besturen van de Ned. Herv. Kerk niet alleen, maar ook met de leden, in corporatieven en plaatselijken zin, door Gods Woord en de Gieref. belijdenis geboden en dus noodzakelijk was. s)

En in zooverre dit bezwaar kerken of leden van. kerken uit de Doleantie niet voor Gereformeerd wilde erkennen, beging het lo. de schuldige nalatigheid, dat het niet concreet noemde, wie meij bedoelde en om welke reden deze niet voor Gereformeerd 'konden gehouden worden; en beging het 2o. de onbescheidenheid om door te willen dringeii op een terrein, waarvan men behoorde af te blijven.

Wiat zou b.v. Ds Jongeleen of Prof. Wisse er wel van zeggen, wanneer —-gesteld dat vandaag de synode der Chr. Geref. kerk en die der Gereformeerde Kerken tot vereeniging besloten — er uit onze kringen stemmen opgingen, die zeiden; wij gaan niet met de vereeniging mee, voordat wij eerst gekeurd hebben, of het met het gerefojcmeerd karakter van al die Chr. Geref. kerken en menschen wel geheel in orde is? Zouden zij niet óordeelen, dat wij elkander, zooals wij in onze Gerierale synodes optreden, hebben te aanvaarden; éii dat wij van nu voortaan samen zoo krachtig mogelijk aan de zuiver-houding der kerk, zoowel in belijdenis als leven, benooren te arbeiden?

Welnu, in dezen geest antwoordde ook de synode van 1892. Zij oordeelde „dat wat geschied is krachtens de methode van Doleantie niet ongedaan kan worden gemaakt, en dat eventueele moeilijkheden ten allen tijde kunnen worden gebracht op de meerdere Vergaderingen, en dat in de besluiten van Leeuwarden en 's Gravenhage een uitgangspnnt is verkregen om tot beslissing te komen." *^

En iemand als Prof. Lindeboom, die reeds vóór de synode ook dit bezwaar op soortgelijke overwegingen afwees, voegde er de vermaning bij: „Vereenigd zijnde, zullen we elkaar kunnen helpen en, beter dan nu, waken en werken zoowel tol bewaring van de zuiverheid en heiligheid als lot uitbreiding der Kerk. Laat toch geeii Farizeïsme ons tot voornaamheid tegen elkander verleiden. De meest ootmoedige zal het meest getrouw bevonden worden, en zijn voorbeeld zal anderen tot beschaming en aansporing wezen."")

Na dit alles blijft nog het tweede punt uit hét bezwaarsclirift over. Hier hebben wij pas. de .officiëele hoofdreden van de scheuring van 1892-1893, n.l. het beginsel der scheiding. '

Bezien wij dit punt nader, dan blijkt het, da' hier in strikten zin geen bezwaar wordt ingebrachl, doch slechts een vraag gesteld. Men zeide hiel ronduit, dat het beginsel van scheiding en dat van doleantie elkaar zoozeer uitsluiten, dat deswege vereeniging verboden was. Men kon dit ook trouwens niet zeggen, omdat men in den aanhef had verklaard, dat men niet tegen vereeniging was, en omdat anders één der hoofdleiders. Ds van Lingen, zijn heele kerkelijke verleden had moeten verloochenen. Maar men vroeg slechts, of, indien het ééne beginsel aan het andere niet werd opgeofferd, er dan geen twist of verwarring ZQ" ontstaan. Het ging dus niet over de beginselen zelf,

"(naar over mogelijke gevolgen als de twee beginselen naast elkaar gehandhaafd bleven. En daarover had men geen bezwaar, doch slechts een Yï'aag.

: Dit is later wel veranderd. Toen is men inplaats van vragenderwijs, posiUef gaan spreken. Toen i? als vast en zeker verkondigd, dat in 1892 het beginsel der Afscheiding verloochend is. Maar in het oorspronkelijke stuk is dit toch niet te vinden, gier werd slechts gevraagd naar mogelijke gevolgen van twist en van verwarring. En logisch en rechtens had op deze vraag slechts één van iweeën mogen volgen: èf de vragers hadden zich ^net het antwoord der synode tevreden moeten stellen; öf zij hadden, indien ze hierdoor niet vol-(jaan waren, hun vraag in een bezwaar moeten oinzetlen en met behoorlijke bewijzen aantoonen, waarom deswege de vereeniging voor God ongeoorloofd was. Maar zij deden noch het één noch het ander. Met een vraag over mogelijke gevolgen — zóó ging men heen. En dat, terwijl het ant-\iroord der synode hen daarvan had moeten afhouden. "Want deze sprak uit:

„a. dat er verschillende wegen tot reformatie zijn;

' b. dat er geen grond is voor de bewering, dat ei/fetitueeie vereeniging oerzaak zal zijn van twist eri eindelooze verwarring, vooral wanneer het gei)ed om den vrede van Jeruzalem toenemende is, wijl Scheiding en Doleantie, hoewel in sommige opzichten verschillende, toch hierin overeen gekomen zijn, dat verbreking van de kerkelijke gemeenschap met bestuur en leden van het Ned. Herv. Kerkgenootschap noodzakelijk is." ^)

Nu is het waar, dat er in het tweede punt van het bezwaarschrift ook iets geponeerd wordt. Er wordt uitgesproken, dat in den strijd der laatste jaren de beginselen van Afscheiding en Doleantie met elkaar in strijd bleken te zijn, vooral in de beschouwing der Hervormde Kerk. Doch ook in dit positieve deel wordt wel een feit, dat men meende waargenomen te hebben, geconstateerd, doch in strikten zin geen bezwaar ingebracht. Er wordt niet gepreciseerd en geargumenteerd. Er wordt niet nauwkeurig omschreven: zus en zoo is het beginsel der scheiding; en dit en dat is het beginsel der doleantie; om dan met behoorlijke argumenten aan te toonen, dat deze beide begin.selen elkaar niet verdragen, en dat de kerk die uit het eene ontstaan is, onmogelijk te vereenigen valt met de kerk, die uit het andere opgekomen is. 't Is ook hier weer de zelfde vaagheid, die wij reeds meer tegenkwamen en waarvan ieder alles kan maken. De eenige predseering is, dat het vooral gaat om de beschouwing van de Hervormde Kerk. Maar wat dit dan nader is, worden wij irih het officiëelf stuk niet gewaar

Ds Jongeleen zegt, dat hiermee bedoeld wordt, dat het beginsel der afscheiding was: de Hervormde Kerk is een valsche kerk; en dat van de doleantie: Ze is een kerk in deformatie.

Nu zou ik niet graag willen beweren, dat deze omschrijving juist is. Nog minder, dat hiermee het meest tj'pische en wezenlijke onderscheid tusschen Scheiding en Doleantie is aangewezen. Bavinck') en Kuyper ^) hebben de beide beginselen veel dieper gepeild en hun onderscheid gansch anders blootgelegd.

Het zou eigenlijk veel interessanter zijn om de kwesties, die bij deze diepere probleemstelling aan de orde komen, te bespreken. Hoewel ook dan blijken zou — en ik voeg dit er onmiddellijk bij' opdat van mijn woorden geen misbruik gemaakt worde — dat de beide beginselen zeer wel binnen één kerkverband naast elkaar leven kuninen.

Maar nu noch Ds Jongeleen, noch zijn kerkgencolen, voorzoover ik althans van hun geschrif-Uin kennis genomen heb, van die dieper liggende kwesties last hebben, en zij het heele verschil •slellen in de beschouwing over de Hervormde Kerk, is het ook voor ons, voor ons tegenwoordig (ïoel voldoende om daarbij te blijven staan.

En dan zal hel niemand, die even doordenkt, ontgaan, hoe futiel op deze manier de heele kwestie wordt. Hei verschil tusschen Scheiding en !> oleanlie komt dan hierop neer, hoe zij toch dachten over de kerk, met welke beiden om principiëele redenen niet meer te doem wilden hebben en waarmee zij ook beiden metterdaad radicaal braken.

En omdat de eene — naar de voorstelling van l> s Jongeleen — over die Hervormde Kerk, die men beiden even beslist den afscheidsbrief gegeven had, iels gunstiger oordeelde dan de ander, zou de vereeniging door de Schrift verboden wezen; en dit zou dan zulk een diep ingi-ijpend geschil zijn, dat hierdoor het afzonderlijk bestaan der Chr. Gerei Kerk geboden wordt? !

Het bevreemdt waarlijk niet, dat een deel der Christelijke Gereformeerde Kerk tegenwoordig er op uit is, , om allerlei verschillen in de belijdenis tusschen hen en ons zoo diep en groot mogelijk voor te stellen en zelfs te scheppen. Men schijnt zelf te beseffen, dat men om een beschouwing over de Hervormde Kerk zijn bestaansrecht niet rechtvaardigen kan.

Om dezen keer niet te veel plaatsruimte in te nemen, breek ik, afwijkend van mijn oorspronkelijk voornemen, nog eenmaal af, en hoop ik in een apart ai-tikel de slot-opmerkingen te maken, die mij nog op het hart liggen. ',

E. D. KRAAN.


') Acta van de Synode van Amsterdam, 1892, art. 33 en 34.

') De vóór-historie en de stellingen met hun toelichting van deze openbare vergadering, waar Ds Van Lingen c.s. weig^rae» te komen, zijn te vinden in het officiëele verslag, dat late' nder den titel „Scheurmakerij of niet? " verschenen is. , ,

=) Acta, art. 160 en 164. Zie ook „De Reformatie" van 2» October j.l.

') Acta, art. 34.

•') Mag en zal de Vereeniging doorgaan? Brief van X, • en Z, 8.

°) Acta, art. 33.

') In een artikel: „De agenda onzer a.s. Synode" in „De Bazuin" van 3 Augustus 1888. Ook in de zeker wel door Bavinck opgestelde Memorie van Toelichting bij de Concept-acta van ineensmelting van de Christ. Geref. Kerk en Ned. Geref. Kerken, 24—31.

^ Separatie en Doleantie, 42 v.v. -

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De Vereeniging van 1892.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's