GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studie der Aardkorst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studie der Aardkorst.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. de Graaf. Algemeene Geologie. J. H. Kok, N.V., Kampen, 1933.

In de nu langzamerhand bij onze lezers algemeen bekende en gewaardeerde serie: Christendom en Natuurwetenschap is als 4e deel verschenen: Algemeene Geologie, van de hand van den heer A. de Graaf, Directeur der Chr. , H. B. S. te Ylaardingen. We prijzen den uitgever gelukkig, dat hij ook voor deze wetenschap iemand vinden kon, bereid haar in deze serie te behandelen.

Het Darwinisme en heel z'n nasleep, die alles zagen ^loor den evolutionistischen bril en den Christen-met-zijn-scheppingsverhaal meenden den schrik op het lijf te kunnen jagen, ze hebben hun tijd in de - wetenschappelijke wereld als zoodanig gehad. Men is met dat verklaren-één-twee-drie wel wat hard van stapel geloopen, zoo werd ingezien, toen een steeds ijveriger zoeken naar en onderzoeken en vergelijken van feiten het lichtvaardige van vele „verklaringen" aan het licht brachten.

Echter, wat al kwaad een dergelijke hypothese-beweging ook op haar geweten mag hebben, ze was een prikkel, een krachtige prikkel tot onderzoek, voortgezet, dieper onderzoek. En de geologie, de wetenscliap die zich bezig houdt met onderzoek en studie der aardkorst, heeft er niet het minst van geprofiteerd. Welk een vlucht heeft zij in de ruim honderd jaar van haar bestaain al niet genomen. Wat een sommen worden er niet aan besteed om dat onderzoek zoo grondig mogelijk ter hand Ie nemen. De practische beteekenis, die ze heeft voor den mijnbouw, deed zich zoo sterk gelden, dat millioenen er reeds voor zijn uitgegeven en nog altijd wordt zulk kostbaar bodemonderzoek voortgezet. Geen wonder, dat in de Vereen. Staten van Noord-Amerika de omstandigheden gunstig waren voor een sterke ontwikkeling en beoefening van deze wetenschap. Voortdurend groeit het feiten-materiaal, dat door de nu zoo bekwame, geschoolde geologen wordt verzameld. En oo'k de Christen moet dankbaar zijn voor al die gegevens, door nauwgezet onderzoek verkregen, die onze kennis er van en inzicht in den bouw der aardkorst kunnen verrijken. Hij zal het in de „moderne" wetenschap laken, dat zij zich al meer op positivistischen grondslag stelt, maar voordeel mag deze koersverandering genoemd worden, waar de wetenschappelijke onderzoeker zich minder met a-priori-kwesties inlaat en een hartstocht voor het verzamelen van feiten, goed gefundeerde feiten heeft, welke hij zeer voorzichtig gebruikt bij het opstellen van zijn conclusies en het geven zijner verklaringen.

De heer de Graaf volgt niet de methode van J. M. Gartner, die in zijn werkje: Bijbel en Geologie. Spreken zij elkander tegen of niet? "^) alle moeilijkheden, die de geloovige bijbellezer in de eerste negen hoofdstukken van Genesis ontmoet, bij den toenmaligen stand der geologische en biologische wetenschap, poogt op te lossen en aan al de bedenkingen, die deze wetenschap bij den Christen zou kunnen doen rijzen, alle kracht te ontnemen tracht door zelf aan het hypotheseeren te gaan.

Voor een dergelijke opdracht en methode zou de heer De Graaf feestelijk bedanken. En terecht. Daarvoor heeft hij te grooten eerbied voor de wetenschap, die in de eerste plaats naar feiten zoekt en niet met verklaringen direct maar klaar staat. De uitspraak van Dr A. Kuyper: „Voor de kennis van de uitwendige wereld helpt vrome zin u niets. Om de kracht van een electrischen stroom te berekenen, slaat niemand zijn Bijbel op: en om te weten, hoe sterk het fundament moet zijn, om een huis met vijf verdiepingen te kunnen dragen, raadpleegt geen architect, hoe vroom ook, een godvruclitige vrouw in zijn familie. Bedoelt men dus geen andere wijsheid dan om de verhoudingen van stof en kracht te berekenen, en geen andere wetenschap dan aan de dingen, die buiten het hart omgaan, dan gaat ieder onzer eeniglijk af op geleerdheid en blijft de godsdienst buiten spel", licht dit standpunt van den auteur wel duidelijk toe. 2) Toch doet hij geen knieval voor de wetenschap als Wetenschap. „Wij stellen voorop, dat de eenige zekere bron van onze kennis aangaande den oorsprong der aarde de Bijbel is. Deze leert ons, dat de aarde geschapen is door den wil en het Woord Gods".') Wel een positief, maar geen positivistisch standpunt, waar de auteur van uitgaat. En daar voelt hij zich veilig en sterk. Laten de feiten, de verzamelde gegevens nu maar loskomen, de auteur blijft gerust. Hij houdt scherp in 'toog wat het verschil is en blijft tusschen oojectieve feiten en — conclusies en hypothesen, van subjectieven inslag niet vrij, die er aan worden verbonden. En hoe nu de theorie omtrent het ontstaan der aarde „op, het eerste gezicht ook lijkt te verschillen met het scheppingsverhaal, „met de letter des Bijbels is zij niet in strijd. Zeer merkwaardig is ze zeker, omdat de opeenvolging der gebeurtenissen, zooa'ls zij zich die voorstelt, volkomen dezelfde is als die in het scheppingsverhaal der Heilige Schrift. Het blijft evenwel een onderstelling, en meer niet. Wij mogen ook niet zeggen, dat het alzoo niet geschied kan zijn. Want daarvan weten wij niets." *)

Komt het positief Christelijk standpunt van den auteur dus wel Klaar aan den dag, toch draagt zijn werk geen polemisch karakter. Hij gaat niet in de eerste plaats ten strijde tegen hypothesen, die zich bezighouden met het ontstaan der aard-Jkorst en aarde en het scheppingsverhaal in het gedrang zouden kunnen brengen. Aan dit meer hypothetisch terrein der historische geologie wijdt hij slechts enkele bladzijden. Wat hij hier geeft is een klaar geschreven schets van dat deel der geologie, dat zich bezig houdt met del studie der veranderingen, die aan het aardoppervlak plaats grijpen door in-en uitwendig werkende physische krachten. Beknopt geeft hij weer wat de verschillende opvattingen aangaande de wordingsgeschiedenis van onze aarde zijn en voegt een tabelarisch overzicht der geologische tijdvakken er aan toe. De grootste aandacht wijdt hij aan die verschijnselen, 'die in schoolboeken behandeld worden onder den naam natuurkimdige aardrijkskunde. Na enkele oriênteerende mededeelingen betreffende geologie in 't algemeen volgen dan de hoofdstukken over de exogene krachten, die van buiten op de aardkorst werken als: de atmosfeer, het water, de zee, het ijs, de organismen, enz. en vervolgens die over de endogene krachten: het vulkanisme, de aardbevingen en de gebergtevorming. Bij deze laatste groep laat hij de z.g. epirogenetische krachten, die van binnenuit langzame verandering in de ligging van de strandlijn aan de zeekust kunnen veroorzaken, buiten beschouwing en wijdt aan dit voor ons land en Ned.-Indië belangrijke onderwerp slechts een halve bladzijde bij de bespreking der zee als exogene, kracht, wat met de juiste opvatting der geologische feiten niet in overeenstemming is te brengen.

In het laatste hoofdstuk betreedt hij nog even weer het terrein der historische geologie, waar hij zich bezig houdt met de geologische tijdrekening. Hij geeft slechts enkele algemeene opmerkingen en brengt de vraag: dagen of tijdperken bij de Schepping, in het geding. De auteur voelt meer voor de laatste opvatting en dekt zich in zijn betoog luet uitspraken van Woltjer, Bavinck, Buitendijk en Verseveldt.

Het geheele boek laat zich prettig lezen; het verraadt den enthousiasten docent, die door z'n duidelijke voordracht der stof bij zijn auditorium iets van de geestdrift wil wekken, die hem zelf bezielt. Een mooie collectie vaak zeer origineele foto's illustreeren den tekst.

Moge het bij vele lezers belangstelling wekken of aanwakkeren voor de studie van Gods schepping, voor 't machtig werk Zijner handen in voorkomen, voortdurende verandering en opbouw van de schors der aarde, die ons tot woonplaats is aangewezen. Waar de auteur slechts een beknopt overzicht gaf van het uitgebreide veld der algemeene geologie, zal de lezer-met-blijvende-belangstelling, die dieper op de verschillende onderwerpen wil ingaan, de litteratuur moeten raadplegen, die de auteur in een lijst aan 't slot van zijn boek heeft toegevoegd.


1) Uit het Duitsch vertaalA Amsterdam, H. de Hoogh en

2), 1870. =) blz. 196.

3) blz. 196. ») blz. 197.

4) blz. 197. ') blz. 198, 199.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Studie der Aardkorst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's