GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het antwoord uit den Hemel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het antwoord uit den Hemel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(La régonse du Seigneur.)

II.

Ik zou zoo willen voortgaan en u, mijn lezers, deze wonderbare ontmoeting vertellen in al z'n details, want er is er niet één, schilderachtig of emotioneel, of het, treft doel, en is schier onmisbaar; maar de afmeting van deze bespreking zou de grenzen van een weekbladartikel te buiten gaan.

Nadat hij nog een poos gebleven is, onze jonge trekker, om zijn oogen te verzadigen aan het vreemde schouwspel van deze lijkdienst, wil hij eindelijk weggaan. Maar bij de ingang ziet hij juist dat een groote boerenwagen, met zwart laken bekleed, en gelrokken door vier span prachtige roode ossen, de binnenplaats oprijdt. Vier rijzige boerenjongens sturen ze, zonder een schreeuw of keelgeluid te geven, alleen zwaaiend met de prikkel, de binnenplaats op, waar ze, met een prachtige manoeuvre, de wagen juist voor de deur doen stilhouden.

— Dat is wat bizonders, een begrafenis met ossen, denkt de jonge man. Dat moet ik tot het eind toe zien.

En zoo voegt hij, in zijn marschtenue en z'n puntstok in de hand, zich bij de stoet van in 't zwart gekleede boeren en boerinnen. Maafbij het uiteengaan na de teraardebestelling merkt hij dat alle deelnemers voorbij den ouden mageren man defileeren om dezen de hand te drukken. Wat zal hij doen? Stilletjes er vandoor gaan? Hij hoopt half dat de burchtheer, beu van al het handen geven, hem niet zien zal.

Maar, jawel! Hoe groot is z'n ontsteltenis als hij hem een stap in zijn richting ziet doen en hem de bleeke, madere handen toesteken.

— Mijnheer, ik dank ui

De jonge man maakt een diepe buiging.

— Ik dank u, herhaalde hij, hem aanziende tot in het diepste van zijn wezen'.

— Mijnheer, begon hij weer, toen ik u zoo even zag bij het stoffelijk overblijfsel van mijn geliefde zuster, heb ik gedacht, dat de eer van uw tegenwoordig zijn, ons misschien was te beurt gevallen door een of andere familie-relatie... dat uw naam...

De grijsaard put zich uit in onderstellingen en naarmate het blijkt, dat hij verkeerd geraden heeft, komt op zijn gezicht de extatische uitdrukking van een matelooze voldoening. De jongeman aanvaardt de uilnoodiging om de nacht op het kasteel door te brengen. Eigenlijk tegen zijn zin. Wat moet hij doen met dien wonderlijken man, in die omgeving waar de rouw nog zweeft om alle dingen? Is hij op een voetreis om de gevangene te zijn van een zonderling met wien het meest pure toeval hem in aanraking heeft gebracht? Een zonderling die telkens een traan wegveegt als hij hem aanziet, en wiens handdrukken steeds hartelijker worden?

Maar het avondmaal is zóó voortreffelijk, het dienstpersoneel zóó vol ijver, de omgeving zóó oud, belangwekkend, dat hij vrede neemt met zijn zeldzaam lot.

Het kasteel, waarin hij terecht is gekomen, is in de dertiende en veertiende eeuw het hoofdkwartier geweest der Tempelieren. Een onderaardsch verwulf is de schatkamer geweest waarin zij het goud bewaarden, dat indertijd de hebzucht van Philippe Ie Bel dermate opwekte, dat hij in een monsterproces alle tachtig tempelridders tot de brandstapel deed veroordeel en. Van een der tempelridders is de oude man. Monsieur de Vauvert, de laatste nakomeling. Dikke boeken over die aloude, doorluchte en door lijden geheiligde orde, en over het proces dat de vernietiging over haar bracht, heeft de oude edelman nog in menigte. Als een grijsaard die jaren achtereen in volstrekte eenzaamheid heeft geleefd, hangt hij met heel zijn hart aan het verleden, dal hij niet anders ziet dan in de gouden glansen van stervend getij en ondergaande zon, en dat zijn edelmoedig hart bekranst met heldeneer en ridderdeugd. Voor hem zijn de middeleeuwen het onvergelijkelijke tijdperk van geloof en van saamhoorigheid. Geloof, liefde tot God. Saamhoorigheid, liefde tot den naaste. Alle redeneeringen welke de jonge student, die zijn geschiedenis goed kent, telkens geneigd is tegenover de geschledbeschouwing van zijn ouden gastheer Ie stellen, bezwijken voor diens enthousiasme. De torenkamer, waarin de gast zijn intrek heeft mogen nemen, raakt vol van dikke, in perkament gebonden, stoffige boeken, waarin de wonderbare odyssee van de Graal en de ridders - v^an de ronde tafel.

Vol van de romantiek, die uit deze folianten, opstijgt en welke er van het oude kasteel met zijn have en bewoners uitgaat, nestelt zich in zijn hart een wilde droom, welke hem de verklaring zou geven van de buitensporige vriendelijkheid waarmee Monsieur de Mauvert hem tegemoet - is getreden. De burchtheer heeft een kleindochtertje of een nicntje uit te huwelijken ea hij heeft den bruidegom zijner oude droomen in hèm

gevonden. In klinimende extase verwacht de jonge student haar als een uit overeeuwde tooverslaap ontwaakte schooue slaapster te zien verschijnen in de slotkapel of in de wei met de witte margrieten, maar deze erotische fanta'zie vindt haar ontnuchterend einde als hij constateert, dat het «enige vrouwelijke wezen, dat de eenzaamheid van M. de Mauvert deelt, een oude keukenmeid is, wier eenige tooverkracht zich uit in de kookkunst. I I [

Neen, nij zal iets ervaren en ontvangen waarbij zelfs de }iefde van vrouwen in het niet verzinkt. En hier raken wij de kern van het verhaal..

De oude edelman heeft in de stille afzondering "van een uithoek in Bretagne een bovenaardsche schat gevonden: Een geloofswaarheid heeft zich in al hare verhevenheid aan zijn door nameloos lijden gelouterde en door bidden en vasten gesublimeerde ziel geopenbaard. Het is de waarheid, dat God den mensch de potentie verleent Hem, den Almachtige, te aanschouwen en in die aanschouwing te verkrijgen wat God zelf gelijkvorniigheid noemt, een waarheid, een heerlijke realiteit, waarover ik uitvoeriger heb gehandeld de vorige week.

Het is maar ééne waarheid, en allerminst een dogmatiek. Toch (wie zou het in twijfel durven trekken? ) is één waarheid, die God in ons wil roaken tot een kern, tot een haard van licht, meer dan voldoende om een leven tot volkomene heerlijkheid te brengen. Het wonder van de straalbreking in de regenboog, herhaalt zich in elk der druppels, die zich scharen tot de juichende rei.

Die ©ene waarheid die hem gelukkig heeft geniaakt, is ook in staat anderen te onttrekken aan verderf en dood, en hun hier op aarde een beginsel der volzaligheid te doen smaken.

Hoe zal de oude eenzame man, die het contact met de moderne wereld nagenoeg kwijt is, deze boodschap doorgeven? God geeft hem diep in zijn hart de overtuiging, dat Hij ook daarin voorzien zal. Tien jaren lang is dit het onderwerp der dagelijksche gesprekken met zijn zuster geweest. Helaas, de zuster is van hem heengegaan, zonder dat deze hope tot werkelijkheid geworden is. Maar ziet, op het oogenblik dat hij, in onbeschrijfelijke droefheid, afscheid neemt van haar met wie hij zijn heerlijke verwachting heeft gedeeld, op de j meest onverklaarbare wijze, een jonge man vol levensernst, vol levenslust, vol levenskracht, staande midden in de onvergelijkelijk schoone en rijke levensgemeenschap van het studentenbestaan in Parijs. Dat moet zijn, dat is la r é-ponse du Seigneur, het antwoord, waarmede God zijn bidden en vasten, zijn verlangen en hopen, bekronen wil. Bevend eerst verkent hij het terrein, maar weldra verkeert het schuchter zoeken in triomfeerend vinden.

De gesprekken die den ouden profeet in staat stellen om den jongen man te brengen tot het bewust worden van zijn apostelschap, groepeeren zich om die momenten.

Het eerste moment is het verhaal dat Nataniël Hawthorne in ©en van zijn werken doet, van een kind, dat zóó lang in stil verlangen van gelijkvormigheid had gekeken naar een granieten kop, uitgehouwen in de rotswand boven zijn dorp in de bergen, dat net ten laatste alle trekken van de koninklijke en grandiose beeltenis in zijn eigen gelaat vertoonde en rijp was voor de rol van heilaanbrenger, die naar luid van een aloude overlevering het land zou verlossen.

Het tweede moment is de bekende kopergravure van Albrecht Dürer, waarop een ridder dwars door een van stormen, aardbevingen, van vuur en oorlog geteisterd landschap, tusschen pestilente moerassen en laaiende vulkanen door, met de rustige stap van zijn paard koers zet naar de , stad Gods. De Koning der Verschrikkingen te zamen met den Overste der Duivelen belagen hem. Maar hunne aanslagen vermogen niets op hem, wiens ziel vervuld en vervoerd is van hêt gezicht op de heerlijkheid die hem wachtende is. De twee grootste vijanden van alle vleesch, de duizeling van de wellust en de vrees voor den dood, staan machteloos bij een ziel die de aanschouwing van het Eeuwige onkwetsbaar heeft gemaakt.

Het derde moment is, wat vele natuuronderzoekers zouden noemen een biologische fantazie: in de nacht der tijden hebben sommige typen van het genus vlinder dermate gestreefd naar vereenzelviging met hunne omgeving, dat ze uitwendig een volslagen gelijkenis daarmede, alzoo stelt de oucie man het zich voor, hebben verworven.

Wat men ook denke van de oorsprong der mimicry, een ieder zal het vrijstaan daarin een symbool te zien van de mogelijkheden, welke God heeft gelegd in zijn schepsel om zich om te vormen naar het beeld waarmee de blikken zich verzadigen en waarmee de ziel zich vult.

Dit zijn de drie etappen van de weg welke de jonge reiziger doorschrijdt, aan de hand van zijn ouden vriend, en waarlangs hij bereikt de berghoogte van zijn apostolaat.

En ik verzeker de lezers van „De Reformatie", dat èn mijn analyse èn mijn vertaalde citaten verre zijn van een juist beeld te geven noch van de verheven schoonheid, noch van het intense leven dat de schrijver heeft weten te leggen in deze eenvoudige gegevens, welker spel La réponse du Seigneur vormt.

(Wordt vervolgd.)

MARMELSTEIN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Het antwoord uit den Hemel.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's