GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doleerende opmerkingen.

In het „Kerkblad der Geref. Kerken in N.-O.-Indië chreef Ds C. Mak een vijftal artikelen onder den volgenden titel:

Eenige doleerende opmerkingen naar aanleiding van het verschijnen van de uitgave: „Eenige Gezangen", in gebruik bij de Gereformeerde Kerken in Nederland, alsmede hare Formulieren van Eenigheid en Liturgie.

Omdat dit blad, ondanks herhaald bericht, mij reeds eruimen tijd niet meer gezonden wordt, heb ik de oorgaande artikelen niet gelezen. Dit laatste evenwel s me toegezonden uit den kring onzer lezers (veel dank!) ooals men begrijpt, gaat het over de „eenige gezangen". en schrijver gaat het met de reformatie van ons leven iet ver genoeg, niet vlug genoeg. Wo citeeren hem n zijn geheel:

Laten we beginnen met de dingen te zien zooals ze zijn. Laten we erkennen, dat onze kerkelijke vergaderingen het van God gevraagde reformatorische werk niet hebben Isünnen volbrengen, omdat daar.een ban is in ons leger. Dat in dit opzicht zelfs de uit­ drukking met pelagiaanschen klank geldig is: het volli krijgt zijn synodes, die het verdient! En zijn gezangen en liturgie, die het verdient! Ons gereformeerde volk was in 1918 niet wakker tot reformatie in groeten stijl en is het heden in '34 nog niet! Daar is geen „beweging" in ons volk gaande, gelijk we dat van een volk des verbonds verwachten mogen! Daar is in de breede lagen van dat i-ijkgezegende volk des Heeren in ons vaderland geen bewust verlangen om van die genade Gods te zingen met dankzegging op de schoonste wijze, diep uit het hart, dus met eigen stem, dus b.v. in een geheel nieuwe psalmberijming en dus actueel als Nieuw-testamentische Gemeente ook in nieuwe geestelijke liederen! Er is geen roepingsbesef om. in dezen tijd met zijn eigen vragen en nooden, waarin weer op heerlijker wijze de rijkdom der schrift kan gezien worden dan door de generaties van vier eeuwen terug, er is geen roepingsbesef zeg ik, om in een geheel nieuw belijdenisgeschrift in actueele taal een getuigenis te geven zichzelf, den ouderen (opdat zij droomen droomen!) den jongemenschen (opdat zij perspectief zien en profeteeren mogen!): om een getuigenis te geven aan deze wereld-in-nood-en-donkerheid: geen roepingsbesef om daarin allereerst en het meest den Naam des Heeren groot te maken. Daar is geen bewustzijn, dat geloofsleven is verbondsleven, dat van ónzen kant moet uitkomen in onze bewijzen van wederliefde en weder-woord jegens den Heere! Dat een gaan is van kracht tot kracht steeds voort in gedurige actueele bewogenheid over dat meegaan van dien Engel des Heeren, Christus!

Wat we wel hebben, dat is gebleken: stilstand en hier en daar o, zoo voorzichtig een verderkruipen! Bangheid allerwege om een paar stappen te doen! Bangheid om reformatorisch tot kloeke daden te komen vanwege het trage, achterblijvende volk, waarmede zachtkens dient gehandeld te worden. Bangheid om een voet te verzetten, omdat men op de oude plek zoo veilig en zoo vast geplant staat. Meer angst uit zelfbehoud en om zelfhandhaving dan uit schroom voor het heilige. Een statische geloofshouding inplaats van een statisch-dynamische: een houding van stilstand, inplaats van één van moedige, vreugdevolle beweging, in geloof verzekerd van vast uitgangspunt en leiding des Geestes! Daarom een conservatief, angstvallig zich vastklemmen aan het oude alleen, aan het bezit: altijd zich beroepen op het verleden, op Calvijn en nu al op Bavinck en Kuyper, wil je „veilig" gaan en de kans ontloopen, dat men zich in gesprekken en kerkbodes allerwege bezorgd gaat maken, wanneer je es iets nieuws beweert! Zelfs de „eenige" gezangen, andere beproefde, klassieke liederen ten spijt, vooral veilig gezocht en gekozen uit Da Costa's poëzie: inderdaad bezit de gemeente in deze grootsche, benauwende tijden, geen actueele geloofsliederen, die klassiek zullen worden. Teekenend ook! Zoo moet een nieuw catechisatie-boek vooral ook de oude belijdenisschriften naderbij brengen (ben ik vóór, we kunnen de kerndingen nog niet béter zeggen, maar het moest bij allen eerbied voor het traditioneele niet noodig zijn al dat gekleef aan het oude). Daarom stilstand t.a.z. van de groote vraagstukken: bijbel, inspiratie. En het wordt niet eens als schuld gevoeld, wanneer we daar zaken van leertucht hebben, telkens sinds 1920, en predikanten moeten worden veroordeeld en uitgezet, terwijl wij (Gode zij dank) dan nog wel weten te onderscheiden wat niet naar de Schriften is, maar zelf niet positief en klaar en nieuw weten te zeggen, hoe die problemen wél zuiver gezien en opgelost moeten worden! Terwijl daar in Zwitserland een groepje theologen opstaat (men moge dan denken over de zuiverheid van hun gereformeerdheid, wat men wil), die het in 10 jaar klaar speelt, de overwonnen gewaande en in een hoekje geschoven theologie der Reformatie, in het bijzonder die van Calvijn, voor het Forum der theologische wereld te brengen! Waar nu het calvinisme weer allerwege de volle aandacht heeft, staan wij niet klaar om in deze situatie te spreken, zóó dat men naar óns luistert en het van ons verwacht, van ons, de meest-begenadigden van ouds! Het volk met eigen christelijke universiteit en Theologische School!

Bangheid door zoo éénzijdig naar het verleden gekeerd te zijn en zichzelf en alles maar te dekken achter dien groeten schutspatroon Calvijn. Maar als je Calvijn leest, zijn Institutie, zijn commentaren, zijn brieven, neen maar als er één geweest is, die de taal van zijn tijd sprak en overeenkomstig de vragen van zijn tijd de Schrift deed spreken, die waarlijk actueel was, voor 100 procent reformatorisch „nieuw", vooruitstrevend, baanbrekend, bezielend, bewogen... dan was het Calvijn! Soms kunt ge de gedachte niet van u afzetten, dat heel veel Calvijn-aanhangers van onze dagen, geestelijk en letterlijk, kippenvel zouden krijgen over de „beweging", die een Calvijn in dezen tijd zou veroorzaken!

Wat we wel hebben is te vergelijken met den toestand van meeraangehaalden dominee op Zaterdagavond bij zijn oude, omgewerkte preek. Toestand van ziele-matheid en oppervlakkigheid en geesteloosheid van geloofsleven. Veel onderlinge kritiek en onderling gehaspel en weinig zelfkritiek en gezamenlijken opbouw: schrikbarend veel geloofsonzekerheid en ingezonkenheid, weinig bezieling en blijmoedig getuigenis: veel individualistisch, egocentrisch geloofsleven, zoo weinig krachtens het verbond een bewust kerkelijk gemeenschapsleven, altruïstisch, ten allen tijde bereid tot eerbied en getuigenis, immer van zich af wijzende, boven zichzelf uit naar Christus heen. Vooral weinig solidariteitsgevoel: in de gemeente niet meelijden en zich meeverblijden met den ander: ten aanzien van de wereld daarbuiten zich niet (van geboorte, van nature toch!) ootmoedig verbonden wetende met al die andere medemenschen in nood-van-zonde-en-dwaling en daarom meer evangelisatiecommissies dan een in liefde en voorbede bewogen, evangeliseerende gemeente! Geen solidair gevoel t.a.z. van reformatorische roeping, geen solidair schuldgevoel ook t.a.z. van haar onvervuld-zijn. Niet verstaande, dat er in het persoonlijk leven te weinig wezenlijke, waarachtige dagelijksche bekeering is - r bij allen — en dat deswege de Synodes met onmacht geslagen zijn en daarom ook (wie heelt

op zijn knieën daarvoor schuld beleden — ach misschien wel meer dan 7000, God geve het) een man als Dr Ubbink, een broedei*-voorganger, zijn leven lang gezocht en gedacht heeft (méér dan troepen collega's!) en toch het goede spoor is bijster geraakt!

Het is tragisch zooals men in ernst zoekt naar behoud en handhaving van het gereformeerd belijden, maar de diepere schuldoorzaak niet schijnt te zien. Die niet zoozeer ligt in afwijking van de leer (die inderdaad niet alleen een gevaar is maar al onheilvolle realiteit) maar dieper, wilt ge eerder-voor-deliand-liggende, eenvoudig naar mijn volle overtuiging in ongehoorzaamheid, in onbekeerlijkheid van het gewone, dagelijksche leven. De sfeer der godzaligheid, der oprechte vroomheid is uit onze gezinnen al te zeer geweken. Het geloofsleven wordt er niet meer geheiligd in zelfverloochening en zelfoverwiuning in kleine en groote dingen; men leeft niet meer bewust in den troost van Zondag 1, als degenen, die het eigendom des Heeren zijn en dus zichzelf niet meer mogen, niet meer behoeven te leven. Daarom is zooveel uit de zeven brieven aan de Gemeenten van Klein-Azië op ons toepasselijk: „ik weet uwe werken, dat gij om mijns naams wil gearbeid hebt" (ja, daar wordt ontzaglijk veel gedaan voor Christus en Zijn Rijk!), maar: „Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verlaten hebt.

Doe de eerste werken en zoo niet..." Zoo heeft zich de matheid gelegerd over onze hoofden en nevelen beletten het verre uitzicht! Men verstaat niet, dat den oprechte het licht opgaat in de duisternis, dat de gehoorzame, de dagelijks voor God wandelende, de altijd zich bekeerende, dat diè door den Heiligen Geest innerlijk de zaligheid ervaart van het geloof, dat dié doorbreekt tot de waarachtige kennis van Gods Woord, de levende kennis, die bezielt en tot getuigen dringt en tot roemen in den Heere! Men verstaat niet, dat wij bekeering noodig hebben, om het eens „klassiek" te zeggen, eenvoudig prakt ij k der godzaligheid! Het zou wel kunnen wezen, dat die „onzuivere nochtans effectieve", heelemaal-nietgereformeerde Buchmanbeweging in deze een boodschap en een vermaning is van God aan ons gerefoi^ meerd adres!

Maar men verstaat niet. Men weet al van alle stemmen en stroomingen van buiten tevoren, dat het mogelijk goede daarin, allang en beter bij ons zelf gevonden wordt en dat wij slechts hebben pal te staan tegen invasie van onzuiverheden. Men staat onder ons volk tot zijnzelfs groote schade zoo weinig open, gelijk die „openheid" een wezenlijk kenmerk is van een volk op reis, een volk met toekomst, een al maar door zich reformeerend volk. Men heeft veel meer de neiging om zich, onbewust vaak van zelfgenoegzaamheid, in eigen welbesloten en ommuurde vesting op te sluiten, alsof de wekelijksche geloofsbelijdenis van de gemeenschap der heiligen niet wijder omspanning heeft dan eigen geloofsgenooten en, waarachtig beleden, niet tot veel grooter zegen kan zijn. Zoo zie ik overal een strijden tot behoud van de oude waarheden (dat is goed, de Heer eischt dezen strijd!) en b.v. een professor Schilder, die (hij zij er voor gedankt, want dat moét ook geschieden) alle vennoeienissen en teleurstellingen en misverstanden ten spijt, vecht als een leeuw om de problemen en probleempjes scherp on principieel te stellen, opdat die christelijk-gereformeerden eens eindelijk zouden inzien, dat ze om verkeerde redenen „afgescheiden" leven — en ik weet, hoe de Sj'node ernst gemaakt heeft met de éénheid aller gereformeerden en er een adres is uitgegaan — on je hebt hoe langer hoe meer het gevoel, dat we er niet mee opschieten, tenzij er een andere sfeer komt, uit den Heiligen Geest, tenzij we allen en een iegelijk a an den 1 ij v e weten, actueel weten, wat bekeering bet e e k e n t.

Eerst reformatie in het persoonlijk leven, dan zal God ons laten zien, wat een kerk-reformatie is! Dan zal het ook ineens gaan, met een vaartje en in grooten stijl. En alle belemmeringen, waar we nu mee „zitten" zullen door den vloed des Geestes weggeduwd worden!

Ik neem nog eens het geschenk van de Synode in handen! Dat „oude" nieuwe boek! Ineens weer valt mijn oog op die ouderwetsche notenteekens van Kok < .~n dat de commissie in haar voorrede het woord „mitsgaders" gebruikt en ik kan het niet helpen, dat me dat voor oogen doet schemeren, alsof bij de namen der onderteekenaars ook Bogerman en Datheen gemeld staan! Mag ik met dat Liturgie-boek in handen ondankbaar zijn en heb ik geen oog voor het vele goede, dat onder ons gevonden wordt en gewerkt vi/ordt? Neen, ik dank mijn God voor alles, dat hij tot zijn dienst op aarde ons gelaten en ons gegeven heeft hoven vele anderen. Hem zij dank voor het goede in ons Gezangen-en Formulierenboek!

Het komt me weer vanzelf in de gedachten, dat dit het jaar is van het „Eeuwfeest" der Afscheiding, waarop ons volk behoort te danken voor wat God ons bewezen heeft. Als het nu maar niet alleen als jubeljaar wordt uitgeroepen, als het nu maar geen oppervlakkig feestvieren wordt! Als het nu maar écht een gedenken wordt voor Gods Aangezicht al de 100 jaar, ook de laatste 20, die de Heere ons geleid heeft! Opdat we met het „nieuwe" Liturgie-boek op eiken kansel bovenal ons verootmoedigen, ons bekeeren en het Verbond met onzen God vernieuwen!

Als ik eens zoo'n oude preek heb bijgewerkt en gehouden, dan spreekt er in al den nood van mijn ziel over zulk gebrekkig dienstwerk toch heimelijk zoo'n stille vreugde, die ik niet kan, noch mag het zwijgen opleggen. Het is de „paradoxale" blijdschap van één, die zooveel leed en last van zijn nood heeft, omdat hij, de dienaar, zijn Heer moet toestemmen: „het had anders gekund. Gij hebt mij verder geleid. Gij hebt mij méér gegeven dan in zulk schamel prediken tot uiting komt. Heer, ik dank U voor dit noodgevoel en voor deze schaamte". En deze ervaring wordt een doorgang tot afhankelijker èn rijker genadedienst!

Zoo schudde de Geest des Heeren het schuldgevoel wakker, zoo verwekke hij allerwege verootmoediging, verootmoediging, en nog eens: verootmoediging. Zoo geve God mij en de gemeenten en allen, voor wie de verheerlijking van Gods Naam boven alles ga, dat wij zoolang dit Liturgie-boek op den kansel blijft liggen dol e er en zullen!

Doleeren met de verborgen vreugde in ons hart, dat er refoimatie komen kan en komen moét, omdat we rijker kunnen zijn dan waarmee we voor den dag kwamen, omdat Christus onze Leidsman geweest is.

Het artikel schijnt ons een antwoord waard.

We zullen daarom in „ K e r k e 1 ij k Leven" (zoo mogelijk te beginnen deze week) in enkele losse artikeltjes er iets over zeggen. Ik moge dus daarheen verwijzen.

Verzoening van .pielen" is geen verzoening van „standpunten".

„Die Kerkblad" (Zuid-Afrika) schrijft:

Die pers het algemene rugbaarheid gegee aan die bekering van Dr Snyman, predikant van die Ned. Geref. Kerk van Stellenbosch, tot verdraagsaamheid, wat aanleiding gegee het tot skuldbelydenis en versoening met Prof. Dr J. du Plessis.

Dat Dr Snyman verkies het om openbaarheid te gee aan hierdie vir hom sentrale gebeurtenis in sy lewe is te danke aan 'n bekeringsprediker, 'n sekere mnr Fletcher wat opgang gemaak het in Kaapstad en Stellenbosch en aangeprysis deur , , Die Kerkbode" en Dr Snyman om sy wonderbaarlike bekeringstegniek. Hierdie sensasionele bekeringsgeskiedenis sal nog 'n nasleep hê in die ondei-werping van die Kerkraad van Stellenbosch aan die Ring van Stellenbosch, en aan die opestelling van die kansel van Stellenbosch vir die betrokke professor met wie Dr Snyman saam gebid het aan die woning van die professor.

Hierdie wending in die houding van die predikant van Stellenbosch is met vreugde begroet deur die volgelinge van Prof. du P., wat natuurlik geen rede het om ook bekeerd te word nie.

Reeds het die Transvaalse leier onder die predikante. Ds Nicol van Johannesburg, van hom laat hoor. S.Eerw. het sy blydskap te kenne gegee oor die gebeurtenis en die stelling van die moderniste in Transvaal beklem, n.l. dat nie die kerklike „howe" nie, maar die sogenaamde teologe die leerverskille in die kerk moet uitmaak wat die leermeester. Prof. du P. altyd geëis het.

Verder hoop Ds Nicol dat die omkeer in die lewe van Dr Snyman die atmosfeer sal suiwer (natuurlik vir die moderniste!) in Stellenbosch en dat dit sal dien om die „Professor te rehabiliteer".

Dit blyk dus dat die bekering van Dr Snyman toegejuig word deur die Du Plessis-mense in die N.G. Kerk.

Ons het hier weer 'n sprekende voorbeeld van die vrugte van die metodisme wat dikwels in die geskiedenis in diens van modernisme en liberalisme gestaan het teenoor die reformasie.

So was dit in die tweede helfte van die 19de eeu toe die liberalisme 'n bondgenoot geword het in die metodistiese opwekkingsdienste vanaf 1860. Die metodistiese metode is, as daar leerverskille kom, om die mense te bekeer en onder die emosionele (gevoels) stemming die verdraagsaamheid te bewerk — dan is daar vrede! Maar ten koste van die suiwere leer!

„Die Kerkbode" en Prof. du Plessis self is baie ingenome met die veranderde houding van die predikant van Stellenbosch, en die Professor spreek uit dat hierdie toenadering geskied met behoud van eie oortui g i n g s, en dat hulle almal tog net oor ondergeskikte punte verskil, en in die groot saak een is. Dit is ook die gees van verdraagsaamheid ten opsigte van die leer.

As 'n mens hierdie verdraagsaamheid 'n bietjie rekbaar maak, dan kan ons nou maar almal die verskille opsy sit, en uiteindelik, as die Roomse ons wil verdra, met hulle ook tot 'n vergelyk kom, want in die hoofsaak, so kan geredeneer word, is ons met hulle ook eens.

Wonderlik dat mense nou op politieke en op godsdienstige gebied uitvind dat hulle net oor ondergeskikte punte al die tyd verskil het en rusie gemaak het, en dat die saamsmeltingsproces na die ontdekking ongehinderd kan deurgaan, elkeen egter nog „met behoud van eie oortuigings".

Hoe op aarde kan Ds Nicol met sy leier, die Professor van Stellenbosch, wil hê dat leerverskille nie deur kerklike samekomste nie, maar deur teologe moet behandel en uitgemaak word?

Wie is die-Teologe dan? Dit is tog nie teologies toegeruste mense wat as 'n kaste afgesonder is nie. Die Teologe is tog Professore in die Teologie, en predikante wat dienaars is van die kerk en gebind is deur 'n Belydenis-formulier.

Moét die kerk dan maar töesïên dat sy Teologe deur allerlei soort van leer • onderling verskil en allerlei kettery verkondig?

En as die teologe dan oor 'n leerpunt beslis het moet die kerk dan maar aanvaar wat deur die meerderheid van teologe-stemme as resultaat van die teologiese wetenskap uitgemaak is? Of as die Teologe nou in die sin het om altyd maar te delibereer en te argumenteer en nie tot 'n beslissing kom nie, moet die kerk hi; !!e maar hul gang laat gaan, en óf van hulle geen iiotisie neem óf hulle toelaat om die rus van die kerk te versteur?

Nee, die kerk moet rus hê, en in die rustige atmosfeer van sy Belydenis moet deur bediening van Woord en Sakramente die gemeente gebou word.

Daarom moet elke sogenaamde teoloog wat predikant of professor is, hom onderwerp aan die belydenis, sodat hy nie 'n r u s versteurder of skeurmaker sal wees nie. En als hy dan besware teen die Belydenis het? Ja, hy moet dan op wettige w y s e sy besware nie voor die teologe lê nie, maar voor die kerk in Sinode vergader, waar ook teologe sal wees wat hom sal aanhoor en, óf met hom instem en daarom die Belydenis wysig, óf van hom verskil en hom verplig om hom te onderwerp sodat die waters van die kerklike lewe nie beroerd word nie, of die kerk bedank om buite die mure van die kerk rustig en lustig te teologiseer sy teologie.

Hierdie verdraagsame advies om die predikante te laat uitmaak wat waarheid is is nie alleen gevaarlik nie, maar ook in stryd met die geskiedenis wat leer dat al die strydvrae en rusies tussen teologe besweer is deur Sinodes. Dink maar aan Arius en Athanasius en die Sinode van Nicea, en voorheen, selfs in die Bybel aan Paulus en die Judaistiese predikante en diè vergadering 'van Jerusalem, aan Gomarus en Arminius en die Sinode van Dordt — enkele voorbeelde uit honderde.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's