GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groote Tudor-Figuren.

(Schetsen uit den tijd der Reformatie in Engeland en Schotland.)

VIII.

Protestantsche Martelaren.

E-en. merkwaardige Tudor-figuur, die al eens een paar keer opgedoken is in deze schetsen, verdient nog nadere beschouwing. Het is de figuur van Thomas Cranmer, aartsbisschop van Canterbury, de man die met Latimer misschien wel heit meest beeft bijgedragen tot de verbreiding der Reformatie in Engeland. Zijn opkomst en val was onlosmakelijk verbonden met die ongelukkige getschiedenis der vrouwen van Hendrik VIII, vaa wie WO er nu vier de revue hebben zien pasr seeren: Catharina van Arragon, de moeder van Maria de Bloedig© (gescheiden), Ann Boleyn, de moeder van Elizabeth (onthoofd), Jane Seymour, de moeder van Edward VI (in bet kraambed gestorven), en Anna van Kleef, die door Hendrik VIII retour gezonden werd naar Duitschland, vanwege haar leelij'kheid: „als maagd", zooals Hendrik VIII met genoegen meende te moeten constateeren. Voor de volledigheid noem ik hier meteen nog nummer vijf, Catharina Howard, wier leven voor en na haar huwelijk ver van onberispelijk schijnt te zijn geweest, en die oofc onthoofd werd; 'en t& a slotte nummer zes, Catharina Parr, die al twee keer getrouwd was geweest voordat Hendrik bet oog op haar liet vallen, een goede stiefmoeder was voor diens ongelukkig© dochters, Maria en Elizabeth, en na 's Konings dood voor de vierde maal' huwde, maar kort daarna oveHéed. Cranmer heeft als aartsbisschop van Canterbury voor zijn koninklijken meester eerst het huwelijk met Catharina van Arragon onwettig en het reeds vóór dien tijd gesloten geheime huwelijk met Ann Boleyn wettig moeten verklaren; daarop, nadat de koning en hijzelf uit openbaringen omtrent haar vroeger leven (wat het precies geweest is, schijnt niet bekend) de overtuiging hadden gekregen, dat zij eigenlijk niet met Hendrik had kunnen trouwen, moest hij weer plechtig de onwettigheid van Ann Boleyns huwehjk uitspreken; hij heeft me© moeten werken tot de echtscheiding van Anna van Kleef, en heeft zelf aan zijn meester mededeelingen gedaan betreffend© het vóór-huwelijksche gedrag van Catharina Howard, welke leidden tot de onthoofding van die lichtzinnige dam© ©n ©en paar vaia haar minnaars.

Inderdaad, Hendrik VIII was wel heel ongelukkig in zijn matrimoniale ondememuigen, en allen die deze zaken voor hem op moesten knappen, ondervonden niet alleen dat de liefde niet steeds bestendig van duur is, maar ook, dat de emotioneels verwikkelingen van ©en despoot als Hendrik voor den staat, voor de Christenheid en voor henzelf de meest ingrijpende gevolgen na z*ich konden slepen.

Daar kwam bij, dat wat Cranmer betreft, deze, zooals we zien zuU^en, in zijn eigen emotioneel© leven iets voor het ietwat onberefcenbar© gewetea van Hendrifc te verbergen had, dat hem bij de veelvuldige crises in 's konings huwelijkszaken wel met v©©l .onrust moet vervrdd hebben.

Cranmer was ©en beminnelijk man met een goed hart, die slecht „neen" kon zeggen, als er ©en beroep op zijn welwillendheid gedaan werd. Hij was iemand die sympathi© wekte bij zijn medemenschen, omdat hij sympathie wist te geven. Maar hij was van natm-e wat weifelend en wat-tei meegaand. Een zacht man, die in een tijd van geweld en despotie een leidende rol had t© vervullen, en van wien liet daarom niet te verwonderen is, dat hij meermalen meer door de omstandigheden beheerscht scheen te worden, dan dat hij die beheerscht©.

Willen we hem niet onbillijk beoordeeleia, dan moeten we in het oog houden, dat bij alle aarzelingen en soms verrassende evoluties in Cranmers houding, er één beginsel was, dat zijn heel© leven tot. vlak vóór zijn dood heeft beheerscht: het goddelijk recht der koningen, zoowel in kerk als in staat. De koning — met het Parlement en d© Convocation, d.i. d© Synode, naast zich — was voor hem de staat, de kerk. Het is d© IGe^eeuwsche staatsvergoding, die we ook hebben opgemerkt bij Thomas Cromwell. Daarin waren deze twee: de zacht©, vriendelijke, consciëntieuze Cranmer, en de gewetenlooze geweldenaar CromweU, één van geest. Ook kwamen ze hierin overeen^ dat ze beiden de Reformatie bevorderden; maar bij Cranmer was dit ©en langzaam, met veel schommelingen zich ontwikkelende overtuiging; bij CromweU louter politieke berekening. Niettemin toonde Cranmer zich Cromwells vriend en bleef hem trouw tot aan zijn val.

We moeten ons Cranmer niet vooistellen als een strijder voor vrijheid van godsdienst of zelfs van geweten. Dat begrip was hem vreemd, zooals trouwens aan d© meeste 16e-eeuwers: onze Willem van Oranje was in dat opzicht zijn tijd ver vooruit; in Engeland zijn bet pas later, in de zeventiende eeuw, d© Independenten (Oliver Crom-

well en d© zTjnenJ geweost, die streefden naar vrijheid van geweten, vrijheid van godsdiensL

Cranmer daarentegen erkend© ten volle het recht van den staat, d.w.z. den koning, bijgestaan door Parlement en Convocation, om aan de onderdanen hun godsdienst voor te schrijven. Hij was vaa nature afkeerig van alle vervolgingen, maar toch heeft deze zachte, vriendelijke man wel meegewerkt om de kettersche Joan Bocher, die afwijkende meeningen over de incarnatie had, ten vure te doemen: hier was de leer sterker dan de natuur.

Zijn eigen geestelijk ontwikkelingsproces leidde hem in de richting der Reformatoren: Luther, Zwingii. En de omstandigheden waren hem gunstig tot aan de troonsbestijging van Maria de Bloedige: zijn vriendschap met Hendrik, wiens eigen belang het meebracht met Rome te breken, de kloosters op te heffen, en in de buitenlandsche politiek meer dan eens —inzonderheid onder Cromwells auspiciën — aansluiting te zoeiken bij de Luthersch© vorsten van Duitschland, stelde hem in staat gezamenlijk met Cromwell den koning er toe te brengen de aanwezigheid van ©en Bijbel in de landstaal in ©Ik© kerk te gelasten en het gebruik van die landstaal bij den kerkedienst te bevorderen; ©n toen in 1547 Cranmer de dogen had gesloten van zijn vereerden koning, die zich op zijn aansporing in zijn laatst© oogenblikken aan de genade van Christus had aahbevolen, en 'de tienjarige Edward VI (1547—1553) den troon beklom, toen kreeg Cranmer veelszins de vrije hand om zijn Reformatorisch© plannen door te zetten. Immers èn de „Protector", de hertog van Somerset, èn de hertog van Northumberland, die na Somersets val d© ziel van den Regentschapsraad was (waarvan ook Cranmer, naar Hendriks wil, deel uitmaakte), waren de Hervorming genegen, hoewel dit met name bij Northumberland, die het heftigst doordreef, slechts politiek spel was: de zwakke, masir koppige en fanatieke, Hervormingsgezinde jonge koning kon niet lang leven; Hendriks testament wees Maria, wier geboorte, evenals di© van Elizabeth, door het Parlement wettig verklaard was, aJs zijn opvolgster aan; maar Northumberland hoopt© nu door zijn invloed op Eduard en met den steun der Hervormingsgezinde parlij, Hendriks testament te verbreken, en den jongen koning te bewegen diens nicht Lady Jane Grey, achterkleindochter van Hendrik VII, en door Northumberland aan zijn zoon Guilford Dudley i) uitgehuwelijkt, tot zijn opvolgster te benoemen: zoo hoopte de bij allen gehate Northumbedand zelf de macht in handen te houden.

Cranmer kon in di© zes jaren van Eduards regeering zijn gang gaan. Hij gaf de Anglicaansche Kerk een Protestantsche Belijdenis ©n schiep het beroemde Book of Common Prayer, nog steeds de liturgie der Engelsche Staatskerk, in een schitterend, voor elke nuance van stemming, in smeeking ©n lofzegging, uiterst gevoelig Engelsch, dat nergens overtroffen wordt, belialve in Shakespeare. Hiermee Tieeft hij zich ©en levend monument bij het Engelsche volk geschapen, de ©euwen door.

Dat Engelsche volk zelf kende Cranmer overigens slechts weïnig. Hij was eigenlijk meer de man van de studeerkamer. Niet zóó, dat hij een stoffige kamergeleerde was: zijn vader, een landjonker van bescheiden middelen, ©en echte buitenman uit ©en oud geslacht, dat terugrekende tot den tijd van Willem den Veroveraar (dat deed aartsbisschop Cranmer tenminste, naeir de mode van zijn en later tijd, graag), had zijn tweeden zoon, overeenkomstig de gewoonte dier dagen, wel bestemd voor den geestelijken stand, maar had hem toch uitstekend paardrijden g©leeTd, en liefde tot de jacht met honden en mèt valken, en steeds is de aartsbisschop een perfect ruiter en een liefhebber van de jacht gebleven.

Maar hij was eigenlijk nooit goed met het volk in aanraking geweest, hij was ook nooit pastoor geweest. Hij had gestudeerd in Cambridge, toen Erasmus daar in de torenkamer van Queens Colleg© het Nieuwe Testament in het Grieksch zat te vertalen; was lector geworden aan Jesus College; was bezweken voor de donkeroogig© Johanna, het nichtje van de waardin van d© herberg, waar d© Dolfijn uithing, en had haar g©trouwd; had de priesterwijding ontvangen na den dood van zijn vrouw in het kraambed, en het rustige leven van den geleerde geleid, totdat... totdat hij met de echtscheidingskwestie van Catharina van Arragon in aanraking kwam; het was in een tijd toen Hendriks geweten weer ©rg bezig was met Leviticus 20:21, waar hij, die „zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben", bedreigd wordt met den vloek der kinderloosheid. Cranmer meende, dat Indien vaststond dat Catharina de vrouw van Arthur, den overleden broer van Hendrik, was geweest, en de canonici en de universiteiten legden Leviticus 20:21 zóó uit, dat het huwelijk van een man met de weduwe van zijn broer onwettig was, dat dan de Paus ©r buiten gelaten kon worden ©n Hendriks huwelijk door de gewone kerkelijk© rechtbank onwettig kon worden verklaard. Dit w©rd Hendrik geboodschapt, Cranmer werd bij den koning geroepen, en van dat eerste onderhoud af verwierf hij diens guns't en spoedig zelfs diens vriendschap. In 1531 was hij in Duitschland als Hendriks gezant bij Karel V ©n om de Luthersch© vorsten te polsen over een bondgenootschap met Engeland. In Neurenberg ontmoette hij den geleerden Osiander, min of meer Lutheraan, min of meer mysticus; wat vaag, net als Cranmer, maar heel wat heftiger dan deze, Cranmer, die immers moeilijk „neen" kon zeggen, liet zich verleiden tot ©en onberaden huwelijk — hij, de priester en vriend van Hendrik VIII — met Margaretha, Osianders nichtje. Het huwelijk was natuurlijk geheim, en dubbele geheimhouding was noodig, toen Hendrik, na den dood van den toenmaligen aartsbisschop van tianterbury, Cranmer plaatst© op den metropolitaanschen troon (1532).

Dan doet hij in d© ©chtscheidings- ©n andere zaken, waartoe hij door zijn koning geroepen wordt, wat deze van hem verwacht en wat hij van Hendrik in d© richting van het Protestantisme gedaan kan krijgen (zie boven), en zet dat, zooals w© zagen, met kracht onder Edward VI voort.

Maar het volk in zijn nooden kende hij niet. Wanneer de mannen van Nodolk onder leiding van Robert Kett opstaan vanwege hmi armoede en de onderdrukking der landheeren, die o.a., zooals overal toen in Engeland, zich de meenten toeeigenen en als persoonlijk bezit gaan omheinen, dan richten zij ('tis tijdens het Protectoraat van Somerset) tot den koning, Edward VI, een bed© om recht, waarin voorkomen de roerende woorden: „Wij bidden u, dat aUen di© in banden der verdrukking zijn, vrijgemaakt mogen worden, want God heeft allen vrijgemaakt door Zijn dierbaar bloed te vergieten".

Kon de zacht©, vriendelijke Cranmer, óók lid van den Regentschapsraad, en daarbij opperst© zieleherder van zijn volk, toen niets doen voor de verdrukten, voor d© misleiden? Hij kende hen niet, hij kende hun nooden niet. Wij hooren zijn stem niet. Somerset begreep hun grieven wel ©enigszins, maar moest de orde handhaven, en werd bedreigd door de macht der groot© heeren onder leiding van Northumberland, die den opstand bloedig smoorde, en weldra Somerset ten val bracht.

Als Edward VI gaat sterven, breekt Cranmer zijn eed aan Hendrik VIII, door mel de anderen, op verlangen van den stervenden koning, lan© Grey als diens opvolgster te erkennen, het arm© zestienjarige meisje, dat alleen op bevel van haar gewetenlooze ouders, tegen wil 0a dank de kroon aanvaardt, die een bloedkroon voor haar wordt: na negen dagen juicht heel Engeland over d© troonsbestijging van Maria, di© haar bloedige regeering begint met de onthoofding van haar onschuldige mededingster, en ook Cranmer naar den Tower zendt, ©n daarna naar d© gewone gevangenis in Oxford.

Maar Maria, de vrome Roomsch-Kaüiali©fce, kan een regelmatig geordenden aartsbisschop niet doen executeeren. Eerst wordt het Pauselijk gezag in Engeland hersteld, dan wordt Cranmer door den Paus van zijn geestelijke waardigheid beroofd. Men wil, dat "hij zijn dwalingen herroept. De Koningin, met medewerking van Parlement en Convocation, dat wil dus zeggen de „Staat", heeft Engeland weer onderworpen aan Rome. Zijn ingeworteld© vereering van het staatsgezag, ook in zaken van religie (zie boven), zegt hem, dat hij gehoorzamen moet. En hij herroept.

Bisschop Ridley ©n de gewezen bisschop Latimer, ook twee leiders der Protestanten, sterven moedig den vuurdood in datzelfde Oxford. „Wees getroost en gedraag u mannelijk", zoo ro©pt Latimer zijn medemartelaar in de vlammen toe. „Wij zullen vandaag door Gods genade zulk een licht ontsteken in Engeland, dat het nooit meer uitgebluscht zal worden."

Cranmer wordt naar d© Mariakerk in Oxford gebracht om daar ten aanhoore der menigte openlijk zijn dwalingen t© herroepen.

Maar het is ©en andere Cranmer nu. D© tusschen zijn staatsaanbidding en zijn Ptotestantsch geloof her en derwaarts geslingerde, heeft rust gevonden. Rust gevonden bij God. God heeft hem kracht gegeven met zijn afgod te breken. Hij heeft twee documenten bij zich: het eene, door hem onderteekende, waarin hij zijn „dwalingen" herroept; maar het andere leest hij voor: het is ©en vrijmoedige belijdenis van zijn geloof. „Dez© hand", zegt hij, „die de herroeping onderteekend heeft, zal met dat document het eerst in de vlammen vergaan".

Haastig wordt hij naar den brandstapel geleid. En daar, zoo schrijft een ooggetuige, „strekte hij zijn rechterhand uit, en stak die in de vlammen', waar zij, naar ieder zien kon, levend verbrandde, terwijl hij met luider stem riep: „Deze hand heeft overtreden". Toen de vlammen zich om hem sloten, was hij spoedig dood".

Men kan veel aan te merken hebben op den onstandvastigen Cranmer. Maar wat zullen wij uiteindelijk doen, wanneer wij geplaatst worden voor de keuze Lusschen ons Christelijk geloof en de 20e eeuwsche staatsvergoding? Zullen wij dan om Christus' wil ons leven durven te verliezen om het te behouden?


1) Een andere zoon van Northumberland was de in onze geschiedenis bekende Robert Dudley, Graaf van Leicester, gunsteling van Koningin Elizabeth. •

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's