GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

> *' De dominee, die „buiten zijn boekje" gaat.

Te Almelo is verspreid een verkiezingsorgaan van de aldaar gevestigde afdeeling der Christeliik Democratische Unie. Er komt een artikeltje in voor, over „predikant en politiek". Men proeft den geest, en weet den inhooid reeds op den eersten oogopslag:

Ontactisch!

N«g steeds zijii er predikanten, die DE KlANSEl MISBRUIKEN om vandaar af „politieke lesjes uit te delen".

Wij wtllen hierteffen ten sterkste pretesteren. Wij vragen geen „G. D. U.-preken", maar moeten wij nu wel verkapte „A.-R- of C.-H.-preken" aanhoren? Wil een predikant politieke iiraipaganda maken: hij ga zijb gang: het is zijn volle recht. MAAR DAN NIET OP DE PREEKSTOEL. Niet in de tijd, waarin bijl geroepen is de Gemeente Gods Woord te brengen. Is het zijn taak in de kerk de helft van zijn. gehoior met deze dingen te ERGEREN?

In een plaats als Almelo b.v., waar de G. D. U. enkele weken geleden 1785 stemmen behaalde, de Chr.- Historischen 912 en de A.-R. 1187, moest een predikant zoveel wijsheid, tact en fijn. gevoel bezitten alles, wat naar partiji-politiek zweemt, in zijin preek te vermüden, Deze auteur schijlit d© waarheids-verkondiging te wiUeii laten afhangen vem het „getaV (alsof wij in de kerk óók

al Z. M. - den kiezer kendea). Eerst waren wij, daarom gerraagd, van plan, zelf iets over deze dingen te zeggen, maar het is niet noodig, want juist deze week tref ik in „Ons KeAblad" van Rijswijk-Voorburg etc, een artikel, onderteekend H. P., waaraan ik het volgende ontleen:

Daarom is het niet een „buiten z'n boekje gaan" van een predikant, wanneer hij' ouders, die Christenen willen zijn, waarschuwt om hun kinderen, voor wier opvoeding zij' tegenover God verantwoordelijk zijn, niet ap' de één of andere „neutrale" school met dergelijke theorieën te laten besmetten. En daarom is het evenmin een „buiten z'n boekje gaan" wanneer hiji de geloovigen opwekt die organisaties met hun gebed en hun krachten te steunen, die al hun invloed aanwenden 'Cim het onderwijs der jeugd inderdaad Christelijk te doen zijn!

Van dat „buiten z'n boekje gaan" van den predikant gesproken: men hoort daaromtrent ook onder Gereformeerden soms nog dwaze meeningen verkoindigen. Er schijlnen heusch nog menschen te zijn, die denken, dat men als Calvinist den godsdienst wel mag zien als „iets" in het leven, „iets", dat verder hoegenaamd geen invloed heeft op de rest van het leven! Alsof héél het leven geen Gods-dienst moet zijn! Alsof er één terrein is, waarop het geloof zich niet doet gelden! EIn alsof daarom de predikant zich alleen maar op dat streng afgepaalde terrein van dat „iets" mag bewegen, zonder voorlichting te mogen geven ook op de andere terreinen! Bemoeiden soms de oude profeten zich alleen maar met het religieuze in den engeren zin van het woord? Of ook met het maatschappelijke; of ook met het staatkundige? Natuurlijk! En daarom, wie meent in den boven aangegeven zin Calvinist te kunnen zijin, weet nog niet wat Gereformeerd-zijn, wat Calvinist-zijn eigenlijk beteëkent! Van dat Calvinisme zeide Dr Brillenburg Wurth eens in een nummer van het Geref. weekblad „De Reformatie" zoo terecht: „Juist doordat het Calvinisme God zoo in heel bijzonderen zin GOD laat zijn, daardoor krijigt het nu ook zoo méér daa eenige andere richting in het Christendom die breedheid van blik. Bijl andere Christelijke richtingen is, doordat zij te weinig uitgaan van Gods absolute souvereiniteit, vaak alleen het reUgtetize leven in den mensch 'Op God betrokken. Maar bij: het Calvinisme is niet alleen het religieuse leven, de godsdienst in engeren zin op God betrokken en aan Zijn Wet onderworpen, maar ook het sociede leven van den mensch, ook zijn wetenschappelijk denken, ook zijn heele zieleleven met al zijn aandoeningen!"

Daarom is het van iemand, die waarlijk Gereformeerd is, ondenkbaar, dat hij zegt: „Laat die dominee zich alleen met z'n eigen terrein bemoeien". Want dan blijkt uit die opmerking, dat hij', die haar maakt, op het standpunt staat van hen, die alleen willen weten van „godsdienst in engeren zin". Maar dat standpunt wordt juist door het Calvinisme gewraakt! Doch meestal is een dergelijke opmerking dan ook een bewijls daarvan, dat men de com& equenties, de gevolgtrekkingen van z'n Oerefcrmeerd-zijn niet aandurft omdat men het b.v. voordeeliger voor zichzelf acht niet consequent te zij'n of omdat men zich van de sympathie van andersdenkenden wil verzekeren.

Dr Wurth werpt in zijto zooeven aangehaald artikel de vraag op, of nu dit geloof in God, dit zien van alle dingen vanuit Hem, in Zijn licht, specifiek Calvinistisch is of misschien specifiek Christelijk, om op die vraag volkomen juist te antwoorden, dat het specifiek Christelijk is!

Het Calvinisme immers wil niet anders dan het zuivere, schriftuurlijke Christendom zijn! Christus Zélf toch heeft ons geleerd zóó té leven, bij' alle dingen om God te denken, niets te doen zonder Hem. Christus Zélf heeft geëischt overal, lop alle levensterreinen de banier van het geloof in Hem te ontplooien. En waar nu in onzen tijd, die bijzondere eischen stelt, zich op het maatschappelijk terrein de vakorganisaties hebben ontwikkeld, daar moet ook 'Op dat terrein het geloof van de Kerk als organisme uitkomen, daar moet ook op dat terrein alles worden bezien in het licht der Schrift, daar moet geen ding begonnen woirden zonder gebed, zander dat men zich vooraf rekenschap gegeven heeft van de vraag wat de geopenbaarde wil des Heeren is!

Deze dingen voor Gereformeerden te moeten betoogen doet verdrietig aan. Vooral voor oudere Gereformeerden, die toch jarenlang den wil Gods uit Zijn heilig Woord hebben hooren verkondigen.

Waarlijk, het gaat hier om beginselen en de prediking van die beginselen is de heilige, dure roeping van de institutaire kerk en daarom die van hare ambtsdragers. Het gaat om de eer van 'omzen God, niet om menschen, ook niet om andersdenkenden te treffen, maar alleen om de consequente doorvoering van de beginselen, die ons lief zijn en die ook door andersdenkenden (wanneer het althans hoogstaande menschen zijn), gerespecteerd zullen worden.

Eenheid immers is alleen maar daar, waar men één is in de beginselen, die het leven beheerschen!

Elke andere „eenheid" is een sehijneenheid.

Leuk is ook het volgende, nu weer uit het G. D. U.orgaan:

Laat dat onzakelijke, oppervlakkige en niet in de kerk thuis behorende gestook tegen de C. D. U. nu eens ophouden. IEDER predikant, wie hij' ook is, nodigen wij: uit tot een OPENBAAR DEBAT, met gelijke spreektijd. Onderwerp, plaats en tij'd te zijner keuze. Eventuele baten van zulk een avond komen de diaconie ten goede; eventuele bosten worden door de C. D. U. gedragen.

Wij! wachten nu af.

Maar: wanneer deze uitnodiging NIET wordt aangenomen, dan gevoelt toch ieder, dat het morele recht tot kansel-critiek glad verspeeld is.

Dan weet ieder, welke waarde hij moet toekennen aan de goedkope pi'eekstoel-politiek van sommige (GE­ LUKKIG NIET ALLE!) predikanten.

Wanneer het zóó moest, zou de predikant spoedig beelemaal verpolitiekt worden; precies het omgekeerde dus van wat de heeren willen. Immers, hij, zou den éénen keer moeten debatteeren tegen de'C. D. U., den anderen keer tegen de N. S. B., de derde maal tegen de S. D. A. P., de vierde maal tegen de Staatkundig Gereformeerden, en wat dies meer zij. Op straffe anders van door allen te worden uitgesloten van het recht van meespreken. Die zóó s-preken, vergeten, dat de predikant de roeping heeft, niet alleen degenen, die reeds aangesloten zijn bij een verkeerde beweging, te manen tot terugkeer naar de eerlijke aanvaarding van hun geloof, doch ook heel de gemeente te helpen in het toetsen („beproeven") van de geesten, en alzoo propihylactiscb te werken.

De C. D. U.-lieden zijn erg tegen de N. S. B.; het •blijkt nog uit hetzelfde blad; het blijkt ook uit redevoeringen en puWicaties van Ds Buskes. Maar omdat juist hun opvatting omtrent kerk en wereld, kerk en koninkrijk Gods, natuur en genade, anderen gedreven heeft naar de N. S. B., e. d., zullen zij tegen de N. S. B. niet principieel kunnen strijden. Hun debat verloopt tenslotte, omdat methodisch de groote beginselstrijd op den achtergrond geraakt.

En dan wil men nog dat de kansel in hetzelfde euvel vallen zal! De strijd van Ds Buskes tegen de N. S. B. — vrij hebben het onlangs nog gezegd — is veelszins juist. Maar als hij deze week weer aan komt dragen met de indertijd door ons besproken bezwaren, die Dr K. H. Miskotte inbracht tegen het fantasiebeeld der „gezondheids"- of „glorie-theologie" van Dr Colijn en andere Calvinisten, dan antwoorden wij: het zijn deze beschouwingen die den één hebben gedreven naar de N. S. B., den ander naar de C. D. U., een derde weer een anderen kant uit; en het is juist deze overeenkomst in het negatieve, welke u en andere verlaters van ^et gereformeerde en ook A. R.-vaandel ten slotte verhindert, in den grond elkaar de waarheid te zeggen.

De artikelen van Ds Van Helsdingen.

Indertijd hebben wij reeds iets gezegd over de reactie, die Ds V. Helsdingen met zijn Reformatie-artikelen over „Kerksplitsing, een geloofsstuk en geen waagstuk, geen praat langer maar daad", had gevonden. Thans citeeren wij wederom Ds G. Vonk uit „Schiedamsch Kerkblad". D's Vonk merkt, zich tot Ds v. Helsdingen zelf richtende, op:

Ik vrees, dat uw schoone plan niet als een reddingsplan gewaardeerd en niet voor verwezenlijking in aanmerking komen zal vóór en aleer tot de conscientie der gemeente eens krachtig zullen hebben gesproken treurige dingen, staaltjes van den droeven nasleep, dien onze kerkelijke onordelijkheid (I Cor. 14 : 40) met zich medebracht, als u in art. III (Slot) nog even noemde.

Even later:

Ik ben dus maar voor één ding bang, n.m.l. dat de artikelen van Ds v. H. nog lang met genoeg de aandacht zullen trekken. Dat men ze zal lezen én zal leggen bij de groote hoop van andere lectuur over deze misère.

En dat men zal voortgaan er dapper Gereformeerd op los te preeken, maar desondanks in de houding van Gallio zal volharden en er zich practisch niets van zal aantrekken of nu al ambt en sacrament in levensgevaarlijk gedrang komen. Dat verhoede God.

„Bloed en bodem".

Dfe Popma van Amersfoort schrijft in „Soester Kerkode":

Karl Barth en de Gereformeerden, die naar hem luisteren verwijderen zich zeer ver van de Gereformeerde belijdenis.

In Dnitschland keeren vooral de „Duitsche Christenen" zich tegen de Barthianen en worden door Barth dan ook anti-Christen genoemd.

Volgt nu uit die stellingen, die we beide aanvaarden, dat de Duitsche Christenen min of meer naderen tot de Gereformeerde belijdenis?

Een mededeeling van het Ned. Ghr. Persbureau doorgegeven door het „Geref Kerkblad van Leeuwarden" schijnt dit te willen suggereeren.

Barth wil van de algemefene openbaring niets weten. De Duitsche Christenen, lijnrecht daartegenover, erkennen Gods openbaring in „bloed en bodem", in ras en vaderland.

En nu moeten we, volgens het Ned. Cbr. Persbureau, „bedenken, dat de leer der algemeene 'openbaring Gods een brug biedt naar wat de „Duitsche Christenen" onder „bloed en bodem" verstaan willen, natuur en geschiedenis, dat is , .Blut und Boden". De Nederl. Geloofsbelijdenis biedt in art. 2 een aanknoopingspunt tot discussie over alles wat onder „Blut und Boden" verstaan wordt en biedt gelegenheid om het goede er uit als algemeene openbaring Gods te waardeeren, het verkeerde er in te critiseeren". Dus:

Met Barth is geen mogelijkheid tot discussie hierover, want hij wil van algemeene openbaring eenvoudig niets weten.

Met de „Duitsche Christenen" kunnen we tenminste erover spreken.

Tegen dezen gedachtengang zijn verschillende bezwaren aan te voeren. Maar laten we nu een oogenblik aannemen, dat „Blut und Boden" op een lij'n te stellen is met natuur en geschiedenis, dan blijft bij de meest rechtsche Duitsche Christenen de gedachte dat die algemeene openbaring het eerste is en van daaruit de bij'zondere openbaring verstaan moet worden. Zoo komt het spreken van de verwantschap tussohen den Noordschen Duitschen geest en heldhaftigen Jezus-geest, om maar 'n enkel ding te noemen. De gedachte van „Blut und Boden" bepaalt hun kijk 'op de Schrift.

De Gerefoi-meerde, die weet dat de algemeene openbaring eer^t in het licht der bijzondere is te verstaan en voor wien zijn Bij'bel dus nummer één blijft, zal zich even scherp te keeren hebben tegen Barth als tegen de „Duitsche Christenen".

Wij hebben ook de mededeeling van het Nederlandsch Christelijk Persbureau gelezen, en goed begrepen, dat zij tegen „De Reformatie" gericht was (in verband inet wat wij schreven over den uit zijin ambt van docent Wj het hooger onderwijs ontzetten EngeUand). Wiji lieten het geval maar loopen, zelfs toen gemeld gereformeerd orgaan de beschouwing van het Persbureau lovernam *); maar we willen toch wel thans D's Popma hier het woord geven, omdat hij volkomen juist redeneert. Dat de theologie van Barth zelf het nationaal socialisme niet op juiste gronden bestrijdt behoeft het Persbureau ons niet te herinneren, want dat hebben wij indertijd in een open brief van Ds Buskes uitgesproken. Het geiat er om, dat in Dnitschland van boven af een prediking van zonde verboden wordt, die met geen mogelijkheid nog „gevaarlijker" kan zijn voor den nationaal söcialistischen staat dan de gereformeerde dit is.


1) Later volgde nog een Geref. blad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1935

De Reformatie | 8 Pagina's