GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofsgenezingen in Moettlingen?

VI.

Yreemdsoortio gedeteroiineer in den diaonostischen bof.

Een belangrijk ding in de moderne therapie is dus, het gaan bespreken met den patiënt, van hetgeen hem juist het meest onaangenaam is! En wat zien we nu bij den ouden Blumhardt? Zündel vertelt: Vraagden de menschen, wat van al hetgeen hen drukte, ze zeggen moesten, dan gaf hij (Blumhardt) hen den raad: „Sag' das, was du ungern sagst!", „Zeg juist dat, wat gij niet gaarne zegt!"»^) Blumhardt behandelde zijn menschen ook meer individueel. In het tegenwoordige Moettlingen zien we meer een groepsgewijze behandeling; voor bizondere gevallen kan men echter de broeders ook wel persoonlijk spreken. Wel dringen de broeders van nu er ook erg op aan, dat men zijn zonden voor God moet belijden, dat men ze dus weer eerst in de herinnering terug moet roepen, dat men „weer eens moet zeggen, wat men niet gaarne zegt".

Op deze wijze ook wordt het begrijpelijk, dat de broeders bij de lijders aan een neurose, ^ vooral bij hen die nog maar eenige neurotische symptomen vertoonen, inderdaad succes kunnen oogsten. Overigens bedenke men, dat ook het verloop van neurosen onder de behandeling van ©en zenuwarts nog vol onbegrepen wendingen is. Sprekende over de „Hysterie" zegt Jelgersma toch: „In het verloop der hysterische verschijnselen ziet men de meest onberekenbare wendingen; tijdenlang kunnen er allerlei zwaardere en lichtere verschijnselen bestaan en plotseling of geleidelijk, men weet niet hoe en waardoor, treedt er eene beterschap of eene genezing op In het eene geval ziet men, dat de meest oordeelkundige en geduldige behandeling niet helpt, terwijl een kwakzalver resultaat hee.ft." ^^) Dus óók onbegrepen wendingen en zelfs plotselinge totale beterschap onder (misschien wel ondanks) de behandeling van ©en ongeloovigen zenuwarts bij totaal ongeloovige patiënten. Plotselinge verbetei'ingen en wendingen zijn dus zonder meer geen bewijzen voor ©en specifieke werking van den Heiligen Geest.

Blijft het daarom gelijk of we onze patiënten met neurosen nu laten behandelen door een offi-ciëelen zenuwarts of door de Moeltlinger broedei's? In geenen deele! En dat wel vooral om deze reden, dat men in Moettlingen niet in staat is een goede diagnose te stellen. De waarde van een goede diagnose mogen we niet onderschatten. Een goede diagnose is de halve genezing! Hoe zal men in Moettlingen uitmaken, of bepaalde symptomen alleen maar psychisch zijn, of dat ze een organischen ondergrond hebben, die een andere behandeling vereischt'? W, e zagen hiervan reeds een noodlottig geval bij den ouden Blumhardt (de jonge, longzieke man), we zagen al, hoe weinig het den broeders kan schelen of iets een „karbonkel" of een koud abces is; hoe men een afwijking den ©enen keer den naam geeft van kyste en even later diezelfde aandoening betitelt als kanker! We gaan niet te ver als we beweren, dat men in Moettlingen in het geheel geen diagnose stelt! Men neemt dan ook, als men een ziekte nog een naam geeft, de diagnose maar klakkeloos van de patiënten over. Als ©en patiënt zegt, „van den duivel bezeten te zijn", gaat niemand na, óf dit inderdaad wel zoo is! En om zoo'n diagnose vol te willen houden, zooals Ds Plug doet, op grond van het succes der therapie, is eveneens niet juist; we kunnen toch ook niet spreken van een genezing van een kanker, als alleen maar een kaakkyste een tijdje lang vrij van klachten gemaakt wordt! Men gelooft zelfs in Moettlingen aan die diagnose, als geen der broeders ooit den patiënt gezien heeft. Ik geef weer een illustratie, waarbij ook aan het licht komt ©en nog ander gevaar eener zoo oppervlakkige diagnostiek: Vader Stanger schrijft zelf: „Er kwam eens een telegram uit een plaats buitenaf of ik onmiddellijk wilde komen; er was daai-ginds een man, die vreeselijk door den duivel gekweld werd. Ik antwoordde, dat ik niet kon komen". De aanvraag herhaalde zich, met nadere toelichting, verschillende keeren, tot eindelijk Stanger terug liet telegrafeeren: „Zoo God wil, zal ik morgen komen". Ik zeide bij mijzelf: „Deze zielen moeten leeren, zich op den Heere te verlaten". De broeders hebben dezen armen bezetene bont en blauw geslagen, omdat ze meenden, dat op deze wijze de booze geest uit hem zou varen." s') De omgeving van den patiënt reageerde op deze diagnose, zooals men in de Middeleeuwen reageerde op de diagnose: behekst zijn; dan werd het voor den persoon in quaestie ook gevaarlijk. En hebben we eenige jaren geleden oók nog niet een paar droeve geschiedenissen meegemaakt, toen „men" in Appeltern meende, dat een jonge man een duivel in zich had, en evenzoo toen men die „diagnose" stelde op een Katwijkschen logger; één van deze beiden heeft het toch maar het leven gekost! Nog een ander staaltje van toch eigenlijk al te dwaze diagnostiek vinden we eveneens in Vader Stangers levensbeschrijving, waar hij vertelt van een zekere schoondochter, die in grooten nood verkeerde. „Ze was al bij verschillende doctoren geweest, en niemand kon haar helpen. Ze vertelde mij, dat ze bij levenden lijve door de wormen werd opgegeten". Men zou nog, in het afgetrokken©, om die diagnose nog e enigszins te willen vergoelijken, kunnen denken aan trichinose, of aan ©en lintworm. Het is echter duidehjk, dat het verhaal zoo als het daar ligt en zoo als de doorsnee-leek zich zoo'n „wormen-eterij" tracht voor te stellen^ onzin is!

Dit „bezeten-zijn-door-jduivelen" of booze geesten, speelt in Moettlingen nog steeds een groote rol. Wiees Ds Plug er al niet op, „dat in de Arche telkens w©er zoovele ziekten niet anders blijken tü zijn dan wat de bijbel noemt: het bezeten zijn van een booze geest. En dat alleen voor Jezus als Overwinnaar de booze geest moet wijken en de zieke geneest, zooals geschiedde bij Blumhardt in het geval van Gotlliebin Dittus." *')

Omdat de genezing van deze Gotlliebin Dittus door Blumhardt, ongeveer een eeuw geleden, het begin is van de „openbaring der Nieuw-Testamentische krachten" in Moettlingen, wil ik nu ©enigszins uitvoerig de ziektegeschiedenis van dit meisje 'met u kritisch bespreken. Dit geval wordt n.l. beschouwd, als wel het meest sprekende geval van duiveluitbanning.

Deze Gottliebin Dittus was een begaafd meisje uit Christelijk milieu, toen ze „ziek" werd. Dit was al in 1840. Een paar jaar voordien, in 1838, had ze een „nierziekte" gehad, waaruit ze had overgehouden, dat ze niet spontaan kon urineeren; ze moest daartoe altijd een haar door den dokter verstrekt instrumient gebruiken; verder had ze overgehouden ©en „kortere voet", een „hooge zijde", maagbczwaren, enz. In 1840 betrok ze mei haar drie zusters en een half blinden broer ©en ander huis, waar ze direct al een „eigenaardige inwerking" op zich meende te voelen. Ze hoorde en zag al spoedig vreemde dingen in dat huis. Toen ze den eersten dag aan tafel zaten, bad Gottliebin: „Kom, Heere Jezus, wees onze gast en zegen wat Gij ons geschonken hebt", waarna ze direct bewusteloos op den grond viel! Korten tijd daarna hoorde het heele gezin vreemde geluiden, als van gestommel 's nachts in de kamer, terwijl Gottliebin voelde, dat haar 's nachts de handen met geweld

ever elkaar gelegd werden; ze zag dan gestalten in de kamer en lichtjes. In den lierfst van 1841 deelde ze deze dingen mee aan haar predikant Johann Ghristoph Blumhardt, die van 1838 tot 1852 de gemeente van Moeltlingen gediend heeft. Deze was aanvankelijli weinig geneigd er veel aandacht aan te schenken. In 1842 kreeg ze „Gesichtsrose", vermoedelijk dus erysipelas, waarvan ze onder doktersbehandeling genas. In April 1842 werd Blumlaardt er weer bij gehaald en werd hij ook meer lütvoerig ingewijd in de spookgeschiedenissen. In dien tijd „zag" Gottliebin dikwijls een twee jaar tevoren gestorven vrouw uit het dorp, met een dood kind op de armen, terwijl ze die vrouw „hoorde" zeggen: „Ik wil met rust gelaten worden", óf „Geef mij papier, dan kom ik niet terug". Ze vroeg toen aan Blumhardt, wat ze die vrouw „antwoorden" zou. Maar deze vertrouwde de zaak nog niet erg, en adviseerde om zich maar in het geheel niet met die „gestalte" in te laten, vooral omdat men nooit kon weten, „hoeveel zelfbedrog erbij was".

Het gespook in huis werd echter allengs erger en zelfs vond men na zoo'n spookhistorie vreemde voorwerpen op den vloer liggen, als stukjes beroet papier, een doosje met krijt, zout, en ook botjies. Bij onderzoek bleken dit deelen van een vogelgeraamte te zijn. Haar arts. Dr Spath uit Merklingen, zou óók eens een nacht in huis gebleven zijn, en wat hij hoorde, zou ook zijn verwachtingen overtroffen hebben. Het werd intusschen steeds erger met het kloppen, slaan en nog andere geluiden, die hoofdzakelijk van onder het bed van Gottliebin schenen te komen! Op een zekeren dag, !oen ze uit de kerk kwam, viel Gottliebin weer flauw, maar was daarbij geheel „stijf. Die „flauwte" duurde een half uur en toen vertelde ze, dat ze die flauwte gekregen had, nadat ze weer die gestorven vrouw had „gezien".

In het begin van 1844 echter hield het gestommel op, Blumhardt bezocht haar toen geregeld. De „flauwtes" kwamen echter drukker op elkaar. „Er zweefde haar dan iets voor oogen, waardoor ze stijf werd", vertelde ze zelf. Als Blumhardt dan met haar ging bidden, , werd ze bewusteloos, dan begon haar geheele lichaam te beven, ze zwaaide met armen en beenen, boog het hoofd opzij en soms ging haar lichaam in een boog hoog naar boven staan! Het schuim liep haar uit den mond. Zoo lag ze soms eenige uren; dan ontwaakte ze plotseling, richtte zich op en dronk wat water; „en men zou het nauwelijks gelooven, dat dat dan diezelfde persoon was".

Toen zag Blumhardt diiidelijk, , dat hier iets duivelsch mee in het spel was! Bij den volgenden aanval, die ze dan ook kreeg, greep hij haar bij de handen krachtig vast, vouwde ze met geweld tot bidden en riep haar hard in het oor: „Vouw uw lianden en bid: Heer e Jezus, help mij. We hebben lang genoeg gezien, wat de duivel doet, we willen nu ook zien, wat Gij, Heere Jezus, kunt". Na eenige oogenblikken ontwaakte ze, en sprak de gebeden woorden na (die ze dus in haar „bewusteloosheid" gehoord moet hebbenf) en alle krampen hielden op, tot groote verwondering der aanwezigen!

We wiUen deze geschiedenis luer even onderbreken en vragen: is er nu voor ons nog een dwingende reden, bij het licht dat we nu hebben over dergelijke ziektetoestanden, om evenals Blumhardt aan te nemen, dat hier een duivel of andere booze geest in het spel moet zijn?

Ik meen van neen. We moeten natuurlijk voorzichtig zijn in het beoordeelen van ziektegevallen, die we zelf niet gezien hebben; maar we kunnen nu toch wel zooveel zeggen, dat hier nog geen bewijs geleverd is voor een ingevaren duivel; integendeel we kuimen deze symptomen gevoegelijk beschouwen als van hj'^sterischen aard. We zeggen hiermee niet, dat Gottliebin Dittus een „hysterica" was; deze diagnose stellen we niet meer; Bumke Jieeft terecht gezegd: „Er was eens een ziekte: hysterie, ze is nu verdwenen". Bonhoeffer heeft n.l. onderscheiden tusschen de hysterische reactie, het hysterische karakter en de losse hysterische symptomen. Deze laatste zijn niet onlosmakelijk verbonden aan de voorgaande, integendeel, ze kunnen ook voorkomen bij andere psychosen, ja elk mensch, althans elke psychopathische mensch is in staat ze te vertoonen. s^) Deze symptomen bestaan bij voorkeur uit b.v. verlammingen van ledematen, contracturen van spieren, hysterische blindheid, ongevoeligheid voor aanraken, steken, branden enz., flauw vallen; bekend is vooral ook het groote hysterische acces, waarbij de patiënt flauw valt, met armen en beenen zwaait en soms de romp tot een halven cirkel kromt, zoodat de patiënt alleen met de schouders en de hielen op den grond steunt.

We beginnen dan bij die „nierziekte" in 1838. Hierna kon ze niet meer urineeren zonder instrument. Hoe vanzelfsprekend een leek mogelijk zooiets ook moge vinden, na een nier-ziekte, het is iets wat absoluut zijn verkljiring niet in die nierziekte vindt; evenmin als die „verkorte voet" en 'die „hooge zijde". Als, hysterische symptomen zijn ze echter niets bizonders. Urineretentie is zelfs zeer bekend 'o) en die „verkorte voet" en die hooge zijde" kunnen zeer gevoegeUjk geweten worden aan hysterische spiercontracturen. Het „zien" van gestalten en het „hooren" van stemmen, enz. is een typische beschrijving van gezichts- en gehoorshallucinaties, die ook een zeer gehefd onderdeel der hysterische symptomen vormen. Maar zult ge zeggen, dat gespook in huis, dat gestommel enz. werd toch ook door de huisgenooten gehoord, zelfs door den dokter. Allereerst blijkt uit het verdere verhaal dat die zusters en broer van Gottliebin ook niet geheel vrij waren van dergeUjke symptomen, maar dit vormt nog geen verklaring hiervoor, dat de dokter het lawaai óók gehoord had. We zullen de plank wel niet ver misslaan, als we aannemen, dat Gottliebin zelf dje geluiden veroorzaakt heeft. Het doet al vreemd aan, dat al die geluiden vanonder haar bed schijnen te komen. Hoe zij die geluiden dan veroorzaakt heeft? en die beroete papiertjes en vogelbotjes op den vloer^ekregen heeft? Dit is niet te zeggen. Dergelijke patiënten gebruiken daartoe dikwijls de meest geraffineerde tactieken en zelfs bij opname in een kliniek kan het nog buitengewoon moeilijk zijn en soms weken van controle vereischen om zoo'n patiënt te ontmaskeren! Ten slotte zien we ook flauwtes optreden, die echter door emoties opgewekt worden (n.l. het zien van die gestorven vrouw); het zijn dan ook geen gewone flauwtes, •waarbij de patiënt volkomen slap is, neen hier is de patiënt slijf, en soms zwaait ze met armen en beenen, werpt het hoofd opzij, ja een keer vinden we ook beschreven het groot hysterisch acces, waai'bij het lichaam de z.g.n. „are de oercle" vormt, d.i. alleen maar meer met schouders en hielen op den grond steunt. Op het „hoogtepunt" van het groot hysterisch acces is de bewusteloosheid meestal volkomen; al spoedig wordt echter weer eenig contact met de patiënten mogelijk en reageeren ze op aanspreken. Bij de Hchtere accessen, de „crises nerveux" weten ze soms precies alles, wat er in den tusschentijd gebeurd is! Het geestelijk contact met de patiënte tegen het eind van een „aanval" zien we ook hier: Gottliebin heeft het gebed verstaan en weet het na te prevelen.


85) F. Zündel: Johann Christoph Blumhardt, pg. 171.

86) G. Jelgersma; Leerboek d. Psychiatrie, 2e dr., pg. 310.

87) Vader Stanger en zijn reddingsark, pg. 62.

88) Ds W. A. Plug: Moettlingen, pg. 25.

89) Dr Ernst Braun: Klin. Wochenschr. 1928. No. 21, pg. 970.

90) G. Jelgersma: Leerboek d. Psychiatrie, 3de dr., pg. 250.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's