GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rhythmlek-gepeuter en nog wat.

Een ieder weet denkelijk wel, dat Luthers „Een ViasteBurg"-me]odie er oorspronkelijk aldus uitzag:

maar dat zij vervlakt is tot den effen zang van de heele, gelijke noot, evenals onze Psalmen, die nog vrij wat eenvoudiger waren samengesteld vanwege het nagenoeg geheel ontbreken van meiismen, d.i. van twee en drie noten op één lettergreep. I

Dat Luthers melodie den weg van al dergelijke figuraalmuziek gegaan is, kan niemand verwonderen die de moeite wil doen, haar nog eens in, de oude verhoudingen van heele, halve en kwartnoten te repeteeren.

Volkszang voelt zich nu eenmaal niet thuis in maatmuziek met gesyncopeerde noten — men lette maar eens op de uitvoering van Psalm 6 in den eersten regel, hoe stroef die altijd is:

Wie echter honderd-uil redeneert, zooals men bij de Psalmen gewoon is te doen, dat we weer terug

moeten naar vroeger en dat we in gehoorzaamheid aan Luther, Calvijn en de Vaderen weer moeten zingen zooals zij het decreteerden, mag geen half werk verrichten, niet op zich nemen wat men toeUet in de „Gezangen", uitgave van de Stichting tot verrijliing van het Kerklied (1933), n.l. Luthers noten te fatsoeneeren op de volgende manier:

Zulk soort reformatie is louter deformatie, stelt zich buiten de practijk en haar geschiedenis; sticht verwarring en verzet; maakt van het karakteristieke een carricatuur.

"Want wie op zulk een wijze schipperen wil tusschen oud en nieuw, het op een accoordje gooien met origineel en namaak, doet niets anders dan peuterwerk, ten koste van alles en nog wat; in de eerste plaats van den Gemeentezang zelf en niet minder van het aesthetische in de muziek.

Het is een waandenkbeeld te meenen, dat met een doorgangsnoot hier, met een kortere dito daar en weer elders met het doorknippen van één heele in twee halve, men nieuw leven zou geven aan zangen, zooals Een Vaste Burg en onze Psalmen die wel, evenals onze oude rivieren, hun zelfden loop hebben behouden, maar hier en daar van oever en bedding zijn veranderd, wier wendingen en krommingen, verwijd en vernauwd zijn.

Men kan bij de vervorming dezer melodieën van heele, halve, gesyncopeerde en gefigureerde noten in gelijke, gerekte, niet meer naar de oude lezingen terug, allerminst er een arbeid mee aangaan van plooien en , passen.

En ook kan men niet ongedaan maken en ongerekend laten de sferische invloeden die op al die veranderingen ingewerkt hebben: de ontwikkeüng der muziek, de deelneming der instrumentale kunst aan die der vocale, de theoretische wijzigingen in het accoord- en het samenklankbegrip; die alle te samen gemaakt hebben, dat deze liederen van figuraliter-gestelde toonreeksen gegroeid zijn tot choraliter-gevormde.

Het zijn geen menschen en geen scholen geweest, die willekeurig en eigenwillig onze vroeg-zestiende eeuwsche kerkwijzen aangedaan hebben, wat voortgaande muziek-evolutie, gebruik in de practijk uitrichtten.

Het is dwaasheid te denken^ dat wat eeuwen van muziek-cidtuur deden aan deze nog steeds vitale zangen, met heiligschennis bestempeld moet worden.

Prof. van der Leeuw had niet behoeven te zeggen zooals hij deed in het Oolgaerdthuis te Arnhem dezen zomer: „de Psalmen zijn mishandeld".

Luthers „Een Vaste Burg"-melodie (en ook menige onzer Psalmen) heefl nooit beter haar werking gedaan, dan toen zij, verlost van haar voor een Gemeente onzingbaar rhythme, „plat"-gezongen werd tot de onwrikbaar staande, gelijke noot van heden.

Reformatie, om maar niet te spreken van deformatie, zou zelfs wrevel, protest uitlokken.

Lees maar, hoe een Dr P. G. van Anrooy, dia gevraagd was te oordeelen over de rbewerkingen in bovengenoemden zangbundel, zich erover uitliet: , 1

„Dat ik de bewerking van het Koraal „Een Vaste Burg is onze God" niet dan met een tamelijk sterk voorbehoud kan aanvaarden. Wat ik er over zeggen wi] is niet zoozeer om critiek uit te oefenen dan wel om mijn eigen standpunt kenba.ar te maken en te verdedigen. Objectieve waarheid zal in dit geval wel moeilijk te vinden zijn. Het is slechts mijn overtuiging, dat het statige, stoere karakter dezer melodie bedenkelijk verzwakt wordt door al die kwarten, halve noten met punten etc. Hier is juist een zoo „vrije" gang der melodie niet op zijne plaats. ledere noot dezer melodie moet onwrikbaar staan! moet zijn als een klokslag die wijd en zijd het blijmoedige geloofsvertrouwen verkondigt! Elke noot van gelijken duur bij deze wijs!"

De noot van gelijken duur heeft dan ook een burgerrecht in ons kerkgezang, in de muziek verworven, waaraan niemand meer ongestraft kan tornen. Een recht, omdat hij aan den vroegeren „vrije" gang der melodie een apart karakter gegeven heeft, zóo statig, zóo stoer, zóo onwrikbaar, dat iedere aanslag daarop een aanranding zou zijn van elk dier verworven eigenschappen, bovenal van DEN STIJL, dien hij daarmee in onzen Kerkzang gebracht heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's