GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wederoprichting der Kerk in deze landen door „de Afscheiding", in het licht van Matth. 16:18b. ¹)

I.

We hebben heden eene gedachtenisviering, en herdenken wat hier op kerkelijk gebied vóór eene eeuw is gescliied en door den Heere gewrocht. Wat is dat?

Is toen lüer de kerk gesticht? Dat eigenlijk niet. De kerk in haren Nieuwtestamenüschen vorm dateert van de uitstorting des Heiligen Geestes op 's Heeren apostelen en dienaren Le Jeruzalem, waarvan Hand. 2 verhaalt, en zij werd naar haren allereersten aanvang gesücht door God Zelven, toen Hij in het Paradijs kwam na den zondeval onzer eerste ouders, en riep: Adam, waar zijt gij? en de belofte gaf van het Vrouwenzaad, dat den kop der slang verpletteren zoude. Gen. 3. Want met art. 27 onzer Belijdenis spreken wij als ons geloof uit, dat de kerk, als eene heilige vergadering der ware Christ-geloovigen, alle hunne zaligheid verwaclitende in Jezus Ghrislus, gewasschen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest, er is geweest van den beginne der wereld af, en dat zij zal zijn tot den einde toe. Ook onze Catechismus leert in anlw. 51, dat de Zone Gods... Zich eene gemeente vergadert van het begin der wereld tot aan het einde.

De kerk is dus reeds op aarde sedert Gods opzoekende genade uitging tot den zoo pas in zonde gevallen mensch, Adam en Eva, nog aanwezig in het Paradijs; en zij werd in hare Nieuwtestamentische ordening geïnstitueerd met de komst van den Zone Gods in ons vleesch en met de uitstorting des Heiligen Geestes

In ons land heeft God haar reeds in de vroege Middeleeuwen willen planten, en haar daarna gestaag ziclr doen uitbreiden, om haar vervolgens ook door de groote Reformatie der 16e eeuw weer ^'an allerlei dwaling en verkcerdheid vrij te maken. En ook hier te Zuid-Beijerland ontving zij hare eigene of zelfstandige insütuëering reeds spoedig na de Reformatie-eeuw.

Vóór honderd jaai- is dus hier de kerk niet gesticht. Maar God heeft haar toen ook hier weer, zooals elders, uit haar verval opgericht, om haar in belijden en leven weer te doen handelen naar den eisch van Zijn Woord.

Het was jnet de kerk in deze landen destijds droef gesteld. Hier en daar waren nog wel verkondigers van het eenige en ware Evangelie, dat \-an de verlossing des zondaars enkel door Gods genade oni Cliristus' verzoeningswerk wil. Maar velen predikten als Evangelie wat geen Evangelie was: de innerlijke uitnemendheid des mensohen, verlossing door eigene deugdsbelraditing, de liefde Gods naar menschelijke voorstelling, maar niet naar de openbaring in de Heilige Schrift. Van voldoening door het bloed van Christus wilden vele predikers niet welen, lioch van de Heilige Schrift als het Woord Gods in eigenlijken zin. De kerkelijke bepalingen waren zoodanig gemaakt, dat geene tucht over de leer kon worden geoefend. De gemeenten waren wat de leer betreft, vrijwel overgeleverd aan het believen der predikers. De ouderlingen waren geen opzieners naar den eisdi der Heilige Schrift en konden hun ambt niet bedienen naar God het van hen eischt. Een bestumwas over de kerken dezer landen ingesteld, dat in inrichting en regeling geheel onschriftuurlij k is, en ingaat tegen Gods Woord, en dat beschermt en handhaaft wie van Gods Woord niet willen .weten, en den Christus als den eenigen en eeuwigen, natuurlijken Zone Gods en den Verzoener onzer zonden, loochenen, maar dat uitJDant wie in het kerkelijke naar Gods Woord getrouw zijn en metterdaad handelen. Eindelijk echter greep de Heere Zelf weer in, gelijk ook in de eeuw der groote Reformatie, en verwekte Hij mannen, die opkwamen voor wat Hij inzake het kerkelijk bestaan en belijden en handelen in Zijn Woord heeft verordend, en die ondanks de vervolging en het lijden, dal hun daarom werd aangedaan, de banier van de Waarheid Gods, ook ten aanzien van de kerkelijke institutie en het kerkelijk leven, weer ophieven en daarvoor stonden en streden. En die genadewerking Gods van de wederoprichting Zijner in deze landen en streken zoo droef vervallen kerk, vóór een honderdtal jaren, gedenken we op dezen dag met lof en prijs des Heeren, en met erkenning der getrouwen, die Hij tot dien arbeid versvaardigde.

Laat ons hetgeen Gods hand toen heeft gewrocht, bezien in het licht van 's Heeren woord lot Petrus in Matth. 16:18b, waar Hij zegt: Op deze pelra zal Ik Mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

Het liep tegen het laatst van 's Heeren omwandeling op aarde. Nog enkele maanden, en Hij zou gevangen genomen, veroordeeld, en gekruisigd worden. Reeds meer dan twee jaren had Hij onder het volk gepredikt en machtige wonderen gewerkt. Wat was daarvan nu de vinicht? De Heere wist het wel. Maar Hij wilde het ook door Zijne discipelen met bewustheid uitgesproken hebben. En daarom vroeg Hij hun: Wie zeggen de menschen, dat Ik, de Zoon des menschen, ben? En toen kwam als antwoord: Johannes de dooper, Elia, Jeremia, of een ander Profeet. Den Christus Gods dus. Dengene, Die Hij waarlijk was en is, hadden de menschen, het volk, de massa, niet in Hem onderkend, hoewel zij Gods Israël waren. En zoo is het nog bij velen, die den Heere wel willen erkennen als een voortreffelijk en buitengewoon man, maar niet als den Zone Gods, in ons vleesch gekomen tot verzoening onzer zonden. Het behoeft ons dan ook niet te bevreemden, dat de vaders en de mannen der Scheiding van 1834 e.v.j. zoo veelszins miskenning gevonden hebben en nog vinden bij velen, die het eigenlijke werk Gods tot wederoprichting Zijner kerk in en door hen niet zien, ook al veroordeelen zij een en ander van hetgeen eertijds tegen hen soms gruwelijk werd misdaan. Ni et-erkenning, miskenning, vond de Heere na al Zijnen velen, heei-lijken, wonderbaren arbeid onder Israël. Dat is ook met Zijne getrouwe dienaren zoo geweest de eeuwen door, telkens weer. En dat hebben ook de vaders en mannen der Scheiding vóór eene eeuw in deze landen ervaren.

Doch de Heere vroeg verder, en zeide tot Zijne discipelen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Hoe stond het dus met hen, die a.h.w. alles van Hem gehoord en gezien hadden? En toen luidde bij monde van Simon hun antwoord: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.

Om die belijdenis was het den Heere te doen. Zij was het werk Gods. Dat sprak de Heere duidelijk uit: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona; want vleesch en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, die in de hemelen is. En daarop laat Hij volgen: En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze pelra zal Ik Mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. We kunnen den inhoud dezer woorden aldus woei-geven: De opbouw en handhaving van 's Heeren gemeente door Hem Zelven op den grondslag van de belijdenis van Hem als den Christus en Zone Gods.

Hel zijn voornamelijk drie zaken of waarheden, die de Heere er mede uitspreekt: dat de gemeente Z ij n e gemeente is; dal H ij haar opbouwt en handhaaft; • dat Hij dat doet op den grondslag der belijdenis van Hem als den Christus en Zone Gods.

De Heere spreekt van Mijne gemeente: op deze pelra zal Ik M ij n e gemeente bouwen. In het woord kerk ligt die waarheid ook reeds uitgedrukt. Want kerk komt van hel Grieksche woord kyriake, dal van Kyrios = Heere, is afgeleid, en letterlijk wil zeggen: des Heeren, wat des Heeren eigendom is, Hem toebehoort. De Heere gebruikt echter een ander woord, dat in onze Statenvertaling met gemeente wordt weergegeven, en dat eene ter vergadering samengeroepen schare of menigte le kennen geefl, gelijk de Heere de Zijnen uitroept uit het gansche menschelijk gesladit en hen door Zijnen Geest en het geloof in Hem onderling en met Zich vereenigt lol Zijn lichaam, waarvan Hij hel hoofd is.

De Heere spreekt van M ij n e gemeente. En dat is het eerste wat wij ten aanzien van 's Heeren gemeente of kerk steeds bedenken moeten: dat zij des Heeren eigendom is. Zij is niet de kerk of gemeente van den dominee, nodi van den kerkeraad, noch van dezen of dien geloovige, noch van alle hare leden gezamenlijk, noch van eenig landsbestuur, maar uitsluitend en geheel van den Heere.

God heeft haar voor Hem uitverkoren en aan Hem gegeven. Hij heeft voor haar Zijn leven en bloed gegeven, haar Zich ten eigendom gekocht en verlost. Hij vergadert haar door Zijn Geest en Woord. Hij brengt de Zijnen lot nieuw leven, geefl hun Zijnen Heiligen Geest, verbindt hen door waarachtig geloof aan Hem en onderling, bewaart hen, en neeml hen straks op tot Zich. (Wordt vervolgd.)


1) Hoofddeel eener rede uitgesprolcen te Zuid-Beijerland op 14 Mei 1936, ter gelegenheid van de 100-jarige herdenking van de reformatie der Gereformeerde Kerk aldaar in 1836.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's