GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Generale Synode der Gereformeerde Kerken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode der Gereformeerde Kerken.

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uegende zittiag.

In de Woensdagmiddag 9 Sept. gehouden negende zitting werd voortgegaan met de beliandeling van de ingekomen missiven van de Part. Synoden van de Geref Kerken van Friesland-Noord en Zuid in betrekking tot de zaak-Ds K. van Dijk te Keboemen. Als rapporteui trad op D r H. K a a j a n te Utrecht. De Synode vereenigde zich met algemeene stemmen met de eenigszins gewijzigde conclusie der commissie.

, / De polemiek in den boezem dei Gereformeerde Kerken.

Prof. Dr V. Hepp rapporteerde hierna over het verzoek van de classis Bolsward, dat de Synode zal bevorderen, dat het kwaad van de scherpe polemiek tusschen verschillende voormannen in de Geref. Kerken worde beteugeld, zooveel mogelijk Is, zoodat de gezonde ontwikkeling en uitwisseling van gedachten voortgang nemen kan, het daarbij aan de prudentie van de Synode overlatende, welken weg zij daartoe bewandelen wil. Tevens kwam aan de orde een voorstel van de leden der Synode Dr A. D. R. Polman te Bolsward en Ds W. H. v. d. Vegt te Goes, bedoelende, dat de Generale Synode één of twee commissies benoeme, die zich zullen uitspreken over de theologische vraagstukken, die tegenwoordig in geding zijn, n.l. de algemeene genade, de pluriformiteit der kerk, de twee naturen van Christus, de verhouding van de kerk tot den staat, het genadeverbond, de kwestie van het zelfonderzoek, de erkenning van den H. Doop buiten de Geref. Kerken bediend en de onsterfelijkheid der ziel. De voorstellers wenschen, dat de te benoemen commissie (s) een half jaar voordat de volgende Generale Synode aanvangt, hun advies aan de kerken zullen kenbaar maken.

De rapporteur wees er op, dat het hier een moeilijke zaak gold, waar de classis Bolsward niet precies met concrete feiten haar verzoek heeft gestaafd. Ook wil zij het recht van polemiek niet ontkennen al moet daarbij natuurlijk worden voorkomen het kwetsen van den broeder. Zij stelde aan de Synode de volgende conclusie voor: „De Synode besluit om er bij hen, die meenen polemiek jegens mede-broederen te moeten voeren of anderszins de gemeente in de pers voor te lichten, in den Naam van Hem, Die ons zoo uitnemend heeft lief gehad en Zich tot den dood heeft vernederd, op aan te dringen, dat zij in hun schrijven zoozeer de broederlijke liefde laten uitschijnen, dat niemand daaraan met reden kan twijfelen; in al hun perswerk blijken zullen geven van biddend onderzoek en grondige studie, met name ook van het verleden en de waarheid boven alles dienende, in alles de geboden bescheidenheid, teederheid, voorzichtigheid en zelfbeheersching zullen betrachten".

Een levendige discussie volgde. Prof. Dr S. G r e ijd a n u s van Kampen, oordeelde, dat de classis een zware beschuldiging heeft geuit en dat door het niet noemen van namen door de classis Bolsward wellicht sommige personen ten onrechte in verdenking komen. Ook wilde hij de vraag stellen of bezwaarde personen dan niet bij hun kerkeraden een klacht behooren in te dienen. Spr. oordeelt, dat het behalve over den toon bij de polemiek ook gaat om het juist voorstellen van de zaken. Namens een minderheid der commissie stelde hij dan ook voor om op de zaak van de classis Bolsward niet in te gaan.

Aan de gedachtenwisseling namen deel de leden Ds N. Duursema van Nieuw-Amsterdam, die mededeelde eveneens tot de minderheid te behooren; Prof. Dr F. W. Grosheide van Amsterdam, Ds W. W. M e ij n e n van Dordrecht, Prof. Dr K. Schilder van Kampen, Dr A. D. R. Polman van Bolsward, D r W. A. V. E s van Leeuwarden en P r o f D r H. H. Kuyper van Bloemendaal. Meerdere sprekers juichten de voorgestelde conclusie toe, enkelen bestreden haar. Dr Polman deelde mede, dat de classis geen concrete zaken heeft genoemd, daartoe door de liefde gedrongen. Meerdere sprekers waren van oordeel, dat men niet kan zeggen nergens van te weten, wijl Bolsward geen namen heeft genoemd. Iedereen weet waarover het gaat.

De Synode verwierp hierna de conclusie-Greijdanus CS. met 44 tegen 12 stemmen.

Wat het voorstel van de Synodeleden Dr A. D. R. Polman—Ds W. H. v. d. Vegt betreft, zoo oordeelde de commissie met hen, dat er in de Geref. Kerken onrust gevonden wordt. Zij is van oordeel, dat met een deputaatschap kan worden volstaan, dat dan e.v. sub-commissies vormen kan, terwijl deze deputaten eenige vrijheid van beweging hebben moeten bij het aan de orde stellen van de vraagstukken. Daarom stelde de commissie aan de Synode de volgende conclusie voor:

„De Synode, gezien het feit, dat er in onze Kerken leergeschillen zijn gerezen, die onrust hebben veroorzaakt, en de vrees deden opkomen, dat daardoor de integriteit van onze Gereformeerde Belijdenisschriften schade lijdt, van oordeel, dat het noodzakelijk moet worden geacht, dat door de volgende Generale Synode daaromtrent een duidelijke uitspraak worde gedaan,

besluit,

1. zeven deputaten ad hoc te benoemen, 2. deze deputaten op te dragen:

a. de hangend© leergeschillen, met name die over de algemeene genade, de pluriformiteit der kerk, de twee naturen van Christus, het getuigenis van den H. Geest inzake de Schrift, het genadeverbond, de erkenning van den H. Doop, welke niet in onze Kerken is bediend, het zelfonderzoek, de onsterfelijkheid der ziel, te toetsen aan Schrift en belijdenis, met dien verstande, dat zij aan de genoemde geschillen, sommige kunnen toevoegen of andere daarvan onbesproken laten mits zij dit met redenen omkleeden;

b. daarover bij de volgende Synode een rapport in te dienen, in zulk een vorm, dat de conclusies als concept voor een goed gefundeerde en welgeformuleerde uitspraak dier Synode kunnen dienen;

c. dit rapport een half jaar vóór het samenkomen der Synode ter kennis van de Kerken te brengen."

Prof. Dr S. Greijdanus diende daarnaast een andere conclusie in. Besloten werd deze conclusies in een volgende zitting nader in behandeling te nemen.

Ds D. Hoek van Enkhuizen rapporteerde' hierna over het verzoek van het Comité voor Geref. Oekraïne inzake steun tot opleiding van een Theol. student uit de Oekraïne in Polen aan de Theol. School of aan de Vrije Universiteit, alsmede over een schrijven van de Geref. Emigratievereeniging, die de Synode verzocht voor deze zaak een deputaat te benoemen, waaraan zij meende echter geen gevolg te moeten geven.

De voorzitter verdaagde om 5 uur de vergadering tot Donderdagmorgen.

De tiende zitting.

Donderdagmorgen ving de tiende zitting aan.

Na appèl-nominaal en vaststelling der acta werjj voortgegaan met de behandeling van het voorstel-Polman— V. d. Vegt.

Prof. Greijdanus diende namens de minderheid de volgende conclusie in:

De Synode,

overwegende, dat waarheden als de twee naturen van Christus en de onsterfelijkheid der ziel reeds in onze Belijdenisschriften beleden worden;

en dat het niet gewenscht is, die, door ze in handen van een studiecommissie te geven, voor te stellen als confessioneel nog niet bepaald;

en dat inzake onderwerpen als algemeene en bijzondere genade, gezien ook de historie betreffende dergelijke punten in 1920 en volgende jaren, het niet gewenscht mag heeten, dat zij daarvoor één of meer studiecommissies ter oplossing instelt;

besluit op het voorstel van Dr A. D. R. Polman en ' Ds W. H. V. d. Vegt niet verder in te gaan.

Allereerst werden algemeene beschouwingen gehouden. Dertien sprekers gaven zich op.

Ds W. W. Meijnen opende de rij. Met genoegen hoorde spr. de afkeuring van Prof. Schilder over het onbekookt optreden en schrijven over zulke belangrijke zaken. Laat men niet den indruk wekken het met dit optreden eens te zijn. Overnemend de klassieke uitspraak: „Moet dat nu zoo? " zegt spr.: „Het moet anders". Spr. vindt het verschrikkelijk, dat het Geref. volk van tijd tot tijd tot de conclusie komt, dat er niet is een gemeenschappelijk bouwen, maar breken. Als de bladen Zaterdags in huis komen moet men eens luister.en naar de schampere opmerkingen van de jeugd en ook naar de moedelooze opmerkingen van hen, die de Geref. Kerken hartelijk liefhebben. Er moet tusschen de hoógleeraren van Amsterdam en Kampen hartelijke samenwerking zijn. Exegetische verschillen prate men samen uit. Er moet bij ons polemiseeren en optreden een zekere standing zijn en de professoren moeten toonen hooggeleerden te zijn. Spr. betreurt het standpunt van Prof. Greijdanus en wekt op om des huizes onzes Heeren wille het goede te zoeken.

Ds D. Hoek oordeelt, dat de vraag of er een commissie als bedoeld komen zal, afhangt van de urgentie der vraagstukken. Spr. is van die urgentie zeer overtuigd. Ook als de synode geen stappen doet, doet zij toch ook iets. Spr. waarschuwt tegen het standpunt van: laat maar uitzieken! Het gaat om de allergewichtigste dingen, die onze belijdenis raken. Spr. herinnert aan de verstrekkende gevolgen van de besluiten van 1905 en onderstreepte krachtig de meerderheidsconclusie.

Ds N. Duursema, behoorende tot de minderheid, wees er op eveneens doordrongen te zijn van het gevaar van afdwaling. Het gaat er echter niet om of de een het gevaar grooter en ernstiger ziet dan de ander. Dat is nog te bezien. Maar het gaat er over hoe wij de zaak aanpakken. Verschillen zijn er altijd geweest en zullen er ooit wel blijven. Maar het gezonde kerkelijke leven is, dat de kerkeraad toeziet op de leer van den predikant. Er is een strooming, die dit anders wil en die het makkelijk vindt om met een uitspraak van de Synode op te treden. We mogen de verantwoordelijkheid niet nemen uit de handen van onze ouderlingen.

Spr. herinnerde aan de droeve geschiedenis met de leergeschillen van 1920—1930. Men heeft maar voortgesukkeld en eerst den te zwaar beladen wagen wat minder vracht gegeven om toen op de Synode 1930 (Arnhem) geheel terug te keeren van den weg, die ingeslagen was.

Bij leergeschillen past de grootste voorzichtigheid. Spr. onderschrijft wat Ds Hoek over 1905 gezegd heeft. De zaken, die de commissie noemt, beteekenen niet het einde der vraagstukken. Het vrome volk zou naar vleeschelijk begeeren willen, dat een Bijbel uit den hemel viel, waarin precies staat wat men doen moet. Nu dat niet gebeurt, wil men de Synode uitspraak laten doen. Hoe meer hoe liever. Spr. waarschuwt de Synode dezen weg niet op te gaan. Spr. kan de opmerking van Ds Meijnen over de professoren niet onderschrijven. Men moet niet terwille van hoogleeraren de belijdenis herzien of uitbreiden. Laat dan de Synode den hoogleeraren den wenk geven eens samen te praten.

D r A. D. R. P o 1 m a n is verheugd, dat de thans aanhangige zaak de Synode plaatst midden in het kerkelijk leven van vandaag. Spr. zal zijn voorstel niet nader verdedigen. Dat is den bekwamen rapporteur toevertrouwd. Spr. kan echter een vergelijking met 1920 niet aanvaarden en sloot zich terzake aan bij de minderheidsnota van Prof. Ridderbos. De thans aanhangig© zaken zijn midden in het leven geworpen en er wordt zelfs in de prediking over gehandeld. Er is veel misverstand en daarom is het de bede der voorstellers, dat de Synode een commissie benoeme. Het Geref. volk wacht op ds stormstillende daad der Synode.

Ds L. V. Loon juicht de meerderheidsconclusie zeer

toe. Er zijn vraagstukken waarvan ons inzicht onze prediking bepaalt. Er zijn dingen gepropageerd, die toch zeer eenzijdig zijn. Komen de deputaten er niet, dan blijven de aan de orde gestelde zaken onderwerp van discussie en dat juicht spr. niet toe. Hij uit de hoop, dat op de volgende Synode komen zal een eenparig rapport der te benoemen deputaten.

D r W. A. V. Es wees er op, dat de Geref. Kerken tal van deputaatschappen hebben, maar geen orgaan hebben, dat ons confessioneel leven leidt. Daarom juicht spr. deputaten als bedoeld toe, al ontveinst hij zich niet de moeilijkheden, die kunnen rijzen. Eenzijdige samenstelling zou een nieuwe twistappel blijken. Ook wake men voor den inquisitiegeest. Spr. oordeelt, dat niet alle genoemde zaken leergeschillen zijn, ook moet het rapport niet leiden tot uitbouw der belijdenis en daarom wil spr. de doelstelling wat minder hoog stellen dan in het slot van de meerderheidsconclusie.

D s W. H. v. d. V e g t wilde de motiveering van het voorstel nog iets aanvullen. Spr. wil wijzen op het positieve van leiding geven aan de kerken. Leiding moet gegeven aan die dingen, die ook blijkens het agendum in de kerken leven en waarover zij uitspraak vragen. Aan de hand van enkele voorbeelden toonde spr. aan, dat een uitspraak over de genoemde zaken gewenscht is. Het frappeert spr., dat de commissie het vraagstuk van de verhouding tusschen kerk en staat niet heeft overgenomen. Spr. meent, dat we over art. 36 geen communis opinio hebben. Als ook over deze dingen licht schijnt, zal de heerlijkheid der kerk meer aan het licht komen en zal zij ook meer pilaar en vastigheid der waarheid zijn.

Dr J. T h ij s deelde mede aanvankelijk gereserveerd te staan tegen het voorstel. Hij is daarvan teruggekomen om der wille van de prediking, waarin deze dingen eveneens ter sprake komen. Omdat de dingen wellicht te diep liggen voor een onderlinge discussie tusschen de professoren, is spr. voor een commissie. Spr. zou tenslotte een kleine wijziging in de conclusie wenschen.

D r K. D ij k is verheugd, dat deze zaak algemeene beschouwingen heeft gebracht, waardoor men open en eerlijk met elkander over het Gerei kerkelijk leven spreken kan. Het frappeert spr., dat in veler theologie het historisch besef weg is. Spr. ziet ook het gevaar dat velen zoo slap worden, dat ze over de kerk van Christus niet meer durven praten. Het op den voorgrond stellen van de kerk van Christus en de kerk als instituut is een gezonde reactie. Ook van piëtistische zijde dreigt gevaar. Laat men waken tegen het plaatsen van bepaalde personen in het hoekje der verdachten. Veler fout is wat Mr Heemskerk noemde het hardop denken. Met Dr Thijs pleit spr. voor een wijziging in de considerans. De bezwaren van Dr v. Es deelt spr. en hij zou veel liever gaan in de richting van een samenspreking, zij het dan onder leiding van een commissie uit de Synode. Er zijn er ook, die wel ondoordachte dingen zeggen en schrijven, maar aan wier hartelijke liefde voor de Geref. belijdenis niet behoeft getwijfeld.

Prof. Dr G. M. den Hartogh oordeelt met de minderheid, dat er in de meerderheidsconclusie zaken worden genoemd, die toch geen reden geven tot ingrijpend meeningsverschil. Spr. wees op het debat over het zelfonderzoek en wat sommigen daarover schrijven en wel op den kansel zeggen. Prof. Hoekstra, onze groote hpmileet, heeft met nadruk gewezen op de noodzakelijkheid van zelfonderzoek, anders gaat het Geref. volk de richting uit der doode orthodoxie. Het Geref. volk is ontrust en wenscht hier een uitspraak.

Spr. adviseert, dat de Synode zal uitspreken, dat cimbtsdragers en gemeenteleden zich zullen houden aan de beslissingen en uitspraken der Synoden sinds 1892 (dus ook die van 1905 en 1926).

Prof. Dr K. Schilder uit zijn verbazing over heel den gang van zaken. Naar spr.'s oordeel is het voorstel- Bolsward gisteren radicaal getorpedeerd. En nu komt de vreugde over den gang van zaken uit Bolsward. Alsmen in de pers wil zwijgen dan vat spr. niet waarom de rapporteur. Prof. Hepp, vlak vóór de Synode, de eerste van vijf brochures deed verschijnen. Spr. heeft daartegen geen bezwaar en oordeelt, dat de auteur ook lievei niet zal hebben, dat men over zijn geschriften zwijgen zal. Doch dan zegge men niet, dat in de pers gezwegen moet worden. Spr. onderschrijft het betoog van Dr K. Dijk. Er zijn er, die de beslissingen der Synode aan hun laars lappen, getuige het publiek aanbevelen van de N.C.S.V. Spr. heeft verschillende bezwaren tegen de meerderheidsconclusie. Indien we trachten om de eenheid der Geref. belijders te bereiken, legge men niet meer vast dan strikt noodzakelijk is, opdat de band der eenheid niet te zeer knelle. Ook deze spr. oordeelt, dat in de meerderheidsconclusie zaken worden genoemd, die men geen leergeschil noemen kan. De kerk betrede niet het terrein der wetenschap. Men moet niet kippen, die niet-kerkelijk broeden, kerkelijk storen.

Ds Meijnen: ze broeden niet, maar kakelen wel. (Vroolijkheid.)

Als het waar is, aldus Prof. Schilder voortgaande, dat hier punten aan de orde komen, die op nietkerkelijke wijze aan de orde zijn gesteld, is het de vraag of men, al kan spr. die beeldspraak waardeeren, dat kakelen noemen mag. Spr. weigert pertinent om enkele redenen, die spr. niet deelt, sommige broeders als verdacht te helpen aandienen. Voor veel nieuwen opbouw en aangedragen historisch materiaal kan spr. God danken. De kerk wake voor het nemen van ontijdige maatregelen als de mannen der wetenschap nog niet klaar zijn. Dan komt ze op het terrein der wetenschap.

Voor samenwerking met anderen naar buiten en ook naar binnen, zou het funest zijn als men dingen, die niet met de belijdenis samenhangen, zou brengen tot ontijdige solutie. Spr. toonde nader aan hiermede te zijn in de lijn van het voorgeslacht.

Tegenover hen, die zeggen, dat er onrust is in de kerken, zegt spr., benoem dan maar een commissie, die ons theologisch denken verder brengen kan en enkele punten, die niet in de belijdenis zijn vastgelegd, nader bezien. Dan wordt ook het confessioneel gezag niet verslapt. Tenslotte wees spr. op het misverstand, dat is ontstaan en waarschuwde de Synode om niet door een angst-psychose zich te laten leiden tot het nemen van besluiten, die toch bindend zijn. We moeten de onrust niet vergrooten door het nemen vpn besluiten als de meerderheid nu voorstelt.

Prof. Dr J. Ridderbos voelt veel voor de argumenten der meerderheid, maar oolf voor de argumenten van Prof. Schilder. Het is ontzettend gevaarlijk als er een partij is, die er de kerk voor wil spannen gelijk ook tot het uiterste moet gewaakt, dat de kerk niet het pad (ler wetenschap opgedrongen wordt. Het voorkomen van een aanklacht bij oen kerkeraad is spr. veel waard. Men moet niet teveel vastleggen en de vrijheid van profetie niet binden. De commissie van 7 deputaten mag wel bestaan uit 7 wijzen! Er zijn tegenwoordig in onzen hyper-democratischen tijd veel oorspronkelijke geesten, die geen tijd hebben Kuyper en Bavinck te lezen, want ze moeten een courant gaan oprichten! Spr. noemt dat een zeker bolsjewisme. Toch gelooft spr. ook, dat de Synode niet m€ f de minderheid zich van de zaak zonder meer moet afmaken. Spr. zou gaarne zien, dat de voorstellers hun vrees waarvan ze in hun voorstel gewagen, nader motiveerden, dan kunnen deputaten hun mededeelingen vertrouwelijk bezien.

Prof. Dr H. H. Kuyper wil zich niet ontveinzen, dat hij den toestand in de Geref. Kerken ernstiger inziet dan ooit, ernstiger ook dan in de dagen van Assen. Als de kerk niet spreekt vreest spr., dat zij afwijkt van het geloof.dat eenmaal den heiligen is overgeleverd. Er is een nieuw geslacht opgekomen, dat een eigen orgaan uitgeeft „Pro Ecclesia", een eigen fractie vormt en, wat nog nooit gebeurd is, een orgaan opricht om ideeën van anderen, n.l. van Prof. Schilder en Prof. Vollenhoven te populariseeren. Dat zal een vloek blijken over onze kerken, die niet mogen zeggen: ik ben van Paulus of van Cefas, maar: ik ben van Christus. Hier is het gevaar van persoonsverheerlijking. Spr. heeft brief op brief ontvangen van jongere predikanten en anderen, die schrijven met Kuyper en Bavinck te hebben afgedaan. Zelfs Calvijn heeft geen autoriteit meer. Elke ketter die afweek, beriep zich op een tekst. Men wil met twee jaar practijk den tempel afbreken en een nieuwen oprichten. Spr. ontkent geen voortgaan der wetenschappen, maar heeft bezwaar, dat men afgeeft op het „historisme" en dan miskent de leiding van den Heiligen Geest en wat de kerk aller eeuwen heeft beleden. En zulks geschiedt door baardelooze knapen! Het is de geest der revolutie, die alles wil omkeeren. Men kan een enkel individueel predikant kerkelijk behandelen, maar als het gaat om een beweging, die de kerk vergiftigt, heeft de Synode op te treden gelijk de Synoden in het verleden altoos deden.

Spr. stond hierna stil bij de kwestie van het zelfonderzoek, waarbij hij nader citeerde uit den commentaar van Prof. Greijdanus in de bekende Korte Verklaring. De kwestie van de algemeene genade raakt niet alleen de wetenschap, maar grijpt diep in het leven in. In Amerika kwam de zaak op de Synode en leidde tot een breuk in de kerk. Het gaat hier niet om het woord algemeene genade, doch over de zaak zelf. Het gaat niet om de twee naturen van Christus zonder meer, maan om de eenigheid dier beide naturen, o.a. de eenheid van' Christus. Dat is geen Grieksche philosophie, maar de • hoogst denkbare werkelijkheid. Ook de zaak van de onsterfelijkheid der ziel raakt de hoogste belangen, het welzijn en den troost der gemeente.

Ook het vraagstuk van de pluriformiteit der kerk is actueel en op dit terrein worden afwijkende meeningen geleerd, naar spr. met een recent voorbeeld aantoonde. Wie alleen maar de Geref. Kerken erkent als de eenig ware kerk kan niet ijveren voor toenadering tot andere kerken, want die zijn er dan niet. Dat is een breken van de catholiciteit der kerk. Spr. beriep zich hier op de Westminster-confessie. Op al die gronden adviseert spr., dat de Synode een stap zal doen, niet om op te komen tegen een geest van verdere wetenschappelijke ontwikkeling, want die willen allen, maar tegen een geest van afbraak.

Onder diepe stilte volgde de Synode dit betoog. Om half één werd de morgenzitting gesloten.

De middagzitting.

Om 2 uur was allereerst het woord aan den rapporteur Prof. Hepp. Spr. kwam er met klem en kracht tegen op, dat punten in de meerderheidsconclusie genoemd en waarvan in de minderheidsconclusie wordt gezegd, dat zij „in de Belijdenisschriften beleden worden", door ze te toetsen aan Schrift en belijdenis disputabel zouden worden gesteld. Evenmin is er gevaar, dat de integriteit der belijdenis schade zou lijden door het onderzoek van een door de Synode te benoemen commissie. Daar moeten niet aangesneden worden punten van uitbouw der Belijdenis of punten, waarover wetenschappelijk verschil van meening bestaat. De commissie wil geen studiecommissie, maar gewoon een commissie van de Synode, die niet op uitbouw der belijdenis uit is, maar de zaken als bovenomschreven behandelt. Daarom geen commissie van professoren, want daafmede komen we niet verder. De zaak raakt heel de Generale Synode. Er zijn inderdaad punten waarover men zoo direct wel een uitspraak doen kan. Andere, waarbij de vraag moet gesteld: wat mag hier uit de belijdenis afgeleid? Wat met die belijdenis strijdt, mag in de kerken niet geduld. De zaken op de Synode van Leeuwarden aan de orde gesteld betroffen geen leergeschillen, maar uitbouw der belijdenis.

Over de vraag of de zaak der leergeschillen urgent is kan men verschillend oordeelen. Natuurlijk wil niemand alle polemiek verbieden. Over spr.'s brochures wil hij thans niet spreken. Daarvoor moet de uitgever maar propaganda maken.

Met Prof. Ridderbos ziet spr. gevaren.

Het gaat iji«t om personen. Gaat het om personen, dan TOken we in een slop. Het gaat om de waarheid en in den strijd tusschen personen moet de strijd zóó gevoerd worden, dat aan de broederlijkheid zelfs niet kan worden getwijfeld. Als de zaak zoo ernstig is, had allang een kerkelijke aanklacht behooren ingediend. Het is spr. bekend, dat er jonge predikanten zijn, die moeite hebben om te preeken over de Catechismusafdeeling, waarin gezegd wordt, dat de ziel terstond na den dood tot Christus, haar heerlijk Hoofd, zal worden opgenomen. Het is hier een zaak, die heel de 433 kerk geldt. Hier spreekt, wat Kuyper noemde, het instinctieve leven een woord mee. Spr. stond vervolgens stil bij de Doopserkenning en het zelfonderzoek. Spr. gelooft niet, dat er iemand in de Geref. Kerken is, die de noodzakelijkheid van zelfonderzoek ontkent.

Van kerkelijke inquisitie is*spr. zeer afkeerig, gelijk hij in 1926 en 1927 ook nadrukkelijk heeft uitgesproken. De toestand is veel ernstiger dan in 1905. Toen heeft de uitspraak gezegend gewerkt. Ook nu moet een uitspraal? komen. En deputaten moeten niet onder al te hoogen druk werken en de Synode moet een uitspraak doen, voor geen tweeërlei uitspraak vatbaar. Er is geen uit den hemel gevallen Bijbel. Maar we hebben er wel één, waar we van begin tot het eind op aan kunnen. Met de heeren Schilder en Ridderbos wil spr. niet te veel binden. Metterdaad heeft de commissie de verhouding tusschen kerk en staat uit de rij der vraagstukken geschrapt. Wil de Synode dat er ook bij noemen, dan heeft spr. geen bezwaar. De weg van de kerkelijke aanklachten moet een Synode nimmer adviseeren in te slaan. Dan ontketenen we een reeks van aanklachten. Spr. herinnerde aan de aanklacht tegen Dr A. Kuyper Sr op de Synode van 1896. We moeten niet den stap terug doen door aan de voorstellers te vragen om de gronden voor hun vrees te noemen.

Spr. herinnerde aan het woord der Schrift, waarin de Koning der Kerk zegt tegen Zijn Kerk: Ik heb eenige weinige dingen tegen u, dat gij dwalingen toelaat.

Hierna werd gerepliceerd.

Ds W. H. den Houting verklaarde bezwaar te hebben tegen den aanhef van de concept-conclusie der meerderheid, waarin sprake is van de integriteit der Geref. belijdenisschriften. Spr. zou deze woorden gaarne vervallen zien.

Dr A. D. R. Polman deelde mede, dat een samenspreking in de pauze er toe heeft geleid, dat hij met D s W. H. V. d. V e g t en de leden Dr K. D ij k, D r W. A. V. Es en D s W. H. den Houting een nieuw voorstel heeft geconcipieerd, luidende:

De Generale Synode,

gehoord het voorstel van Dr A. D. R. Polman en Ds W. H. V. d. Vegt,

gehoord het rapport der desbetreffende commissie,

gelet op het feit, dat er in onza kerken leergeschillen zijn gerezen, die onrust hebben verwekt,

besluit tenminste 7 Deputaten te benoemen, aan wie opgedragen wordt een zoo breed mogelijk onderzoek naar deze leergeschillen in te stellen en deze aan Schrift en Belijdenis te toetsen en daarvan rapport met advies uit te brengen aan de volgende Generale Synode.

D r W. A. V. E s beval het nieuwe voorstel, dat algpmeener is, bij de Synode aan en wilde de zaak nog eens aan de commissie renvoyeeren.

Prof. DrK. Schilder acht een conclusie waarin gesproken wordt van leergeschillen vermeerdering van onrust. Spr. kan zich wel vinden in een conclusie waarin sptake is van meeningsverschillen.

Spr. vindt dezen dag een van de donkerste in het leven van de Geref. Kerken van den laatsten tijd en dat zoowel door wat verzwegen als wat gezegd is. We praten hier over bepaalde bladen, maar spr. kan ook boeken noemen, die stikvol fouten zitten, van de hand van een Geref. predikant.

Voor een groot deel loopen de vragen van nu parallel met die van 1905.

Spr. betreurt het, dat er Schilderianen of Honigjanen zijn. Er zijn echter ook tientallen van jaren Kuyperianen geweest. Het is metterdaad getuigend van onverstand te zeggen, dat Kuyper en Bavinck hebben afgedaan. Moet de Synode zich echter zoolang bezighouden met een paar onverstandige jongelui? Maak niet het "volk onrustig door over dingen te spreken alsof ze reeds in bepaald verband gegoten zijn. Moet de kerk in haar vergaderingen dingen oplossen, die in universitairen kring nog niet opgelost zijn? 'Spr. waarachuwt er voor om de kerkelijke paarden te spannen voor den nietkerkelijken wagen.

Ouderling R. Zuidema is van oordeel, dat men niet te veel waarde moet hechten aan wat in de wandelgangen wordt verteld. Men pleegt soms onbarmhartig te oordeelen over preeken. Er is veel onrust, maar er is ook een rust, gevolg van onverschilligheid. Spr. wijst verder op het euvel, dat bekende woorden en termen worden gebruikt voor nieuwe begrippen; goed definiëeren kan veel onrust voorkomen. Spr. hoopt, dat de commissie goed werk zal doen.

D r K. D ij k kan er in komen, dat Prof. Kuyper sprak zooals hij sprak. Toch betreurt spr., dat er dingen gezegd zijn, die toch het hoofd doen wenden in bepaalde richting. Spr. betreurt het slotbetoog van Prof. Hepp, die het woord aanhaalde van Christus tot Zijn Kerk. Het moet nog blijken, dat het dwalingen zijn. Geen enkele mindere vergadering heeft deze zaak ter Synode gebracht en als het voorstel-Polman—v. d. Vegt niet ter Synode was gebracht, had het geen onderwerp van bespreking uitgemaakt, waarmede spr. aan den ernst der zaak geen afbreuk doet. Spr. waarschuwt er tegen sommigen in den hoek der verdachten te zetten en wil de commissie naar alle zijden doen werken.

Ouderling A. Scholtens oordeelt, dat er niet alleen gevaar is van hen, die wat sterk op den voorgrond zetten de zelfbeschouwing, maar ook omdat er te weinig blijdschap des geloofs, te weinig liefde, te weinig waarlijk Christelijke actie is. Dei vraag: Zouden vrij ook eenmaal komen? mag niet altijd in het leven in het centrum staan. Gewaarschuwd moet worden tegen de kenmerken-prediking, die het blijmoedig leven des geloofs in de Geref. Kerken schade doet. Ook naar de piëtistische zijde wende men het oog.

Hierna werd een korte theepauze gehouden, ook om enkele Synodeleden gelegenheid te geven tot eenig onderling overleg.

Het woord was hierna opnieuw aan den rapporteur, Prof. Hepp. Als er voorstellen zijn dan brenge men die aan de rapporteerende commissie, die ze dan nader bezien kan. Spr. hangt niet aan een bepaald voorstel.

Hierna beantwoordde Prof. Hepp nog een enkele opmerking. Dr Dijk heeft spr. verkeerd begrepen, toen hij leedwezen uitte over het slot van spr.'s vorig betoog, waarom spr. dit nader verduidelijkte. Boven de liefde tot de personen, waarvoor spr. alle respect heeft, gaattoch de waarheid.

434 D s W. H. V. d. V e g t diende hierna een nieuw voorstel in, luidende:

De Generale Synode,

gehoord het voorstel van Dr A. D. R. Polman en Ds W. H. V. d. Vegt, ,

gelet op het feit, dat er in onze kerken meeningsverschillen zijn gerezen, die door allerlei oorzaak onrust hebben verwekt,

besluit tenminste 7 deputaten te benoemen, aan wie wordt opgedragen een onderzoek in te stellen naar de zakelijke beteekenis dezer meeningsversehillen en van hun arbeid rapport en advies uit te brengen aan de e.v. Generale Synode.

De elfde zitting.

In 'de op Vrijdag 11 September g-eihouden elfde zitting heeft de voorzatter, Ds J. L. Schouten, medegedeeld, dat de commissie die met de acht voorstellers het derde voorstel van Br A. D. R. Polman ca. zou bezien, met haar werk nog niet gereedkwam, maar een gemeenschappelijk voorstel hoopt te doen in de zitting van Dinsdag 22 Sept. a.s.

Dfe voorzitter deed vervolgens mededeeling van de be- . sHssing van Dr K. Dijk door hem in de geheüne zitting van Donderdagmiddag medegedeeld, n.l. dat hij de benoeming tot hoogleeraar aan de Theol. School te Kampen heeft aangenomen, nadat in onderling overleg met jProf. Dt K. Schilder ruiling van een vak heeft plaats f gevonden. Dr Schilder zal nu de geschiedenis der phif losophie doceeren en Dr Dijk neemt van hem de symboliek over.

De praeses uitte zijn blijdschap over deze beslissing en sprak de hoop uit, dat de arbeid van den nieuwen hoogleeraar de opleiding tot zegen zal zijn.

D r G. K. S c h oi e p van Dto Haag rapporteerde over een voorstel van de Part. Synode van Gelderland, die de Generale Synode wU doen bepalen, dat bij emeriteering ter oorzake van ziekte de onbekwaamheid tot de uitoefening van den dienst zal moeten blijken uit een verklaring van twee bevoegde deskundigen van wie één is aan te wijzen door den belanghebbenden predikant en één door den betrokken kerkeraad, terwijl bij geschil een derde door de betrO'kken classis kan aangewezen worden. De rapporteerende commissie stelde voor, dat een ajts zou worden aangewezen door den predikant en de andere na goedkeuring van den kerkeraad. De Synode ging niet mee maar vereenigde zich met 36 tegen 18 stemmen met het voorstel-Gelderland.

De heer W. Roozeboom van Scheemda rapporteerde hierna over het rapport van het moderamen van de vorige Generale Synode van Middelburg en over het rapport van den assessor van de vorige Synode. Het finantieel verslag van de Synode van Middelburg wijst een totaal-cijfer aan van f24.044.22 en een batig saldo van f395.76. Moderamen en assessor werden van hun beheer gedechargeerd. Dezelfde bracht ook rapport uit over het rapport vaji de classis Dfen Haag die is aangewezen tot het uitschrijven van nationeile bededagen. Het rapport werd goedgekeurd en de classis opnieuw voor het uitschrijven van bededagen aangewezen.

Over' het verzoek van de altreformierten Kirchen Deutschlands om te willen overwegen of aan de D> uitsche theologische studenten dezer kerken, die zich voor hun ^.'candidaatsexamen voorbereiden, toegestaan kan worden af en toe in de gemeenten, die zulks wenschen een stichtelijk woord te sipreken, rapporteerde Ds F. G. M e ü s t e r. Gezien de buitengewone omstandigheden willigde de Synode het verzoek in.

Over het werk van het comité Grosheide-Schouten (overvloed van werk en werkkrachten in de Geref. Kerken) rapporteerde ouderling R. Zuidema van Goes. De commissie spak als haar oordeel uit, dat voor dit werk geen collecte behoeft gehouden, maar een krachtige opwekking moet uitgaan tot de kerken dit werk te steunen, terwijl zij de initiatiefnemers dank betuigt.

Na discussie waaraan deelnamen DsH. Meijering, Prof. Dr F. W. Grosheide, Prof. Dr K. Schilder, Prof. DrG. Gh. Aaldersen ouderling J. M a n n i van Rotterdam, vereenigde de Synode zich met de conclusies, er een vierde bijvoegend, waarin aan 'het comité verzocht wordt zich bij e.v. grensgevallen met de deputaten naar art. 11 der Kerkenorde (hulpbehoevende kerken en personen) te verstaan.

Vervolgens kwamen verschillende zendingszaken aan de orde.

DsA. Scheele van Kapelle-Biezelinge rapporteerde over de samenwerking van zendingsdeputaten met de zendende kerken van Heeg, Utrecht, Amsterdam, Deltt en Rotterdam. Na bespreking der conclusies, waaraan d^eluamien de leden Ds W. H. d e n H o u t i n g en D s W. Breukelaar, werden ziji aangenomen.

Over het voorstel van de zendende kerk van Middelburg rakende de studie tot voorbereiding voor den miss. dienst en over de herziening der Zendingsorde rapporteerde Ds S. ld erna. Aan de gedaohtenwisseling namen deel Ds A. S c h e e 1 e, D s A. P o s, D s J. L. Schouten. De Synode vereenigde zidh met de voorgestelde conclusies. Over de kerken van Batavia, Soerabaja, Medan en Djokja rapporteerde Dg P. Hekman waarna Prof. Dr G. M. den Ha r t og h rapporteerde over de positie van den docent aan de opleidingsschool in Indië. Hierna werd de behandeling der zendingsaaken stopgezet, 's Middags werd comité-generaal gehouden, waarna de Synode tot 22 Sept. a.s. uiteenging. ! i

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

Generale Synode der Gereformeerde Kerken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's