GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee lijnen.

In de PersSohouw van „De Reformatie" van 3 Juni 1938 Tiomt een groot citaat ivan een artikel van Dr Zuidema uit Indië ivoor, dat Dr K. J. Popma te Apeldoorn te voren reeds geleaen, had, en waarin 'hij' een zeer storende drukfout ontdekte, die hij niet corrigeeren kon. Daarom schreef Dr Popma aan Dr Zuidema zelf, die hem per omgaand© antwoordde. Aan zijn schrijven, waarin hij de fout in quaestie een „zin-vernietigende fout" noemt, ontleent Vr Popma hier den zin, zooals hy moet 'ziJn. Het is de laatste zin van de voorlaatste alinea. Ik schrijf den door Dr Zuidema gecorrigeerden zin af, em spatieer daarbij de woorden, die er op aan komen.

„De tweede daarentegen acht het feit van de onpersoonlijke menso'helijke natuur van den Christus van zulk een befang, dat, ooik al ware Hij w è 1 langs bovennatuurlijkeni weg ontvangen, H ij desondanks, zoo Hü maar een persoonlijke menschelijke natuur bezat, evenals Adams natuurlijk© nakomelingen in de erfschuld van het menschelijk geslacht zou deelen." Wij danken Dr Popma ten zeerste.

Terug naar het oude.

Ds C. Veenhof neemt in het „Kerkblad van Haarlem en omstreken" een artikel over van den ouden Ds Gispen. Eerst teekent hij den tijd, waarin het geschreven werd:

Dr Kuyper stond op het toppunt zyner theologische werkzaamheid. Zijn ideeën begonnen door te werken. Maar — heftig was ook het verzet tegen hem. Groot het wantrouwen. Zijn wijize van voorstellen, zijn taal, zijn aanpak der dingen was zoo anders dan men gewoon was. Men wist niet goed wat men aan hem had. En zoo kwam het tot wantrouwen; men trok zelfs zijn gereformeerd-ziJn in twijfel. Zoo gaat het altijd als een reformatorische actie opkomt en doorwerkt. Het duurt eenigen tijd voor doorzien is, dat het inderdaad deschriftuurlijke gedachten zijn, die worden gepropageerd en geconcretiseerd in het leven van den tijd, waarin men staat. Uit het breede artikel nemen we dit over:

Het oorspronkelijke leertype van de oudste Gereformeerden is thans slechts nog weinigen bekend. Aan bronnen-studie kan het volk niet doen, en ook de predikanten niet, dan alleen inj groote uitzondering. De oude, beproefde waarheid is voor het volk nedergelegd in de geschriften van Brakel en Van der Kemp. Bij opkomende geschillen gaat het volk naar zijn Brakel en Van der Kemp. De oudste schrijvers kent het nauwelijks Wj name, en hunne geschriften, veelal in het Latijn geschreven, zijn gesloten boeken voor het volk. Zoo ontstond er in de werkelijkheid een tweeërlei theologie; eene populaire en eene weten- Eohappelirke. En dat niet sedert vandaag of gisteren, maar reeds bijna twee eeuwen lang. Toen Comrie opstond en een theologie poogde op te bouwen naar het oorspronkelijke type, ondervond hij de felste bestrijding. En zoo is het voorwaar niet te verwonderen, dat nu in onze dagen door velen als een nieuwe leer wordt veroordeeld, wat toch zoo oud is als de reformatie zelve.

Ds Veenhof geelt hierna een onderschrift, dat Dr A. Kuyper plaatste onder het stuk van Ds Gispen:

De opmerking is te juist, om er de toelichting van af te snijden.

Metterdaad, al de moeilijkheid ligt in het feit, dat we van a Marck thans weer op Calvijn en op onze Martelaren teruggeian. Zelf besluit hij:

Het ia zeer belangrijk, want ook nu is de achtergrond van de theologische geschillen de worsteling van de reformatorische gedachten tegen de verwording ervan door de scholastiek uit de na-reformatorische dagen.

Stanley Jones.

De heer T. van Popta schrijft in „IJmuider Kerkbode" Iets over het boek van Stanley Jones: „Aan ons de beslissing", over welk werk in ons blad reeds eerder werd geschreven. Schrijver komt tot deze slotsom:

Wanneer we dit boek le2sen, dan zien we dat S. Jones vrijwel bij het modernisme is aangekomen. Hij ziet in het koninkrijk Gods een aardse vorm van samenleving. Maar dit is fout. Het koninkruk Gods, dat in Mattheus Koninkrijk der hemelen genoemd wordt, terwijl Lucas spreekt van het koninkrijk Gods, dit koninkrijk is in de eerste plaats geestelijk van aard. Jezus heeft gezegd: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Het koninkrijk Gods is binnen in ulieden. Het koninkrijk Gods is een eeuwig koninkrijk, dat uit d« hemel op aarde zal nederdalen na de jongste dag.

Nu heeft dat koninkrijk der hemelen ook zijn aardeopenbaring in de kerk van Christus. In die kerk zijn de gelovigen broeders en zusters. Dtaar oefenen zij de gemeenschap der heiligen.

Maar deze kerk treedt niet in de plaats van het gezin en stelt ook niet het gezin in de plaats van het maatschappelijk leven.

Het Woord dat de Kerk verkondigt, is geen maatschappijleer, maar het is het Woord der zaligheid. Stanley Jones beweert, dat de Christenen de woorden van de H. Schrift hebben vergeestelijkt.

De waarheid is, dat de beloften des Evangelies geestelijk van aard zijn, maar S. Jones gaat alle woorden vermaatschappelijken.

Jezus heeft gezegd, dat Hij gekomen is om den armen het Evangelie te verkondigen, om gebrokenen van harte te genezen, om gevangenen te prediken loslating en den blinden het gezicht t© geven. Dat alles gaat S. Jones maatschappelijk aanduiden. Armen dat zijn 'de economisch armen, gebrokenen van hart zijn lichamelijk zieken, gevangenen zijn degenen, die gevangen zitten onder de maatschappelijke verhoudingen, de blinden zijn, die in hun zintuigen getroffen zijn.

Voor diegenen is Jezus gekomen. Zo wordt het Evangelie tot een maatschappijleer gemaakt.

Wanneer wü daartegenover zeggen, dat het Evangelie een geestelijke boodschap brengt, dan ontkennen we niet, dat het Evangelie ook eisen stelt voor het maatschappelijk leven. Er waren vrouwen die Jezus dienden van hun goederen. Zij bleven dus eigenares van hun bezittingen, maar zij geven er van tot onderhoud van Jezus on ZiJn discipelen. Dat was toen de kerk. Na de Pinksterdag hebben de apostelen het werk voortgezet en toen was het de plicht van de gemeenteleden om voor de apostelen te zorgen en voor allen, die hun leven wijden aan de dienst des Evangelies. Die plicat ia er nog.

En de bezitters van land verkochten het en brachteiï 'het aan 'de apostelen, die het aan de armen uitdeelden. Uit dit gebruik is voortgekomen de instelling van het diakenambt en het is nog d© plicht van de gemeente 'des Heeren om de diakenen van het nodige te voorzien voor het onderhoud der armen. Nimmer is de eis gesteld van een communistische huishouding.

Nu is het merkwaardig dat we S. Jones eu zijn aanhangers over dit door de apostelen ingestehle 'diakenambt bijna nooit 'horen spreken. En toch, dit is de maatschappelijke arbeid, die aan het koninkrijk der hemelen in zijn aardse verschijningsvorm uitdrukkelij'k is opgelegd.

Kwam het van de lange preek?

Men kent het verhaal uit Handelingen van Eutyches, die onder de preek in slaap viel en neerstortte. Gewoonlijk wordt dit aan de lange preek van Paulus toegeschreven. Ds A. G. Barkey Wolf evenwel schreef in „Timotheüs":

Weet u dat zeker? vraagt Prof. Blair. Weet u zeker, dat deze gewone traditioneel© opvatting de juiste is? Hij vraagt: „maar waarom die overbodige vermelding in 'den Bijbeltekst, dat er „vele lichten" in de opperzaal waren? " Dat is niet overbodig, zegt hjj, maar dat is eenvoudig de medische vakman Lucas, die in zijn verslag onwillekeurig de oorzaak er biJ voegt. En •die oorzaak was: de lichten. Die lichten waren olielampen, riekend en walmend; en men kan zich de bedorven lucht in die overvolle kamer voorstellen, naarmate de nacht verstreek. De verwarmde lucht uit de kamer ging in een voortdurende stroom het open venster uit en de giftige dampen brachten Eutyches langzamerhand in een staat van coma. Ik heb een dergelij'k geval zien gebeuren bij een dame, die in een overvolle kerkzaal naast een gasradiator zat, welke niet geheel in orde was.

Aldus de professor en ik neem zijn verklaring van Eutyches' slaap gaarne over. Niet, zooals sommige menschen misschien denken, om te zeggen: dus, sprekers op de kansels, bekommert u maar niet cm den tyd! Maar om te zeggen: Past op, verzorgers van kerkgebo'uwen, commissies van beheer, kosters en dergelijken, past op.

Ik citeer dit stuk niet om de oorzaak van dien slaap te vinden, doch om een schijnargument voor de steeds verder gaande inkrimping van den kerkdienst te verliezen.

Een testament.

In het „Gerei. Kerkblad van Leeuwarden" komt een ingezonden stuk voor van den heer L. Runia, die wijst op de quasi-neutraliteit van sommige begralenisvereenlgingen. Van een daarvan las hij een propagandageschrift, waarin volgend poëem voorkwam:

TESTAMENT. Als 't leven mij niet meer doorstroomt En in den tijd verglijdt, En al mijn droomen zijn gedroomd In onbevredigdheid, Als 't kille lijf, in schijn van rust. Niet meer op antwoord wacht. Als mij de dood heeft weggekust In eindelooze nacht. Dan blijft als rest van heel mijn zijn, Van al mijn vreugd' en leed, '~Van stille, ongekende pijo: Het uiterlijke kleed. Als 't moede oog is uitgeschreid, Mijn handen stil vergaan, Als 'k van mijn eigen last bevrijd, Getroost ben heen gegaan, Wil dUn Uw laatste hulp© biên, Bij 't bergen van 't gewaad. Dat is geen „zaak" voor „handelsliên", Maar een gemeensohapsdaad ! Geen wonder, dat de inzender zulke neutraliteit gevaarlijk acht.

Plaatselijke filmkeuze.

Ds F. Tollenaar schreef in „Geref. Kerkbode van Den Helder" over de bekende en beruchte film „Grazige Weiden". Tegen de opvoering was door enkele kerkeraden bezwaar ingebracht; de burgemeester verklaarde, onmachtig te zijn om de vertooning tegen te gaan; en vervolgens lezen we, dat de exploitant, de heer Van Twisk, op de gedachte kwam, de inwoners der stad zelf te laten stemmen over de film in kwestie. Hoe dit toegegaan is, blijkt uit het volgende:

Toen reeds bleek echter, dat de heer Van Twisk er toch eigenlijk wel wat voor voelde deze film te vertoonen, want hij liet op dat strooibiljet alleen voorstanders van deze film aan het woord, de Moderne Ds J. B. Aris en Pater J. Th. Welter. Daaruit zou men den indruk kunnen krijgen, dat de meening over 'deze film algemeen gunstig was. De heer Van Twisk had echter kunnen weten, dat er ook tegen deze film

Wat zijn Independenten?

Nu heeft de heer Van Twisk alleen als eisch gesteld, dat er schriftelijk moest gestemd. Verder niets. Toen de heer Van Twisk merkte, dat het met „ja" stemmen niet zoo vlot liep, heeft hij de voorstanders nog eens extra in een advertentie opgewekt, om toch voor te stemmen. Van ohristelijte zijde heeft men de moeite genomen lijsten te doen oirculeeren. Dat was volgens de condities niet verboden. Er werd niet geeischt, dat men ieder apart op een briefje moest stemmen. Alleen op deze wijze wisten de tegenstemmers ongeveer hoeveel stemmen werden uitgebracht.

De uitslag was dan ook 708 ja-stemmen en 2021 neen-stemmen. De uitslag was verpletterend voor de film.

Wat doet de heer Van Twisk, nu hij het spel verloren heeft? Heel eenvoudig trekt hij die 1368 stemmen op de lijsten uitgebracht af, want die noemt hij ongeldig. Die waren verkregen uit opgehaalde stemmen ! Waar was bepaald, dat die stemmen niet mochten worden opgehaald ? De grond, waarop de heer Van Twisk zich baseert, is al heel fraai. Hij schrijft: „Als de ja-stemmers ook een lijst hadden laten cirouleeren, twijfelen we niet, of zij hadden leenige duizenden stemmen meer bereikt". Zijn daarom die neen-stemmen ongeldig?

De heer Van Twisk is hier aan het fantaseeren. Wij kunnen evengoed beweren, dat hij die duizenden stemmen nooit bij elkaar gekregen had. We kunnen den heer Van Twisk verzekeren, dat de neen-stemmers niet verkeerd zijn ingelicht en zijn trucje

om hen naar de Bioscoop te lokken zal niet opgaan. Wat zijn Independenten?

In verband met de qualificatie, die „De Heraut" gaf van het standpunt van Prof. Greijdanus, verdient onderstaande opmerking van den heer J. v. Dijk in „Leeuwarder Kerkbode" de aandacht:

Een P r e s b y t e r i a a n s c h e kerkregeering is een kerkregeering, waarbij het gezag van de presbyters (d. w. z. Ouderlingen) het eenige •gezag en het hoogste gezag is. Dat is dus het gezag van den Kerkeraad.

Daar staat geen gezag boven. Deze kerkregeering erkennen we, in onze Gereformeerde Kerken, als van Christus verordend. Daar bestaat dan ook in onze kerken geen gezag dat den Kerkeraad dwingen kan. Hier tegenover staat de h i ë r a r c h i s c h e

kerkregeering. Bij een hiërarchische kerkregeering zijn wel hoogere en lagere ambten; en zijn de lagere ambtsdragers verplicht, zich te onderwerpen aan de bevelen der hoogere. Zoo is het in de Roomsch-Katholieke kerk.

Moet de kerkeraad doen, wat de classis b.v. oplegt; en de classis weer doen, wat de Synode beveelt, dan noemen we dat ook hiërarchie. Wij achten dit in strijd met wat Christus leert dooi Zijn apostelen.

Independent en gaan nu echter zoo ver, dat ze het ambt in de plaatselijke kerk ontkennen en leeren, dat de verschillende kerken, ook al komen ze in de leer met elkaar overeen, niets met elkaar te maken hebben; zij hebben zelfs geen geloofsbelijidenissen; en daarom ook voor het gemeenschappelijk samenleven, geen kerkenorde, door allen gezamenlijk opgesteld. Maar ook dat druischt weer in tegen de Schrift, waarin we b.v. lezen, dat op de vergadering te Jeruzalem verordeningen werden opgesteld, opdat al de kerken daarnaar zouden handelen.

Vereeniging en Kerk.

De algemeene vergadering van de „Vereeniging van Vrijzinnige Hervormden in Nederland" is belegd op 14 en 15 Juni a.s. te Arnhem. Uit den beschrijvingsbrief namen we kennis van een voorstel van het hoofdbestuur, dat als volgt luidt:

Art. 8 van de Statuten en het Huish. Regl. te wijzigen zodat gelezen worde:

„.... om de twee jaar één of zo nodig twee hunner aftreden".

Art. 9 van het Huish. Regl. te wijzigen zodat gelezen worde:

„De assessoren vervangen zo nodig de andere leden van het Dag. Bestuur. Indien er geen assessoren zijn, die deze fimcties kunnen waarnemen, wijst het Hoofdbestuur uit zijn midden een vice-voorzitter, vice-secretaris en vice-penningmeester aan".

Bij dit voorstel is volgende toelichting gegeven:

Het Hoofdbestuur is van oordeel, dat de leiding der beweging in voortdurend contact' moet kunnen staan met theologische, kerkrechtelijke en organisatorische „experts". De ervaring met de Commissie terzake van de beginselverklaring en inzake de Reorganisatie heeft het doeltreffende van zodanig contact en beraad bewezen. Het Hoofdbestuur achtte het echter niet voldoende telkens bij voorkomende gelegenheden een speciale commissie te benoemen, maar ziet meer winst bij een permanente Commissie van Bijstand en Beraad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's