GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Drie houdingen".

Dhr C. G. Ottevanger schrijft in „Geref. Kerkbode van Mussel":

Vroeger hebben Redactie en onderget. geschreven over de „beroering in onze Kerken". Over de „dreigende deformatie" van Pi-ot Hepp, en over de voortgaande reformatie, die wij zagen: We hebben getracht, èn in artt. in dit blad èn op een openbare vergadering van onze Mannen- en Vrouwenvereeniging een overzicht te geven van, en inzicht te verkrijgen in hetgeen in onze Kerken gaande was.

Daarna hebben we over deze zaken meest 't stilzwijgen bewaard. Omdat de algemeene toestand, weinig veranderde. Omdat de strijd meest ging over afgeleide kwesties, en de plaatsruimte in ons blad niet gedoogde deze — wat toch voor recht begrip zou noodig zijn — ieder afzonderlijk breedvoerig toe te lichten.

Ook in de strijdwijze is geen verandering te bespeuren. Of 't moest zijn, dat ze van de zijde van Prof. Hepp en enkelen zijner medestanders tot nog lager peil is gedaald.

Wat het meeste ergert is de zeer hoogmoedige en farizeeuwsche houding, welke steeds door Prof. Hepp wordt aangenomen. En welke dan gecamoufleerd {= verhuld) wordt door een zeer vaderlijken en genadigen toon. Schijnbaar toegevend als van een wetenden vader tegen onkundige, onmondige kinderen, 't Welk dan nog door enkele volgelingen door dik en dun wordt verdedigd.

„Credo" levert vele voorbeelden, „De Reformatie" de bewijzen hiervan.

Steeds weer beschuldigingen van afwijking der Gereformeerde lijn — geen notitie nemen van de gegeven verdediging. Meest, z.g.n., om „niet persoonlijk" te worden, geen noemen van namen, — toch zoo, dat ieder, die eenigszins „bij" is, direct de personen kent.

Geen polemiek — maar gedurig wèl, als de Prof. meent de vingers er tusschen te kunnen krijgen. Onjuiste en verwrongen voorstellingen van 't geschrevene — geen verbetering als de onjuistheid wordt aangetoond. Oude theologen worden aangehaald en citaten gegeven, als ze voor eigen standpunt gunstig lijken •— als hier breedvoerig met weerleggende citaten op wordt ingegaan, heet dit „geleerdheidsvertoon". Ruime uitstalling van goedheid en zachtheid —• maar tè wreeder wonden de afgeschoten pijlen.

Op één punt is gelukkig verandering te constateeren: uit de kerkelijke pers blijkt duidelijk, dat bij velen een kentering in de beoordeeling is gekomen. En hierin meer rechtvaardigheid en waarheid wordt betracht. Om zóó den werkelijken vrede te dienen.

Tot onzen spijt kunnen we dat nog niet zeggen van de leiding van onzen Gereformeerden Jongelingsbond. Terwijl dit toch voor de vorming en voorbereiding onzer jongelingen zeer noodig was. En verkeerde voorlichting voor de verhoudingen in de toekomst zoo funest kan werken.

In één der laatste nummers van het „Geref. Jongelingsblad" wordt de nieuwe leiddraad voor Vaderlandsche Geschiedenis besproken.

En dan wordt gezegd, wat die leiddraad als de taak der vereenigingen noemt. Aldus: „Drie houdingen zijn hier mogelijk.

a. Met Kuyper zijn we compleet, hij heeft uitgemaakt, hoe het is en behoort te zijn. Wij moeten excerpeeren en repeteeren.

Dat is de houding van LUIE MENSCHEN. b. Kuyper wist het ook niet altijd. Hij is met zichzelf in tegenspraak enz. Wij moeten zijn werk van steeds meer critische noten voorzien.

Dat is de houding van EIGENWIJZE MENSCHEN. c. Kuyper's werk is een erfenis, maar ook een program. Wij moeten bouwen en veroveren, wij moeten zijn werk leerèn kennen.

Dat is de houding van GEREFORMEERDE MEN­ SCHEN".

Ik stel, als oud-lid onzer J.V., die veel in den Bond in verschillende functies heb gewerkt, zeer veel belang in onzen Gereformeerden Jongelingsbond. Oók in de Leiddraden, waarbij ik nauw betrokken ben gegeweest, en waarin ik óók getracht heb, in de historie het spoor van het Calvinisme te wijzen. En, naar ik meen, óók echt „progressief-Gereformeerd".

En daeirom vind ik het zoo bitter jammer, dat in het Blad en zelfs in een Leiddraad zulk een houding wordt aangenomen.

Want we behoeven gerust, in de tegenwoordige situatie en na al de bekende beschuldigingen en verdachtmakingen, niet te vragen, WIE onder punt b. bedoeld worden. Dat zijn natuurlijk de mannen van „De Reformatie", en de „baardelooze jongelingen" van „Pro Ecclesia". Dat zijn de „EIGENZINNIGE" menschen.

Ze vrorden niet genoemd, neen! Maar dat is van die zijde een veel gevolgde manier. Mocht men nog twijfelen, dan wordt 't wel duidelijk door de wijze waarop Prof. Hepp deze uitlating exploiteert en exegetiseert. Hij neemt dit stuk in „Credo" over, en zegt dan o.a.:

„Zóó worden onze Jongelingsvereenigingen een prachtige kweekschool voor echte Calvinisten."

„hier wordt gesproken over een leiddraad voor de Vaderlandsche geschiedenis. Doch dit program heeft wijder strekking. Wordt het uitgewerkt, dan gaat het progressief Gereformeerde een schoone toekomst tegemoet."

Vergelijk maar, wat de Professor in hetzelfde nummer van „Credo" in een artikel: „Ons Kerkelijk leven onder de regeering van Koningin Wilhelmina", schrijft:

„Weer worden Kuyper en die hem eens steunden, en nu nog steunen door den arbeid in zijn lijnen voort te zetten, aangevallen. Weer zijn leeren aanhangig welke aan Schrift en belijdenis volgens het besluit der jongste Synode behooren te worden getoetst. Weer worden evenals voor 40 jaar personen en zaken niet uit elkaar gehouden en wat toen aan het debat zulk een onverkwikkelijk ei^ onbroederlijk karakter bezorgde, wordt thans, zij het met andere qualificaties, gerepeteerd. Wie zich beijvert alle persoonlijkheden er buiten te houden, wordt zóó geprikkeld — ik geef dit niet als officieel relaas, maar als eigen opinie —, dat hij veel genade van zelfbedwang noodig heeft om niet op het spoor van zijn opponenten, maar dan in tegengestelde richting, zich te bewegen."

„Veel zal ik er hier niet van zeggen. Ik spreek over geen vreemde dingen", zegt Prof. Hepp in dit artikel. Wij zeggen hetzelfde!

Hier is weer een duidelijk staal van zijn strijdwijze. Een voorbeeld van ongeveer alles, wat we daar straks opnoemden.

„Dit program heeft WIJDER STREKKING"! Ja, zeker! De bond moet gespannen voor zijn strijdwagen! Met „dit program" in „WIJDER strekking"!

WELK PROGRAM? ? KUYPERS program? — De leiddraad zegt: „Kuyper's werk is een erfenis, maar ook een PROGRAM". We wilden, om veellieis, dat het zóó ware! Dan zouden we het er ALLEN MEE EENS ZIJN!

Maar, Prof. Hepp bedoelt DIT NIET! Uit al wat we aanhaalden is overduidelijk, dat voor hem HET program van WIJDER strekking is: de bestrijding van „De Reformatie" c.s. Als de Geref. Jongelingsbond DAARAAN wil meedoen, „dan gaat het progressief Gereformeerde een schoone toekomst tegemoet". DIT noemt Prof. Hepp een „UITNEMEND program"! En dat „uitnemende" zal dan zeker vooral zitten in de TEGENSTELLING tusschen b en c!

Maar — die tegenstelling ACCEPTEEREN WE NIET! En, ze BESTAAT OOK NIET!

We laten ons, krachtens die tegenstelling den naam van „Gereformeerde menschen" niet ontnemen! b., (mits goed verstaan!) ene. zijn voor ons een EENHEID! b. wordt streng veroordeeld! „Eigenwijs"! Laten we zien.

„Kuyper wist het ook niet altijd". — Uit de veroordeeling moet dus volgen: „Kuyper wist het WEL altijd!" — Neemt men dit voor zijn rekening?

„Hij is met zichzelf in tegenspraak". — Uit de veroordeeling moet dus volgen: „Hij is NOOIT met zichzelf in tegenspraak"! — Zal men dit kunnen volhouden?

„Wij moeten zijn werk van steeds meer critische noten voorzien." — Uit de veroordeeling volgt vanzelf: „NOOIT mag op Kuyper critiek geoefend!" — Durft men dat werkelijk uitspreken? We kunnen deze 3 vragen gerust met: „NEEN" beantwoorden. Maar — wat betéékent dan toch deze gefantaseerde tegenstelling? Wat wil men er dan toch mee?

De geschiedenis van den laatsten tijd maakt het wel duidelijk. Die tegenstelling is alleen weer GE­ MAAKT, om te suggereeren: die „EIGENWIJZE" menschen meenen boven Kuyper te staan! Ze volgen hem niet — ze eeren hem niet — ze kennen hem niet! 't Zijn GEEN „GEREFORMEERDE menschen", zooals wij!

Men wordt moede, dit beweren tegen te spreken!! 't Is feitelijk ook niet noodig. Al wat die „eigenwijze" menschen gesproken en geschreven hebben, getuigt er tegen. Laten we alleen maar de „Kuypemummers" van „De Reformatie" en „Pro Ecclesia" in herinnering brengen!

't Is weer hetzelfde wat gedurig weer terugkeert: — Als van DEZE zijde op iets van Kuyper critiek v/ordt uitgeoefend, zijn ze „EIGENWIJS"! Als het van GENE zijde gebeurt, zijn ze „PROGRESSIEF GERE­ FORMEERD"! En dat is, kortweg en duidelijk gezegd: een misleidende, een valsche voorstelling!

We hopen en bidden, dat onze J.V. een prachtige kweekschool voor echte Calvinisten moge blijven! Maar — dan moet geen onwezenlijk, onwaarachtig „program" worden „uitgewerkt"! Maar — dan moet onzen jongens 'óók een echt Calvinistische strijdwijze geleerd worden!

Want — anders gaat het écht progressief Gereformeerde een donkere toekomst tegemoet!

We hebben ons niet over elk woord van het bovenstaande uit te spreken. Wel verklaren we, met de strekking er van ons te vereenigen. Ook wij haalden onze Behouders op, toen we b. en c. uit het citaatje van het

„Jongelingsblad" met elkaar vergeleken. Het blad schijnt niet te begrijpen, dat het een heel verschil maakt of iemand achteraf ontdekt, dat de „critische noten" op Kuyper's werk steeds meer worden (hetgeen dan, als hij gelijk heeft, op studie en nadenken wijst), dan wel of iemand bij voorbaat verklaart, dat er steeds meer critische noten komen moeten. Dit bij voorbaat te verzekeren, is inderdaad eigenwijs; maar het zich afmaken van de achteraf gebleken noodzaak ervan maskeert in veel gevallen... eigenwijsheid. Het „Jongelingsblad" komt nog niet in alles mee; maar het komt wel in orde, al duurt het wat lang.

Onze school met den BijbeL

In „Ons Kerkblad" schrijft onder het officieel gedeelte van Voorburg H. als volgt:

Vele gevaren bedreigen de school met de Bijbel. Ik denk dan niet in de eerste plaats aan de gevaren van overheidswege, waardoor de laatste jaren de subsidies werden verlaagd en de leerlingenschaal verhoogd, zodat personeel moest worden ontslagen en 'tbestaan van vele scholen in ons land werd bedreigd. Ik denk ook niet aan de propaganda, die van de Nationaal-socialistische zijde wordt gemaakt voor de ene „Neutrale" Staatsschool. Andere verschijnselen vragen onze aandacht. Zo zien we enerzijds dat „Volksonderwijs", d.i. de Openbare school, met geweld het verloren terrein tracht te herwinnen. De propaganda ontziet zich niet om in v/oord en geschrift de Christelijke school als sectarisch aan de kaak te stellen, terwijl men tevens tracht door wat godsdienstonderwijs de school met de Bijbel te imiteren. Anderzijds ziet men echter dat vele niet-godsdienstige ouders om allerlei redenen hun kinderen toch naar de Christelijke school zenden. En hoewel we dit laatste niet gaarne zouden beletten — het betreft immers meestal gedoopte kinderen — toch is dit niet geheel zonder gevaar. ; , De school aan de ouders" moet maar niet alleen een leus zijn, maar werkelijkheid.

Wat de neutraliteit bij de nationaal-socialisten beteekent, zien we wel aan Duitschland. Trouwens, ook om wat we verder hier lezen, verdient dit stukje blijvende attentie.

Een stem uit Zuid-Afrika inzake het debat Piof. Greljdanus en Dr M. Bouwman.

In „Die Kerkblad" schrijft de redacteur Ds J. V. Goutzée :

Om 'n voorbeeld te noem: 'n skrywer oor die geref. kerikreg maat die bewering dat lede van meerdere vergaderingte hul reg om op sulke vergaderings sitting te neem en hul magsbevoegdhede ontleen ook aan hul amp en nie alleen aan die feil van hul afvaardiging deur diegene wat huUe stuur nie. 'Maar van 'n sittingsreg op meerdere vergaderings wat aan die amp ontleen sou word, weet ons Kerkorde niks nie. Dié ken geen lede van meerdere vergadering» wat daar kragtens hul amp irerskyn nie, maar alleen afgevaardigdes of deputate. So 'n uitspraak van 'n beoefenaar van die geref. kerkreg, soos bo genoem, ite alleen sy persoonlike gevoele 'en hesit geen regskrag in die samelewing van die kerke in verband nie.

Ook kan die antwoord op die vraag na die magsbevoegdheid van meerdere vergaderings nie gevind word deur in die lig te stel hoe daar in die iverlede gehandel is in voorkomende kerklike sake en prosesse nie. Hoeveel lig daar ook al uit die behandeling van sake op kerklike vergaderings in die verlede mag voortkom, gee dit tog nog a'lleen nie uitsluitsel op die hogeistelde vraag nie. Want kerklike vergaderings is ook niet onferHbaar nie. Hul besluite mag en moet ook getoets word aan die Woord van God en aan die Kerkorde. In wat Dr van Lonkhuyzen ge- Sikrywe het in „Geref. Theol. Tydschrift" van April 1933 sit wel enige waarheid: „Noem mij^ een krommen stap op kerkrechtelijk gebied, welken ook, en fk zal di'en met een beroep op de practyk der vaderen iverdedigen."

Hiermee wil natuurlik nie gesê wees dat die praktyk van 'die vadere waardeloos sou wees nie. Allermins. Maar alïeen dit 'dat, hoewel dit geraadpleeg mag en moet word in voorkomende gevalle terwiUe van die skat van informasie wat dit ons bied, tog mag die praktyk van die vadere nie die laaste woord spreek in die (beantwoording van die vraag na die magsbevoegdheid van meerdere (vergaderings nie. Alleen die Kerkorde kan uitsluitsel gee oor die vraag: watter magte het die gesamentlike Kerke waf met mekaar 'n kerkverband afgesluit 'het, aan die meerdere vergaderings toegeken?

Gezonde taal, waarmee in Nederland meer moet

gerökend worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's